30 september 2006

Last

Het moet erg zijn in ons land... Ik zag het net nog op een affiche van een ijverige lokale liberale kandidaat: bovenaan een foto van de man in kwestie en onderaan de woorden "lage belastingen en veiligheid". Toen ik de affiche zag, bevond ik mij op de fiets in Herent. Ik keek onmiddellijk alle kanten uit, om te zien of er allerlei struikrovers of ander geteisem op de loer lagen om mij aan te vallen. Dat bleek nog mee te vallen. Het grote aantal schreeuwerige verkiezingsborden met vooral grote koppen leek mij op die plaats zowat het grootste veiligheidsprobleem te zijn. Het is echt schrikken, zeker van sommige van die koppen. En dan was ik in de straat nog niet ter hoogte van de nieuwe woonst van de heer Hendrik/Henrik/Henri/Rik/Rikke (of whatever) Daems gekomen.

Maar misschien stoort het gezwam over die belastingen me nog meer. De voorbije dagen kregen we al een opbod in gekakel tussen de kopstukken van CD&V en VLD. Het ging blijkbaar over wie nu eigenlijk het alleenrecht zou mogen hebben om luidop te toeteren dat de belastingen in de gemeenten nooit ofte nimmer nog zullen verhoogd worden. Waarschijnlijk ben ik gewoon niet slim genoeg om de finesse van dat debat te begrijpen. Nog minder begrijp ik dat dat een media-event van de eerste orde is. Daarover worden mensen dan geïnterviewd op televisie en kunnen de commentatoren van de kranten zich nog eens lekker laten gaan.

Als de dingen zouden herleid worden tot hun ware proporties, met name een intentie of belofte van een politieke partij in de verkiezingsstrijd, dan zou het allemaal nog niet zo erg zijn. Maar het gaat hier om iets anders. Het is hier blijkbaar een cultuur geworden om belastingen als een soort 'veiligheidsprobleem' te beschouwen. Iedereen zou hier voortdurend worden bedreigd door boze geesten die de al armlastige burgers nog verder zouden willen uitpersen, en dat enkel om 'de' staat te voeden.

Ik vraag me af hoeveel mensen spontaan zouden kunnen zeggen hoeveel belastingen ze betalen in hun gemeente. En vooral of ze weten wat daar allemaal mee gebeurt. Het zal wel normaal zijn dat de meeste mensen liever zoveel mogelijk geld zelf willen houden, maar wat je ervoor terug krijgt aan publieke diensten, is toch wel indrukwekkend.

Er zijn in ons land nog altijd veel te veel arme mensen. Dat is een onrecht en zou niet mogen. Punt. Maar daarnaast mag toch ook wel eens gezegd worden dat we nog steeds in een van de rijkste landen van de wereld leven. Als je ziek wordt, kun je meestal zeer snel in medische voorzieningen van zeer hoge kwaliteit verzorgd worden. Er zijn enorme mogelijkheden om onderwijs of opleidingen te genieten. Er is een meestal behoorlijk hoge kwaliteit van openbaar vervoer. Er zijn geen noemenswaardige problemen met toevoer van elektriciteit of water. Je kunt overal goed voedsel vinden.

Maar vooral, als ik door het landschap fiets of trein, dan zie ik overal behoorlijk immense huizen oprijzen. Ik zie mensen met dure en grote auto's. Het is normaal dat mensen ettelijke keren per jaar met vakantie gaan. Als je een beetje verder kijkt dan dit eigen land, dan zie je onmiddellijk dat die levensstandaard helemaal niet normaal is. Slechts een kleine minderheid van de mensen op deze planeet leeft in zo'n luxe. En toch moet er hier nog altijd eindeloos gezeurd worden over die belastingen.

Als ik sommige mensen hoor, dan zouden ze alleen gelukkig zijn als ze geen belastingen aan de staat moeten betalen, als ze op geen enkele manier zouden moeten betalen voor dingen als huisvuilverwerking, als de toch zo vermaledijde overheid ervoor zorgt dat ze overal zonder probleem gratis kunnen parkeren, als er nooit ergens een file staat, als iedereen overal zonder probleem een losstaande woning kan bouwen, en als 'men' er ook nog eens voor zorgt dat alle mensen die 'anders' zijn gewoon uit het gezichtsveld verdwijnen. Het is zo vermoeiend...

Ik heb geen probleem met een serieus debat over het te voeren fiscaal beleid. En ik pleit ook niet noodzakelijk voor hogere belastingen. Het valt me alleen steeds zwaarder dat het discours over de veronderstelde nood aan veel lagere belastingen steeds minder wordt tegengesproken. De fictieve illusie van de universele verlaging van de belastingen is niet in het algemeen belang.

En nog een stap verder. Ik zou nog veel liever een ernstig en verantwoordelijk debat hebben over de lasten die we doorschuiven naar het milieu, naar het Zuiden en naar de komende generaties. Wie alleen kortzichtig naar het hier en nu kijkt, en op geen enkele manier zijn of haar rijke levensstijl in vraag wil stellen en geen vorm van verantwoordelijkheid voor het geheel aanvaardt, die zorgt voor een immense lastenverhoging. Zij het dan wel voor anderen... En dat is pas echt een veiligheidsprobleem.

27 september 2006

Fons

Tijd voor de herfst.

"Hoe zie jij dan het leven na de dood?" Dat vroeg iemand me ooit. "Zo gewoon weg, dat is toch niet genoeg? Heb je daar dan vrede mee?" Op zo'n momenten heb ik wel enkele woorden klaar, maar toch. Het is altijd even achterom kijken. Om te zien of ik zelf wel geloof wat ik zeg.

Verdwijnen in wie mij lief is. Dat is zowat mijn antwoord. Wat er van mijn lichaam overblijft, dat mag naar de zee. Daar hoort het thuis. Terug verenigd met de grote zee. Veilig terug naar de eeuwige beweging, waar worden en zijn niet gescheiden zijn.

Maar verder wil ik zachtjes verdwijnen in mijn geliefden. Als ze af en toe aan me denken, is het goed. Als ze soms heel even als was het door mijn ogen naar de dingen kijken, en even glimlachen, dan is het goed. Misschien maken ze soms wel een andere beweging of zeggen ze soms een zin die ze niet zouden gezegd hebben zonder mij. Zo worden mijn vluchtige sporen omarmd door een ander ik. En die geeft de eigen sporen weer door aan een ander. En zo blijf ik voor altijd, terwijl ik eeuwig verdwijn.

Ik besefte het pas door Fons. Fons was mijn grootvader. Toen hij jaren geleden stierf, heeft hij zich teruggetrokken in mij. Hij leeft daar trouwens samen met vele anderen, het is een drukke bedoening soms.

De keukenkast, en de tafel waar ik aan eet, hij maakte ze. Met zijn handen. Je ziet dat hij zijn tijd nam. Tot het goed was. Hij maakte dingen voor de eeuwigheid. Zo hoorde dat ook toen. Dingen waren bedoeld om er te zijn, niet om er zo snel mogelijk niet meer te zijn.

Ik doe het nog bijna elke dag. Even tegen het aanrecht staan leunen, en mijn hoofd laten rusten op mijn hand. Het voelt het beste aan als ik op iemand wacht. Zo stond hij daar altijd. Ik weet niet waaraan hij dacht. Hij wachtte op iets. Als ik daar zo sta, dan komt hij even naast me staan. In dezelfde houding. En dan zwijgen we samen. Het is het mooiste zwijgen dat je je kunt indenken.

Hij nam me mee op zijn vele fietstochten. De wondere wereld van een paar kilometer rondom zijn huis. Er was eindeloos veel te zien. Samen met hem ging ik kijken naar de vooruitgang. De snelweg die gebouwd was dicht bij het dorp. En vooral de bruggen dan. Ik reed altijd sneller de brug op. Hij kwam rustig naar boven, en bleef lang staan kijken. Hij had de snoepjes, meestal borstbollen, zonder verpakking in zijn jaszak zitten. Maar dat was niet erg. En thuisgekomen, dronken we babycham. Ik werd er altijd een beetje licht in het hoofd van.

Toen ik zestien was, was ik kwaad op de wereld, kwaad op wie ouder was. Wat moest ik met al die stomme raketten en kerncentrales. Ik had er nooit voor gekozen om in die wereld geboren te worden. En ik keek naar Fons. Hoe hij vol verwondering naar de dingen bleef kijken. Hij vroeg mij om hem uit te leggen wat een videorecorder was, en hij begreep het. "Wat ze tegenwoordig allemaal al niet kunnen..." Dat zei hij altijd. En ik verlangde zo naar die 65 jaar die hij ouder was dan ik. Ik wou die jaren aan mijn hoofd kunnen toevoegen. Zo zou ik de wereld gezien hebben zoals hij daarvoor was, en dan zou ik minder kwaad en bang zijn.

En nu zit hij in mij. Als ik naar mezelf kijk, zie ik hem bewegen in mij. Soms is er alleen nog de beweging. De anderen weten niet dat ze hem zien. Ze denken dat ik het ben. En dat is ook zo. Ik begin meer op hem te gelijken, naarmate hij meer verdwijnt.

Hoe mooi moet het zijn, zo te kunnen verdwijnen. Meer genoeg dan dat hoeft echt niet.

25 september 2006

Identiteit


De voorbije weken maakte ik verschillende discussies mee waarin het woord ‘identiteit’ aan bod kwam. Dergelijke discussies worden al vaak heel erg hevig, zeker in een publiek van progressieve mensen. Bestaat er iets als een culturele identiteit, en zo ja hoe ga je daar dan mee om? Progressieven zijn terecht wantrouwig tegen een begrip dat al zo vaak is gebruikt om het streven naar gelijkheid in te perken op basis van een veronderstelde ‘identiteit’, die boven de universele mensen- of burgerrechten zouden staan.

Het is goed om erg voorzichtig te zijn met dit debat, maar het is niet goed deze discussie enkel over te laten aan conservatieven of nationalisten. Het begrip ‘identiteit’ volledig negeren, of het enkel door een cultuurrelativistische bril bekijken, is geen goed idee.

Identiteit is het verhaal dat je over jezelf vertelt. Het is dus een verhaal. Het is geen genetisch kenmerk. Het is geen onveranderlijke gegevenheid. Het is zelfs geen nauwkeurig af te bakenen eenheid. Maar het is ook niet niets. Het is vluchtig, het is ‘ontsnappend’, het is steeds een beetje elders, je kunt per definitie nooit zeggen waar het begint en waar het eindigt.

Een verhaal geeft de illusie van een zekere eenheid. Mensen kunnen niet leven zonder verhalen. Het verhaal bestaat in de woorden, is dus een constructie. Wanneer identiteit mensen verbindt, dan is het een imaginaire gemeenschap.

De problemen ontstaan enkel als mensen het begrip identiteit als iets gesloten of enkelvoudig beschouwen of het gebruiken als een midden om mensen in- en uit te sluiten. Dat is wat nationalisten doen. Dus om een voorbeeld te noemen: ja, ik ben een Vlaming, maar ik ben tegelijk ook Leuvenaar, Belg, Europeaan en wereldburger. Maar tegelijk ben ik ook een deel van de gemeenschap van Nederlandstaligen over de hele wereld, deel van de groep van vegetariërs, deel van de groep van fans van Bob Dylan en Bach, deel van de groep van ex-kankerpatiënten, deel van de groep van kaalhoofdigen, en ga zo maar door. Al die dingen vormen een deel van mijn identiteit.

In politieke termen ben ik een groot voorstander van Europese burgerrechten. Mijn droom zou zijn dat we een werkelijke federale Europese structuur zouden krijgen, met een ware bovennationale politieke structuur. Een sterke Europese Unie, als een unieke post-nationale constructie, is het beste antwoord op het nationalisme dat ons in de vorige eeuwen alleen maar oorlogen en ellende heeft opgeleverd. Binnen die EU zouden er dan allemaal federale staten zijn. Al die staten en deelgebieden zijn ondertussen allemaal multicultureel. Het zijn dus allemaal mensen met een meervoudige identiteit. Het vastleggen van b.v. het stemrecht op EU-niveau zou de beste politieke uitdrukking zijn van die meervoudigheid. Dat is veel logischer dan mensen te verplichten om één nationaliteit aan te nemen. De meervoudigheid koesteren en daarmee aan het werk gaan, zonder pleinvrees, is veel beter dan gruwelijke ideeën als het oprichten van commissies die de veronderstelde ‘nationale identiteit’ moeten omschrijven en vastleggen.

Ik wil alleen maar Vlaming zijn als niemand mij zegt dat dat mijn enige of alleszins belangrijkste identiteit is. Ik wil alleen maar Vlaming zijn als dat niets te maken heeft met een ‘natie’. Ik wil alleen maar Vlaming zijn als ik tegelijk ook Belg en Europeaan kan zijn. En het Vlaming-zijn mag niet beperkt worden tot een klein clubje. Mensen die hier komen wonen, en zich inzetten voor de gemeenschap, hebben evenveel recht om mee te bepalen wat die identiteit is en moet zijn. Het is dus steeds open.

En ja, er bestaat iets als een ‘Europese identiteit’. Maar wat die is, dat kun je per definitie niet vastleggen. Europa gaf aan de wereld ideeën als de universele mensenrechten. Er bestaat iets als Europese literatuur. Maar tegelijk is het niet begrensd. Je kunt beslissen waar de EU eindigt, maar niet waar Europa eindigt. Voldoende trots zijn op de mooie dingen die in Europa tot stand kwamen, is niet fout. Maar het is even belangrijk de twijfel en de kritiek te koesteren, want ook dat zijn Europese waarden van de moderniteit. Identiteit is zo bekeken een permanent proces, van zoeken en nooit vinden, en zo hoort het ook.

23 september 2006

De boom

Het kleine meisje loopt naast me. In een immense woordenvloed vertelt ze alle belangrijke dingen. We zijn samen op weg om twee grote groene ballen te gaan halen voor een actie op het plein.

Ik vraag haar of zij veel speelplekken heeft. En ze vertelt over de tuin bij hun huis. Er zijn blijkbaar in de boom twee speciale plekken. Een daarvan is er maar pas bijgekomen blijkbaar. Ik vraag haar of er dan een boomhut is of zo in die boom.

Nee, natuurlijk niet, zegt ze. Want dat mag toch niet. Je mag toch geen dingen maken in de boom. Want die boom, ook daarboven, dat is natuur. En dat is dus eigenlijk hetzelfde als bij de mens. Want die leven allebei.

Ik vraag haar of ze denkt dat het pijn doet aan de boom als je er een nagel in zou slaan. Ze moet even nadenken, alsof ze het probeert te voelen ergens. Ik heb de indruk dat ze niet meteen een plekje in haar lijf kan bedenken waar die nagel niet al te veel pijn zou doen om op een rustige manier in haar hoofd de vergelijking met de boom te kunnen denken. Ja, zegt ze dan, ik denk het wel.

We zijn dus onderweg om twee grote ballen te halen. Hoewel ze niet allebei even groot zijn. Ik vraag haar welke bal ze het liefst zou willen meerollen, de grote of de heel grote. Toch maar de grote, zegt ze. Ik zeg: je bedoelt dus de minst grote van de twee. Ja, zegt ze. Als ze de twee ballen ziet, neemt ze toch maar de meest grote van de twee.

Op weg naar het plein nemen we een binnenweg. Waarom gaan we langs hier, vraagt ze. Ik zeg dat ik het zo mooi vind langs dat weggetje, omdat er zoveel mooie groene planten zijn. Het lijkt wel alsof je door een groene gang gaat. Dan vraagt ze of ik weet wat haar lievelingskleur is. Groen, zegt ze. Met nog een belangrijke correctie erachteraan: maar niet omdat dat van de partij is, maar gewoon omdat ik dat de mooiste kleur vind. Ik hou wel van mensen die nauwkeurig kunnen formuleren.

The History of Love

The History of Love (De geschiedenis van de liefde) van de Amerikaanse schrijfster Nicole Krauss is een boek dat je op zowat elke bladzijde even laat glimlachen. Omdat het in alle betekenissen van het woord zo’n mooi boek is. Mooie mensen, mooie taal, mooie verhalen.

In het boek lopen verschillende verhalen door elkaar. Of beter, ze zijn met elkaar verbonden. Er is het verhaal van Charlotte Singer, die het boek De geschiedenis van de liefde ooit kreeg van haar ondertussen overleden man. Ze krijgt van een opdrachtgever de opdracht dat boek te vertalen. Haar dochter Alma, genoemd naar een persoon in het boek, hoopt dat haar moeder en de man die haar vraagt het boek te vertalen iets met elkaar zullen krijgen. Daar wil ze graag een handje bij helpen. Terwijl ze het boek leest, komt ze ook in de ban van haar naamgenote Alma.

Daarnaast zijn er Leopold Gursky en Zvi Litvinoff. Ze zijn allebei uit Polen weggevlucht bij het begin van de oorlog. Gursky trok naar Amerika, Litvinoff naar Chili. Litvinoff is een bekend schrijver. Gursky is een slotenmaker. Hij leeft in zijn flat in (letterlijk en figuurlijk) een wereld vol verhalen.

Veel meer over het verhaal vertellen zou het leesplezier waarschijnlijk bederven. Op een wonderlijke en vooral ontroerende manier komen de levens en verhalen van deze mensen samen. De kleine Alma is de figuur die alle puzzelstukken uiteindelijk in elkaar past.

Op allerlei manieren is de liefde de drijvende kracht van alle verhalen in dit boek. Liefde tussen mannen en vrouwen, tussen moeders en vaders en hun kinderen. Hoewel de levens van de personages vaak pijnlijk tragisch zijn, voelen hun verhalen toch op een bepaalde manier als een troost.

De kleine Alma en haar broer die in hun fantasiewereld leven, verschillen in dat aspect eigenlijk niet zoveel van de volwassenen. Mensen kunnen niet zonder verhalen. Om naar te verlangen, om over zichzelf te vertellen of om een zin te zien in de anders misschien zinloze opeenvolging van gebeurtenissen die hun leven is.

Nicole Krauss vertelt dit verhaal in een prachtige taal en een ingenieuze structuur. Het is een poëtische taal die daardoor een warme, soms melancholische soms grappige gloed krijgt. Het is een teder boek dat je niet loslaat zodra je erin begint. En als je er nadien aan terugdenkt, komt er spontaan weer die glimlach. Een boek dat dat kan, verdient het om vele lezers te krijgen.

Man man man...

Een van de dingen die me wel eens zwaar valt in een groot deel van het politieke bedrijf, is de overheersend 'mannelijke' cultuur. Soms vraag ik me af hoe het ook zou kunnen zijn als andere waarden en omgangsvormen centraal zouden staan. Politici en politieke waarnemers kijken zo vaak door dezelfde bril naar wat er in de politiek gebeurt. En dat perspectief is vaak zo vermoeiend.

In een democratie gaat politiek over het georganiseerd meningsverschil. Verschillende partijen hebben telkens een verschillende visie op wat de 'betere' maatschappij zou kunnen zijn. In tegenstelling tot wat sommigen denken, is een maatschappij vormgeven geen louter 'technische' kwestie die je aan zogenaamde deskundigen zou kunnen overlaten. Het is al evenmin een vorm van 'management'. De ultieme waarheid over hoe de maatschappij eruit zou moeten zien, bestaat niet, en kan nooit bestaan. Of je meer of minder rechtvaardigheid en gelijkheid tussen mensen nastreeft, is een keuze. Of je meer of minder rekening houdt met de natuurlijke grenzen van de planeet, en zo meer of minder levenskansen geeft aan wie nog moet geboren worden, is een keuze. Die keuzes kun je wel of niet maken. In de confrontatie van de ideeën komen we als collectief hopelijk telkens een stapje dichter bij de waarheid, ook al weten we dat we haar nooit echt zullen kennen, gelukkig maar.

Er is dus geen probleem met het idee van een conflict in een democratie. Conflicten tussen verschillende visies zijn goed, vruchtbaar en dus na te streven. Mensen die in alles consensus nastreven en ook politiek zo willen vormgeven, vergissen zich. Mensen die denken dat politiek erop neerkomt dat diegene die op dat moment de grootste macht heeft ook het meest gelijk heeft, en dus het recht zou hebben anderen te vernederen, vergissen zich evenzeer.

Ik droom nog altijd van een politiek systeem en vooral een politieke cultuur waarin de vreedzame confrontatie van ideeën wordt gekoesterd en gestimuleerd. Waarin politici van verschillende partijen naar elkaar luisteren, en inhoudelijke discussies met elkaar voeren. Waarin partijen terug 'partijdig' zijn.

Nu verloopt het vaak anders, en wel op een verkeerd soort 'mannelijke' manier. De enige focus is vaak het zuivere machtsdenken. Of een partij een belangrijk verhaal brengt, is niet zo belangrijk. Het enige wat telt, is wie de grootste wordt. Discussies worden herleid tot conflicten tussen personen. Als er geen strategieën achter zitten, is het niet interessant. Tijdens verkiezingen worden partijen door de waarnemers beoordeeld op de mate waarin er 'sterke' figuren in zitten.

In debatten is het vaak niet zo belangrijk wat iemand zegt, maar wel of iemand van de ander kan 'winnen'. De waarnemers zijn vaker onder de indruk van de tactische spelletjes en de manier waarop de ene de andere kan vloeren dan van de inhoudelijke argumentatie.

Een politicus die op cynische wijze iedereen afblaft of kleineert en alles 'geregeld' kan krijgen, krijgt meer respect en aandacht dan iemand die met respect voor een ander en trouw aan zichzelf inhoudelijke voorstellen wil uitwerken. Wie ervoor kiest om niet mee te doen aan het macho hanengevecht wordt al snel als 'zwak' bestempeld.

Wie volgens de geldende normen 'politiek' wil denken, moet politiek blijkbaar als een soort boksmatch beschouwen. Wie het anders doet, is al snel te 'emotioneel' of naïef of een soort kabouter. De geharde machtspoliticus kraakt de ander af omdat die niet in staat is hem (meestal hem ja) in gevaar te brengen. En in gevaar brengen heeft dan met het spel te maken.

Op een correcte, luisterende, respectvolle en open manier ideeën zo nodig keihard laten botsen, dat zou toch ook moeten kunnen. Laat er in de politiek ook liefst veel passie zijn. Laten we vooral de dromen koesteren, en het cynisme afzweren. Met een open geest luisteren naar en discussiëren met iemand die een ander ideologisch kader heeft, getuigt van veel meer grootsheid dan die ander preventief willen uitschakelen in een debat door een tactisch of retorisch hoogstandje.

Agressief machogedrag is vaak niet meer dan een vlucht vooruit om de eigen kwetsbaarheid en onzekerheid niet te laten zien. Ook daarom is het vaak zo vermoeiend. Misschien denken sommige macho's echt dat anderen onder de indruk zijn van hun persoon omdat ze niet altijd zin hebben om weer in dat gevecht mee te stappen. Misschien denken ze echt dat ze controle hebben over de werkelijkheid. Ik geloof er alleszins niets van.

20 september 2006

18 september 2006

Gewoon

Hier spreekt men Nederlands. Was het maar zo... En ik heb het hier niet over onwillige Franstaligen die geen Nederlands zouden willen spreken. Ik heb het over mijn dagelijkse ergernis: zoveel Vlamingen of Nederlanders zijn gewoon niet meer in staat om iets te spreken dat op Nederlands gelijkt. En nee, ik vind het niet erg dat je een beetje kunt horen dat de spreker in kwestie afkomstig is uit West-Vlaanderen of Limburg of Antwerpen. En nee, het moet niet perfect zijn. En ja, er mogen ook zogenaamd 'Vlaamse' woorden in. Maar gewoon Nederlands, dat zou toch moeten kunnen...

Je zult toch maar een allochtoon zijn die zich hier in Vlaanderen wil vestigen. Je gaat vol goede moed naar je inburgeringscursus. Je leert Nederlands. En dan wil je gaan oefenen, 'in het echt'. Je gaat de straat op, en spreekt de eerste de beste voorbijganger aan, en je botst op Renaat Landuyt... Daar sta je dan. En dat is dan een minister... Zucht.

Zoveel Vlamingen vertellen de meest angstaanjagende verhalen over 'die' Franstaligen, maar in een verstaanbaar Nederlands praten met iemand van twee provincies verder, dat kan al niet meer. Het was al zo erg dat Nederlandse programma's op de Vlaamse televisie moeten ondertiteld worden, en omgekeerd. We zijn nu stilaan in de fase dat Vlamingen elkaar moeten ondertitelen.

Er is helemaal niets 'tof' aan het soort tussentaaltje dat steeds meer in een formele context wordt gebruikt. Het is vooral een gebrek aan respect. Stel dat ik Limburger ben, en ik ga in Brugge wonen. Als ik naar een loket ga van de dienst bevolking en men spreekt daar het lokale dialect, dan versta ik er al niets meer van.

Onwil om Nederlands te spreken wordt al snel vergoelijkt door zogenaamde 'sociale' argumenten. Nederlands zou van de hogere klasse zijn, en dialect zou 'van ons' zijn. Wat een onzin. Er is helemaal niets mis met dialect. Laten we de dialecten vooral koesteren. Maar als je een formele functie hebt, en b.v. minister bent, spreek dan Nederlands, en niets anders.

Het verzet tegen taalnormen is al even onzinnig. Als je door het kennen van degelijk Nederlands meer kansen kunt krijgen in de maatschappij, dan moet je dat vooral leren en beheersen. Als iemand die er de juiste intelligentie voor heeft bij een sollicitatie wordt geweigerd omdat mensen op basis van zijn of haar dialect een vooroordeel hebben over die persoon, dan is dat een gemiste kans. In zo'n geval 'trots' zijn op je dialect, omdat dat beter bij je past, is geen slimme strategie. Geef in een machtssituatie de ander nooit de kans om niet te hoeven luisteren naar je boodschap. Mensen die geen Nederlands willen kunnen spreken geven de ander als het ware de pap in de mond.

Ik hoorde het al zo vaak van buitenlanders die Nederlands proberen te leren: ze willen wel, maar ze verstaan de Vlamingen niet. Wat een gemiste kansen... Vooraleer we anderen terechtwijzen, zouden we er beter voor zorgen dat we onze eigen taal op een aanvaardbare wijze kunnen spreken. We zouden er trots op moeten zijn. Ze is zo mooi... En daarna leren we allemaal nog zoveel mogelijk andere talen. Dat zou de hemel zijn.

17 september 2006

A Hundred Highways

Deel 5 in de reeks American Recordings van Johnny Cash is misschien wel de mooiste in de reeks die al zo indrukwekkend was tot nu toe. Op deze plaat vind je opnames die Cash maakte net voor zijn dood. Ook dit keer zijn ze prachtig 'kaal' en respectvol afgewerkt door producer Rick Rubin.

Deze plaat was de hele zomer steeds dichtbij. Ze is zo aangrijpend mooi dat het soms moeilijk is om ernaar te blijven luisteren. Je hoort dat Johnny Cash soms bijna letterlijk zijn laatste adem uitblaast. Het opnemen van al die songs hield hem in leven.

Deze opnames kwamen er na de dood van zijn vrouw. Cash klinkt alleen op de wereld, alleen met de muziek die er nog moest komen voor hij zelf zou weggaan. God is steeds dichtbij, wordt soms rechtstreeks aangesproken, zoals in Like the 309.

Cash heeft in de hele reeks American Recordings veel covers opgenomen die door zijn breekbare stem heel anders klinken dan je ze kende. Breekbaarder, maar ook noodzakelijker. Over elk nummer lijkt een avondstemming te hangen. De avond is ook het beste moment om naar deze plaat te luisteren.

Further on up the Road is een van die vele songs over the road, die hier een beeld wordt voor het hiernamaals. Het schrijnend mooie On the Evening Train (van Hank Williams) vertelt het verhaal van een man die de kist met zijn dode vrouw op de trein zet en zijn dochter aankijkt. Zijn vrouw spreekt hem moed in van de andere kant.

I Came to Believe is een nummer van zijn eigen hand. Cash vertelt over zijn geloof en hoe hij ertoe kwam op zoek te gaan naar de "warm comforter". Ook wie zelf op geen enkele manier gelooft, voelt hoe oprecht en doorleefd dit is. Ik hoop voor hem dat hij bij zijn god is ondertussen.

Love's Been Good to Me klinkt als een warme en uiteindelijk tevreden terugblik op een leven. Rose of my Heart is net als andere een oud bluegrass-nummer. En ook hier kun je alleen maar denken dat dit lied voor hem gemaakt is. Je voelt de liefde voor zijn overleden vrouw in elke zin die hij zegt. Woorden die anders misschien cliché zouden zijn, klinken hier oprecht mooi: "If you're tired, rest your head on my arm".

Tegen het einde van de plaat word je stiller en stiller. Four Strong Winds kende ik van Neil Young. Hier klinkt het dwingender, en definitiever. Het verhaal van de seizoensarbeiders waar het lied over gaat, klinkt hier meer als een afscheid van de wereld. Van steeds onderweg naar ergens lijkt hier het definitieve weggaan moe aangekondigd te worden.

Cash eindigt met I'm Free from the Chain Gang Now. Het verhaal van een man die onterecht veroordeeld werd, en nu vrij is. Hij vraagt zich af of hij terug kan keren naar de vrouw met wie hij zou trouwen. Hij ziet de tranen op de brief die hij van zijn moeder kreeg. Cash lijkt in dit nummer uit te kijken naar de bevrijding uit een leven dat als een gevangenis voelt.

Een plaat lang op de rand van de dood zijn. Het maakt je soms verlegen dat je het mag horen. En tegelijk voel je je bevoorrecht. Aan het einde blijven enkel tranen over.

16 september 2006

Altijd iemands vader altijd iemands kind

"Altijd iemands vader altijd iemands kind." Het is een zin uit het mooie lied Duizend soldaten van Willem Vermandere. De Eerste Wereldoorlog is erg dichtbij in de Westhoek. Het is goed om er te komen, en op zoek te gaan naar de verhalen die er blijven hangen, als geesten. Je voelt de doden.

Ik moest er weer aan denken voorbije zomer, toen ik in het nieuws het bericht hoorde dat in Groot-Brittannië nu, eindelijk, 306 Britse soldaten die in de Eerste Wereldoorlog werden geëxecuteerd wegens desertie of lafheid in ere zullen worden hersteld. Dagenlang bleef dit in mijn hoofd hangen. Ik las de verhalen van familieleden van de doden, die jarenlang hebben gevochten om de naam van hun verwanten te zuiveren.

Ik probeer het me sindsdien voor te stellen, maar het lukt me niet. Hoe verknipt moet een politiek systeem zijn om hiermee zo lang te wachten? Hoe opgefokt door een of ander gruwelijk macho ideaal over 'eer'? Hoe zelfgenoegzaam is een staat die ervan uitgaat dat haar leger onfeilbaar is? Hoe klein is het als jarenlang het verschrikkelijk lot van jonge mannen die letterlijk in de hel terechtgekomen waren wordt ontkend, enkel en alleen omwille van een of ander verondersteld hoger staatsbelang?

Deze jonge mannen waren het slachtoffer van wat men nu 'shell shock' noemt. Met alle verbeeldingskracht die een mens heeft, is waarschijnlijk nauwelijks te bevatten hoe het leven moet geweest zijn in de loopgraven. Dag na dag duizenden zinloze doden, en dat voor telkens enkele meters terreinwinst of -verlies.

Elke keer opnieuw kijk ik naar de foto van 'private Harry Farr'. Twee jaar in de loopgraaf in de Slag om de Somme. En dan flippen. En na een zogenaamde rechtszaak van de Krijgsraad van amper twintig minuten worden doodgeschoten. Het waren zijn eigen makkers die moesten schieten. De executie was bedoeld om een voorbeeld te stellen. Hij weigerde een blinddoek, en keek hen recht in de ogen.

Zijn familie die achter bleef kreeg geen weduwenpensioen. Ze werden uit hun huis gezet, en moesten tot nu met de schande leven. Volgens de normen van het gangbaar denken was wat Farr had gedaan een 'schande', en daarvoor moesten anderen dan ook nog eens de prijs betalen. Alsof de oorlog op zich al niet absurd en huiveringwekkend genoeg was.

Ik probeer me de mensen 'in high places' voor te stellen die al die jaren hebben geweigerd om in te gaan op de vragen van de familieleden van deze 306 mannen. Hoe ze aan hun bureau zitten, in een streepjespak. Ze kijken ernstig voor zich uit, vinden van zichzelf dat ze zich alleen met staatszaken bezighouden en met de belangen van The Empire. Er mag vooral geen fout toegegeven worden, nooit, want dat zou een teken van zwakte zijn. Alleen mannen kunnen zo achterlijk zijn...

Ik had graag het verhaal van Harry Farr gehoord, in zijn eigen woorden, met zijn eigen stem. Zonder zijn uniform. Ik zou hem graag een hand gegeven hebben. En dan naast hem zitten op een bank, ergens in het landschap van de Somme. Er zijn daar evenveel geesten als in de Westhoek.

15 september 2006

When The Deal Goes Down

Het is een van de mooie liedjes op de prachtige nieuwe plaat van Bob Dylan (Modern Times): "When The Deal Goes Down". Er is nu ook een heel mooie video van. Het lijkt wel een oud super 8-filmpje. En dat met de ravissante Scarlett Johansson. De video kun je hier vinden.

14 september 2006

Het K-woord

Vandaag was het dag tegen kanker. Dagen met het woord kanker in blijven speciaal. Kanker komt ook wel in dagen zonder kanker in de naam van de dag, maar goed. De voorbije dagen was het erg aanwezig. In de kranten mooie en aangrijpende verhalen van vrouwen met borstkanker. Er was ook een verstillend mooie Finse film over drie kinderen met kanker. De beelden van die drie kinderen zullen me nog lang bijblijven. Door de omstandigheden 'groot' geworden in een klein en ziek lichaam. Met verhalen over leven en dood die ik van grote mensen nog maar nauwelijks hoorde.

Ik vroeg me af of ik op deze dag iets speciaals moest doen of denken. Sinds ik zelf ooit kanker kreeg, is dit woord een deel van mijn verhalen geworden. Toen het me overkwam, en zeker de eerste periode daarna, voelde ik goed hoe ik lid geworden was van de familie van mensen met kanker. Familie kun je niet loskoppelen. Die blijft. En nu voel ik hoe ik toch nog altijd een deel van die familie wil blijven, al is het misschien verre familie geworden soms.

Net vandaag kreeg ik de omslag in de bus om geld te storten voor Kom op tegen Kanker. Ik ben al jaren een trouwe donateur, of hoe heet dat. Ik weet dat iemand me dat ooit vroeg: "Maar jij moet nu toch niet meer storten?" Ik dacht iets over het helpen van familie te zeggen, maar deed het maar niet.

Soms vraag ik me af hoe het komt dat het leven met mij deze richting is uitgegaan. Nog steeds zijn er mensen die allerlei verklaringen willen geven voor wat mij overkwam, of voor waarom het mij overkwam. Er is nauwelijks iets zinnigs over te zeggen. Dat ik kanker kreeg, was in zekere zin gewoon pech. Ik heb heel veel geluk dat ik het overleefd heb. In wezen is het niet meer dan dat. Maar dat weinige, is voor sommigen te veel. Ze willen misschien meer woorden... Maar ik denk nog vaak aan het verhaal van die man die in dezelfde periode als ik dezelfde ziekte kreeg maar het niet overleefde. Ik hoorde het pas achteraf. Alsof er een parallel leven was, waarvan ik me niet bewust was geweest.

Ik herinner me de ogen van de mensen rondom mij. Ik schrok van hun angst. Je bent niet van jezelf alleen, dat weet ik sinds toen.

Ik herinner me de woorden van de man aan wie ik vroeg of ik nu vijf jaar na de feiten 'genezen' was. Hij moest lang nadenken, en zei toen: "Statistisch gezien zou je dat inderdaad kunnen zeggen." Ik dacht: kan er nu geen klein feestje af? In de gang nadien, wachtend op nog een klein onderzoek, moest ik wenen. Pas toen een paar uur later terwijl ik op de trein naar het werk zat iemand aan de telefoon begon te roepen van blijdschap, besefte ik het.

Leven in toegevoegde tijd, zo voelt het toch nog altijd. Elke dag is extra. Soms denk ik aan alle dingen die gebeurden sinds toen, nu zeven jaar geleden. Het is veel, en ik kreeg het zomaar.

De zee bleef altijd bij me. Zij was er elke dag, en gaat nooit meer weg.

Er zijn dagen dat ik het even bijna vergeten lijk te zijn. Dat ik moet graven in mijn geheugen om weer te weten hoe het was. Ik ben blijkbaar echt aan de andere kant van de lijn aanbeland. Alleen nog maar in de rest van mijn leven. Soms voelt het als verraad dat ik ook vergeet. Maar misschien is dat niet zo erg. Dan leg ik even mijn handen op mijn buik. En denk aan de zee. Alles is er. En dat is genoeg.

Klimaat voor verandering

Elke dag komen er meer gegevens aan het licht over de omvang van het klimaatprobleem. Klimaatverandering is waarschijnlijk het belangrijkste ecologische probleem van de toekomst. En steeds meer zal dat probleem ook in termen van 'veiligheid' worden geformuleerd en ervaren. In een begrensde wereld is de ecologische impact van de levenswijze van een minderheid verantwoordelijk voor de beperking van de levenskansen van een meerderheid. Nu al zijn vele duizenden mensen op de vlucht voor natuurrampen waarvoor de mens mee verantwoordelijk is. Dat aantal zal in de toekomst alleen maar toenemen.

Ecologie gaat in de eerste plaats over rechtvaardigheid. Mensen die tegen beter weten in blijven herhalen dat milieu een 'luxeprobleem' is, zijn te kwader trouw. Er is helemaal niets 'softs' aan ecologische problemen als het broeikaseffect. De vergelijking tussen een land als Bangladesh en Nederland is in dit verband tekenend. Het zijn twee landen die allebei voor een groot stuk onder de zeespiegel liggen. Maar als in Bangladesh het water stijgt, dan heeft dat een grotere impact dan wanneer dat in Nederland gebeurt, en dat vooral omdat de Nederlanders meer geld hebben om dijken te bouwen. Het cynische is dat de Nederlanders een grotere verantwoordelijkheid dragen voor de stijgende zee in Bangladesh dan omgekeerd. Zal Nederland dan binnenkort zijn grenzen openstellen voor klimaatvluchtelingen uit het Zuiden?

Op grote of op kleine schaal, het zijn de armsten die de zwaarste prijs betalen voor ecologische problemen veroorzaakt door vooral de rijken. Milieuproblemen niet aanpakken is een van de meest asociale dingen die je kunt doen.

Er is vandaag eigenlijk ten gronde geen verschil meer tussen zogenaamd 'globale' en 'lokale' problemen. Klimaatverandering doet zich evengoed hier voor als ergens anders. En het antwoord daarop kan ook in grote mate lokaal worden gegeven. In zowat alle Nederlandse steden is er al een lokaal lucht- of klimaatplan. In een stad als Leuven krijg je als enig antwoord op vragen daarover: "Dat is niet mijn bevoegdheid." Ik heb die reactie nooit begrepen... Is de lucht dan 'gecompartimenteerd'? Is er zoiets als 'Vlaamse' lucht en 'Leuvense' lucht? Of beginnen de effecten van de klimaatverandering pas aan de andere kant van de grens van mijn gemeente?

Het is raar dat mensen ervan uitgaan dat maatregelen om luchtvervuiling tegen te gaan niets te maken hebben met beslissingen over mobiliteit en ruimtelijke ordening. Het is een beetje een 'gesplitste' manier van denken dat je lokaal zou beslissen om op plaats x zoveel of zoveel parkeerplaatsen te voorzien, enkel gebaseerd op het aantal mensen dat zou kunnen komen met een auto. Dan stellen dat luchtvervuiling maar moet aangepakt worden op Vlaams niveau, door andere maatregelen, is vrij kortzichtig. Alsof het een niet met het ander te maken heeft.

Een beetje meer vooruit denken, en net wel vooruitstrevende duurzame keuzes maken ook op lokaal vlak, dat zou een echte win-win-situatie opleveren. Op dit moment ziet het er niet naar uit dat de ecologische problemen op een of andere magische wijze zullen verdwijnen, integendeel. Internationaal wordt er al steeds meer nagedacht over de kost van niet-handelen tegen het klimaatprobleem. Niet-handelen zal veel duurder blijken te zijn dan wel handelen. Nu voluit investeren in een ander energiebeleid, ook door je stad om te bouwen tot een groene modelstad, is erg slim. We versterken zo het economisch weefsel van de stad en we bewijzen onze kinderen en kleinkinderen een mooie dienst. Wie kan daar tegen zijn?

12 september 2006

Het verdriet van de hanen

Voorbije zomer las ik het nieuwste boek van een van mijn favoriete auteurs, de Hongaar György Konrád: Het verdriet van de hanen. Hij is in de loop der jaren een vertrouwde metgezel geworden. Als ik aan hem denk, denk ik aan de sfeer van zijn boeken. Licht melancholisch, meanderend en vooral zo mild.

De voorbije jaren bracht hij in twee boeken (Geluk en Zonsverduistering) zijn levensverhaal nog eens samen. "Op de vraag naar de zin van het leven, antwoordt iedereen met zijn levensloop." Dit citaat van hem was het motto van een prachtige reeks TV-interviews door Wim Kayzer, waarin ik deze auteur leerde kennen, vele jaren geleden. Hij is altijd bij me gebleven, en die ene zin ook. In het vertellen krijgen dingen zin, die anders alleen zichzelf zouden zijn. Er komt een verhaal, een lijn, en zo wordt het misschien aanvaardbaar.

Het levensverhaal van de auteur is op zich al indrukwekkend. Als enig kind in zijn dorp overleefde hij de nazi's. Tijdens het communisme was hij een dissident. Hij weigerde steeds zijn land te ontvluchten. Hij wilde daar, op die plek, en op zijn manier vrij zijn.

Dit boek vormt samen met de twee vorige een soort trilogie. Hier is het geen ik-verhaal. De hoofdfiguur is "Kalligaro", een soort plaatsvervangend personage voor de auteur. Die blikt terug op zijn leven, in steeds korte stukjes.

Voor wie al meer boeken van Konrád las, is er inhoudelijk misschien niet zoveel nieuws. De thema's komen terug. En toch, de toon lijkt een klein beetje anders geworden. De auteur lijkt soms wel erg nadrukkelijk bezig met afscheid nemen.

Bij het lezen kreeg ik veel gevoelens tegelijk. Zijn manier van schrijven zorgt voor een soort melancholische sfeer die me heel erg bevalt. Het heeft iets met wijsheid te maken waar je naar verlangt.

Na al die jaren en al die boeken blijft het mij verbazen hoe iemand die zoveel meemaakte nog zo mild en volstrekt niet cynisch kan zijn. Hij heeft voor zichzelf steeds in alle omstandigheden een eigen plek gecreëerd, in zijn schrijven. Als hij zijn land had verlaten, dan had hij in zekere zin ook zichzelf verlaten. Hij verzet zich duidelijk tegen elke vorm van 'dictatoriale' retoriek, of die nu van links of van rechts komt. Hij kiest niet voor 'heroïsche' daden, hij doet niet alsof hij zich verzet. Door zich door niets of niemand te laten inlijven, bereikt hij een grote vorm van vrijheid. Het blijft me hevig ontroeren.

Af en toe had ik het gevoel dat er toch een soort verdriet tussen de regels doorsijpelde. Je voelt goed hoe de auteur op een bepaalde manier teleurgesteld is over wat er in zijn land gebeurd is met de vrijheid die er kwam na de val van de Muur. De toestand waar de mensen van zijn generatie zo lang op gewacht hebben, is na enkele jaren al zo 'leeg' geworden. Voor de val van de Muur was het leven op een bepaalde manier spannender. Nu de niet-dictatuur gewoon geworden is, lijkt de auteur soms een beetje te verdwalen. Wat 'vol' had moeten zijn, lijkt zo leeg soms.

Als je op bijna elke bladzijde vertelt hoe onthecht je bent geworden, ben je het dan wel? Konrád wil alleen nog wandelen, en kijken naar zijn kinderen en kleinkinderen. Maar soms denk ik dat het toch een beetje knaagt. Dat de tijd misschien toch zwaarder weegt op zijn schouders. Soms is het alsof hij niet altijd tevreden is met het feit dat hij geen 'rol' meer heeft, ook al zal hij dat niet toegeven.

Er wordt ook erg veel over de dood gesproken. Ook hier vroeg ik me soms af of het niet te veel is. Konrád neemt wel erg nadrukkelijk afscheid, op bijna elke bladzijde. Vaak heel aangrijpend en teder. En tegelijk vroeg ik me af hoe het verder moet als hij nog twintig jaar zou leven? Welke boeken zullen er nog komen? Of waren dit de laatste woorden?

Met Konrád verbind ik ook altijd het gevoel 'Europa'. In zijn vroegere teksten over Midden-Europa schreef hij zo duidelijk waarom Hongarije bij Europa hoorde en waarom wij samen één geschiedenis en één bestemming hebben. Wie iets wil begrijpen van wat Europa is, wat de Twintigste Eeuw heeft gedaan in dat stuk van de wereld dat toch zo dicht bij ons is, die vindt in Konrád een mooie plek. Ook zo heb ik me altijd thuisgevoeld in zijn teksten en was hij altijd een beetje dichtbij.

Soms ga ik voor mijn boekenkast om gewoon te kijken naar de boeken, en ze even aan te raken. Zijn boeken geven me altijd een warm en licht droevig gevoel tegelijk. En misschien is dat wel goed.

10 september 2006

De grens

Het is een mooie zondagavond. Stil in de stad, of zo lijkt het hier toch alleszins.

Vandaag was ik onderweg, misschien wel een beetje op reis zelfs. In de trein, naar Nederland, en terug. Die trein doet iets met me, telkens opnieuw.

Vooral bij het terugkomen. De trein rijdt net niet te snel. Het landschap verdwijnt niet. Je kunt het helemaal zien. En langzaam verdwijn je in de beweging van de trein. Het langzaam verdwijnen is ook wachten op de woorden, die vanzelf komen. Meestal op ongeveer dezelfde plek in het landschap.

Er kwam iets over 'grenzen'. Het idee van een grens tussen twee landen is altijd een beetje moeilijk geweest voor mij. Als kind groeide ik op in een dorp tegen die Nederlandse grens. Ik ging kijken naar het landschap, en zei tegen mezelf: dit is hier en dat is daar. Je kon het wel zien aan dingen als een ander soort asfalt. Maar verder gebeurde er niets als je over die grens ging.

Om een of andere reden dacht ik vaak dat het 'echte' andere land verder weg lag dan dat stuk van het andere land dat zo dichtbij was. Als we met de auto dat andere land in reden vroeg ik me altijd af waar het andere land echt zou beginnen. Want dat stukje daar dat zo dichtbij hier was, was toch misschien te veel beïnvloed door dat hier. Dat dat ook omgekeerd zo kon zijn - ik woonde in het dichtbije daar van de andere kant gezien - kwam nooit in me op. Tot ik, toen ik groot was, soms de vraag kreeg of ik misschien uit Nederland kwam. Vandaag was ik in de hoofdstad van het andere land. Dat zal waarschijnlijk wel ver genoeg zijn om echt het andere land te zijn...

In de trein terug, met mijn rug naar die hoofdstad, beeldde ik me de landkaart in. En het parcours van onze trein. En hoe de zon in welk stuk van de reis door het raam zou vallen: naast mij, een beetje voor mij of achter mij. De zon werkte goed mee.

Ik was in Amsterdam voor een gesprek dat grotendeels in het Engels verliep. Een andere taal is ook een beetje als een ander land. Op een bepaald moment tijdens de discussie besefte ik ineens dat ik in een andere taal aan het praten was zonder dat ik het merkte. Ik was ergens anders zonder dat ik de overgang gemerkt had. En toch. Toen ik terug naar huis reed, las ik een boek van een Ierse schrijver. (Leuk trouwens dat een andere deelnemer aan het gesprek een Ier was...) Samen met het ritme van de trein kwam ik langzaam weer in het boek. Om te merken hoe anders die Engelse woorden in het boek waren. Ik kon ze allemaal lezen, bijna allemaal verstaan, maar ik had ze niet zelf op die manier kunnen bedenken of zeggen. Dat lijkt me de essentie van een plek.

Als kind dacht ik altijd dat het weerbericht op de Nederlandse televisie beter het weer zou weergeven in het dorp waar ik woonde dan dat van de BRT. Want Ukkel was verder dan Nederland...

09 september 2006

Stille woorden, luide gedachten

Ik hou niet zo van woorden die 'roepen'. Zeker in teksten van ongeduldige mensen - en die vind je wel eens in de politiek - zie je ze vaak staan, die luide woorden. Alsof de wereld sneller zal veranderen als je hard roept in je tekst...

Voor sommige woorden heb ik te veel respect om ze onzorgvuldig te gebruiken. Een woord als 'strijd' is er zo een.

Misschien is het naïef, maar ik droom ervan dat je heel stil kunt spreken in je tekst. Met woorden die voor zichzelf niet meer aandacht opeisen dan nodig. Woorden die je aan kunt raken. Woorden die op zich bescheiden zijn, bijna zonder ego.

Heel zachtjes met bescheiden woorden dingen zeggen die luid zijn, dat zou mooi zijn. In je hoofd giert de wind, is er storm op zee. De woorden op het papier zijn stil, maar de gedachten die je erachter kunt zien, zijn luid. Misschien wel heel luid...

08 september 2006

De woordenman

Ik zie hem af en toe in de stad rondfietsen: de woordenman. Hij ziet er een beetje doorwaaid uit. Misschien was hij ooit wel op zee. Ik weet het niet.

Hij rijdt rond met zijn fiets met aan het stuur een hoop plastic zakken. En hij zoekt woorden.

Als hij op het voetpad een stuk papier met woorden op ziet liggen, stopt hij. Hij leest het papier, en stopt het in een van zijn plastic zakken. En dan rijdt hij weer door.

Wat zoekt hij echt? Zouden het gewoon de woorden zijn? Zou hij verslaafd zijn aan verhalen? Of alleen maar de opeenvolging van letters op een blad papier? Misschien probeert hij de hele stad te lezen door de stukjes tekst die zomaar rondslingeren.

Zou hij ook een archief van opgeraapte woorden hebben? En zo ja, hoe is dat dan geordend? Volgens de plek waar ze gevonden zijn? Of misschien is er wel een stapel van teksten met veel letters L in? Wie weet zit er in het voorkomen van de letter L in teksten een te ontcijferen patroon. Misschien is er een geheim genootschap aan het werk dat via de woorden greep wil krijgen op de werkelijkheid. En misschien heeft de woordenman dat ontdekt.

Het zou natuurlijk ook gewoon kunnen dat hij al jaren dat ene papiertje kwijt is. Met daarop de vindplaats van de schat die op hem wacht. Misschien was het een boodschappenlijstje dat hij verloor, waarna zijn vrouw het huis en hem verliet.

Misschien weet hij gewoon niet wat hij zoekt. Maar hoopt hij het te vinden door te blijven zoeken.

07 september 2006

De muziek is er al



In het nieuwe nummer (38) van het tijdschrift Oikos, dat spoedig verschijnt kun je een artikel van mijn hand vinden over de inzet van de lokale verkiezingen van 8 oktober voor de groene partij.

Voor wie op zoek is naar wat diepgang, en regelmatig boeiende teksten kan smaken over politiek, milieu en cultuur, die kan terecht in het tijdschrift Oikos. Zeker de moeite om eens te gaan kijken en een abonnement te overwegen.

06 september 2006

Blijf bij de aarde

Vandaag een mooi stuk in de letterenbijlage van De Morgen van de hand van Jeroen Theunissen. Hij verwijst naar de recente verklaringen van Stephen Hwaking. Die stelde op het internet de vraag: “Hoe kan de menselijke soort overleven?” Het antwoord op die vraag was eigenlijk behoorlijk schokkend. De termijn waarover het antwoord gaat, is niet enkele eeuwen maar pakweg de volgende 100 jaar. Velen gaven antwoorden, maar Hawking zelf moest eigenlijk toegeven dat hij het antwoord niet kende. Of beter, het antwoord ligt niet op aarde: “De overleving van de menselijke soort op lange termijn kan enkel gegarandeerd worden als we naar de ruimte en vervolgens naar andere sterren trekken.”

Lap! Wat wil dit nu eigenlijk zeggen? De zowat slimste mens van de wereld zegt dat er zo goed als geen toekomst meer is met onze huidige levenswijze. Binnen twintig jaar zouden we volgens hem al op de maan wonen.

Deze uitspraak maakt me kwaad. Niet zozeer omdat ik wil ontkennen dat onze planeet er zeer erg aan toe is. Ik heb helemaal geen zin in een of andere roze bril die ten gronde een cynische levenshouding zou verbergen.

Het idee van ‘dan gaan we maar naar de maan’ maakt me woest. Anderen dan Hawking lijken daar ook rustig over na te denken, alsof het normaal zou zijn. Mij doet het alleen denken aan kleine kinderen die hun slaapkamer vol rommel stouwen en dan komen vragen of ze in de woonkamer mogen komen spelen (omdat ze geen zin hebben om op te ruimen). Het is voor velen blijkbaar een moeilijk idee: we zijn hier, we zijn op aarde, we zijn een deel van de aarde, en als we willen overleven dan moeten we het hier in orde brengen. Vaststellen dat overleven moeilijk dreigt te worden, en dan maar als oplossingen bedenken dat we gewoon ergens anders naartoe gaan, is moreel volstrekt verwerpelijk. De enige juiste houding is recht in de spiegel kijken.

Ook Theunissen gaat verder op dat idee, en verwijst daarbij naar het belangrijke nieuwe boek Terra Incognita van Peter Tom Jones en Roger Jacobs. Over de mens die zich wil bevrijden van de natuur, van de aarde.

Het lijkt een paradox van de moderniteit: naarmate de mens probeert zich te zeer probeert te ‘bevrijden’ van de natuur, slaat de natuur hard terug. Een eenzijdige invulling van het moderne vooruitgangsgeloof beschouwt de aarde als de ‘andere’, en dus als een soort voorraadkast en vuilbak. De mens is in zo’n benadering gescheiden van de andere levende wezens. De mens zou van een fundamenteel andere aard zijn. Als zo de aarde of de natuurlijke omgeving ‘geneutraliseerd’ is, waarom zouden we er dan rekening mee houden? Dat is een van de dieperliggende oorzaken van het klimaatprobleem. Maar ondertussen begint dat klimaat te reageren, en bedreigt rechtstreeks de menselijke veiligheid. De mens is mee verantwoordelijk voor het broeikaseffect. Door een toenemend aantal natuurrampen wordt de mens echter opnieuw terug afhankelijk van die natuur. De veronderstelde bevrijding heeft de mens vooral minder vrij gemaakt.

Voor klassieke vooruitgangsoptimisten lijkt het een taboe, maar net door te aanvaarden dat de mens ook gewoon een deel van de natuur is, kan het project van de ‘bevrijding’ of de emancipatie gered worden. De mens deelt iets met alle andere mensen dat op geen enkele manier wordt gedeeld met dieren, planten, … De menselijke cultuur is indrukwekkend, en die wordt op geen enkele manier bedreigd door het besef ook ‘gebonden’ te zijn. Maar daarnaast deelt de mens heel veel met alle andere onderdelen van de aarde. Als we alle bomen kappen, dan sterft de mens, zo simpel is het. Tenzij we natuurlijk zouden vinden dat die miljoenen jaren evolutie van de planeet er enkel was om opgebruikt te worden door twee of drie generaties mensen? Wie dat vindt, heeft er waarschijnlijk geen probleem mee om te overwegen om naar de maan te verhuizen.

Misschien zijn er ondertussen al enkele krachten ontketend die niet meer kunnen gekeerd worden. Op het vlak van klimaat zitten we volgens alle recente gegevens dicht bij dat punt. Maar zelfs dat mag toch geen reden zijn om niet te kiezen voor een levenswijze die wél rekening houdt met de grenzen die de planeet ons oplegt. Die grenzen aanvaarden kan ons meer mens maken. Het is een andere invulling van de ‘menselijke maat’ die ons meer vrij kan maken. Het is de beste manier om het project van de emancipatie, of de Verlichting, te redden.

Theunissen sluit af met een mooie zin: “Zullen we eerst elk afzonderlijk als toerist de ruimte in moeten, alvorens te beseffen dat het ecosysteem Aarde als geheel rechten bezit?”

05 september 2006

Bolle buiken

Ik zal het maar bekennen. Ik word er helemaal week van: bolle buiken. De voorbije zomer leek het soms of zowat iedereen zwanger was. Waar ik ook fietste in de stad, overal zag ik zwangere vrouwen. Trots, moe, aftellend, traag, snel, sierlijk, bijna uit evenwicht, bleek, blozend, op zoek naar even zitten, stralend, verdwijnend, bang, meer dan vrouw, handen op de rug, handen op de buik, soeverein, afwezig, in de war, op zoek naar zure dingen, met een trotse moeder naast zich, met te snelle kinderen die al lang uit de buik zijn voor zich, met een aanstaande vader bang van zoveel breekbaarheid, met een aanstaande vader die alleen maar wegkijkt, met ogen die van verder komen en iets weten, met twijfelrimpels over de juiste naam, met nieuwe kleertjes die bewegen tussen vingers, met flesjes water en hoop op een fris windje, met dikke benen, en met iets dat er al eeuwenlang en nog langer is en dat ik nooit zal weten. Ze waren er in alle varianten.

Ik kijk er graag naar, en wil er alles van weten. Ik wil zien hoe ze bewegen, tussen zoveel evenwichten. Maar het maakt me altijd een beetje verlegen. Het is zo veel, zo groot. Maar misschien is dat helemaal niet erg.

Ik denk aan foto's die iets zouden vertellen over al wat daar beweegt. De foto's in mijn hoofd lijken sterk op de foto's van Jos Verhoogen. Zijn foto's van bolle buiken zijn steeds mooi om even naartoe te gaan.

Maar de vraag blijft. Waren er deze zomer nu echt zoveel vrouwen zwanger? Of leek dat enkel maar zo? Misschien hoef ik het antwoord niet te weten...

04 september 2006

Autovrij

Vorige week was het weer eens zover. In een discussie ging het weer eens over auto’s, en vooral over de clichés over de discussie over auto’s. Het blijft me verbazen hoe moeilijk het ondertussen geworden is om nog een zinnig gesprek te voeren over de plaats van de auto in onze maatschappij.

Om het maar meteen nog eens samen te vatten: ik heb niets tegen auto’s, ik heb niets tegen mensen met een auto, ik kijk niet neer op mensen met een auto, ik wil niemand straffen, en ik wil geen morele uitspraken doen over mensen met of zonder auto… Ik heb wel veel moeite met de plaats van de auto in onze maatschappij, en vooral de manier waarop de auto een manier van denken is geworden. In die mate dat geen auto ofwel al niet meer voorstelbaar is, of op zich als een daad van agressie wordt beschouwd tegen mensen die wel een auto hebben.

De discussie ging over wonen zonder auto. Met Groen! hebben we een tijd geleden een voorstel gedaan voor autovrij wonen (zie beelden van een groene stad). Het idee daarbij is dat er heel wat mensen zijn die zonder auto leven (ofwel bewust ofwel omdat ze dat niet kunnen betalen), of zouden willen leven. Die mensen worden voor die keuze eigenlijk niet beloond. Openbare besturen geven als je het allemaal samen zou tellen enorm veel geld (wegenaanleg, parkeerplaatsen, gezondheidskosten) aan particulier autogebruik en –bezit. Mensen zonder auto betalen daar aan mee, en dragen ook in grote mate de gevolgen van de auto’s die ze zelf niet hebben. Elke week gebeurt het wel een paar keer dat er een auto zo dicht tegen mijn voordeur staat geparkeerd (waar overigens geen parkeerplaats is) dat ik met mijn fiets halsbrekende toeren moet uithalen om nog buiten te geraken. En dan zwijg ik nog over de luchtvervuiling. Mensen sterven, ook in onze steden, aan luchtvervuiling. Zodra het één dag warm is, moet iedereen binnenblijven. Het lijkt alsof we dat al normaal zijn gaan vinden, maar dat is het niet.

Iedereen die een auto heeft, heeft daar ongetwijfeld individueel zeer goede redenen voor. Ik wil daar niet aan twijfelen, en het interesseert me nog minder om daar mensen individueel op aan te spreken. Mijn zorg is hoe we als maatschappij dat aantal autoverplaatsingen naar beneden kunnen krijgen. En dan is het goed om over creatieve dingen na te denken, zoals autovrij wonen. In Leuven is er in principe goede regeling, dat voor elk nieuw gebouw er parkeerplaatsen moeten worden voorzien (bij voorkeur ondergronds). Zo wordt er minder gebruik gemaakt van het bovengronds openbaar domein. Op zich goed, maar er is op termijn ook een mogelijk pervers effect. Wat te doen als je de stad meer ‘stedelijk’ maakt? Het is een doelstelling om tot een grotere verdichting te komen, anders gaan we steeds meer open ruimte innemen. Stel dat je op plaats x een groot bouwproject zet, en dus een grote parkeergarage ondergronds met enkele honderden parkeerplaatsen. Op zich lijkt dat goed, maar daarom wordt de straat waar dat project op uit komt nog niet breder. Een stadsdeel kan een maximum capaciteit aan auto’s hebben. Grote steden hebben dat al lang begrepen, en stimuleren actief het leven zonder eigen auto. En wat te doen verder met mensen die geen eigen auto willen hebben? Zij moeten ook een duurder huis betalen, omdat er een grotere garage moet worden voorzien.

Vandaar het idee om bij een groter bouwproject ook ten minste een reeks huizen te voorzien voor mensen zonder eigen auto. En dat zonder de bestaande parkeerregeling op te geven. Laat die mensen een verbintenis tekenen dat ze geen eigen auto zullen hebben. Geef hun in ruil een abonnement op autodelen. En zorg dan dat hun huis goedkoper wordt. Een prima idee dat mensen beloont die zonder eigen auto willen leven.

Zelfs bij zo’n positieve ideeën is de weerstand groot om er zelfs al maar over na te denken. Het gangbare antwoord is dan: “de mensen stemmen met hun wielen”. Ja, dat zal wel, voor veel mensen. Maar waarom niet nadenken over creatieve oplossingen om het grootste deel van de autoverplaatsingen over korte afstand (even naar de bakker rijden, even een krantje halen, even de dochter naar school brengen) te vervangen door meer duurzame oplossingen? En zelfs dan nog, ook als het ‘moeilijk’ is om een ander autobeleid te voeren, hoe gaan we de luchtvervuiling verminderen? De volgende jaren komt er Europese regelgeving die ook in steden zal vragen dat er verregaande maatregelen moeten worden genomen om de luchtkwaliteit te verbeteren, en terecht! Hoe gaat men dat oplossen als er zelfs niet mag worden nagedacht over een ander autobeleid? Hier is het gangbare antwoord: “dat is geen lokale bevoegdheid.” Onzin natuurlijk. Er zijn oneindig veel beslissingen, b.v. op het vlak van ruimtelijke ordening of mobiliteit, die een impact hebben op luchtkwaliteit. Zoveel beslissingen die telkens meer of minder groen kunnen zijn.

Een ander autobeleid is niet ‘tegen’ iets of iemand, enkel ‘voor’ iets, voor een betere levenskwaliteit voor iedereen. Daar moet toch over gepraat kunnen worden?

03 september 2006

Wat blijft

Echt ouderwets ben ik niet, maar ik heb toch af en toe moeite met de technologiesprongen die ik moet maken. Dit keer was het fototoestel aan de beurt. En het viel me heel zwaar, ik zal het maar bekennen.

In wezen ben ik nog van het analoge tijdperk. Ik heb al jaren een oud fototoestel. Het toestel zelf is waarschijnlijk ouder dan ik zelf ben, of dat wil ik toch graag geloven. Ik had er sinds enkele maanden ook een echte losse lichtmeter bij. En zo was ik weer bij af. Van mijn vader, die fotograaf was, moest ik het zo leren. Met het fotoboek van Dick Boer. En met een toestel zonder ingebouwde lichtmeter. Dus met zo'n aparte meter bij de hand. Eigenlijk moest ik gewoon op het zicht kunnen zeggen: "1/60 met 5,6". Als we samen op pad waren, deden we dat soort dingen.

Mijn oude Pentax is een stuk van mezelf geworden, ook al gebruik ik hem niet elke dag. Gewoon al dat apparaat voelen en horen geeft me een thuisgevoel. Ik kan telkens opnieuw lang kijken naar de techniek ervan. Nog geheel mechanisch. Je moet handmatig de film doorspoelen. De lenzen zijn nog in schroefdraad. En er zit vooral geen automatische lichtmeting op, alles manueel.

Misschien ligt het aan mijn soort hersenen, maar ik kon nooit goed werken met volautomatische lichtmeters. Ze waren me veel te ingewikkeld. Zelf kijken, en dan inschatten of er een diafragmaatje meer of minder moest, dat was altijd gemakkelijker voor mij...

Maar de voorbije maanden werd de druk om ook 'digitaal' te gaan steeds groter. En het bracht me heel erg in de war. Zou ik zo'n apparaat wel 'voelen'? Hoe zou ik omgaan met de vervreemding van een apparaat dat geheel automatisch en computergestuurd is? En waarom moet ik toegeven aan de druk van de vooruitgang? En waarom mogen er geen apparaten meer zijn die zonder batterijen werken, die je kunt repareren, en die een ziel hebben? En als ik dan zo'n ding koop, moet ik dan een goedkoop en onhandig spul kopen, of meteen een vertrouwde reflex, zodat ik toch een klein beetje het 'heimat'-gevoel heb?

Maar eigenlijk voelde het een beetje aan als verraad om nu toch overstag te gaan. Alsof ik iets doorknipte wat niet mocht. Het verbaasde me zelf een beetje, maar dat oude fototoestel verbond me ook met iets van daar en toen. Ik was natuurlijk opgegroeid midden in de fotografie zoals ze toen was (nu noemen we die 'analoog'). Ze was van mijn vader, en hij had ze van zijn moeder. Nog steeds voel ik een verbondenheid met de oude toestellen, de geluiden die daarbij horen, de gesprekken en het mysterie errond. Met die digitale toestellen is een deel van dat mysterie weg. Je kunt onmiddellijk zien wat het resultaat is. So what? Tja, het zal wel beter zijn.

Zoals steeds had ik iemand nodig die mij over de streep trok. Met het in wezen zo simpel argument dat je het ene toestel niet moet opgeven omdat je een ander erbij neemt. Daar had ik eigenlijk nog niet aan gedacht. En aangezien mijn vader ondertussen al een hele tijd zelf een digitaal toestel heeft, bleven er nog maar weinig argumenten over om het niet te doen. De verkoper in de fotowinkel zei me over het toestel dat ik nu gekocht heb, dat je er mee kunt werken zoals met die oude reflex van mij. Als ik dat wil, kan ik dus zelf het diafragma instellen. Dat is als weggaan en toch een klein beetje thuisblijven. Het zal nog wel goedkomen...

De gevel

02 september 2006

Alleman


Ik kreeg het boek van een dierbare vriend. Alleman van Philip Roth is een boek dat nadat je het gelezen hebt, nog een tijdje in je systeem blijft zitten. De titel verwijst naar de Elkerlyc. Iedereen heeft deze weg te gaan.

In het boek volgen we het verhaal van een art director die ouder wordt. Ouder worden is in zijn geval geconfronteerd worden met een lichaam dat het stap voor stap laat afweten. Jaar na jaar naar de kliniek moeten voor weer een operatie. En terwijl dat gebeurt maken we kennis met het leven van deze man. Zijn drie huwelijken, zijn drie kinderen, zijn werk en zijn schilderpassie zodra hij met pensioen is.

Ik hield erg van de toon in dit boek. Geen spektakel, noch in de ene noch in de andere richting. Er is geen overdreven sentiment, maar ook geen cynisme. Het lijkt allemaal zo schijnbaar vanzelfsprekend van het ene naar het andere te gaan. En net dat maakt het zo onontkoombaar, en ook zo genadeloos. De dingen komen en gaan. En er blijft niets over. De manier hoe het hoofdpersonage over zijn huwelijken praat, raakt in zijn nuchterheid. De relatie met zijn twee zoons uit zijn eerste huwelijk, is slecht. En dat soort dingen komt blijkbaar ooit op een punt vanwaar geen terugkeer mogelijk is. Zo ook de relatie met de broer van het hoofdpersonage, die met een perfecte gezondheid door het leven gaat, waardoor er ook daar een afstand groeit. Hij weet dat zijn tweede vrouw voor hem de beste was, maar hij kan niet meer terug. Het ‘ouderendorp’ waar hij gaat wonen, blijkt ook vrij leeg te zijn.

Het hoofdpersonage lijkt ontdaan van elke vorm van heroïek, en dat maakt het soms moeilijk om te lezen. Misschien lees je soms met de ogen van iemand die naar een film kijkt. En dan hoop je op een omslag, een climax of een catharsis of zo. Maar hier gaat het verhaal ‘gewoon’ naar zijn eindpunt. En dan is er niets meer ineens.

Hoewel het over ‘alleman’ gaat, is er toch geen ‘boodschap’, die door een of andere verteller wordt gegeven. Het verhaal vertelt zichzelf, vanuit de ogen en herinneringen van het hoofdpersonage. En net daardoor raakt het zo. Je kunt ook over je eigen leven een ‘verhaal’ vertellen, waardoor het allemaal logischer en coherenter lijkt dan het is. Je kunt jezelf op die manier wijsmaken dat er een soort vooruitgang of verbetering in zit, alsof je wijzer wordt met de bagage die je verzamelt. Dit boek lijkt het tegenovergestelde te zeggen. Leren uit je fouten doe je niet, en je lichaam trekt je stap voor stap naar die andere kant. Heel gewoon, en daardoor zo onontkoombaar.

01 september 2006

Mag het even?

Dat was even slikken vanmorgen op de trein: een interview met onze Vlaamse minister Moerman. Naar aanleiding van recente uitspraken van haar collega Anciaux over de luchthaven van Zaventem doet Fientje de historische uitspraak: "Zaventem is een bron van welvaart en dus van cultuur." Daar wordt een mens even stil van...

Zelfs als ik in mijn meest aimabele stemming ben, kan ik me bij Zaventem vanalles voorstellen, maar cultuur? Dat lijkt me toch een luchtbrug te ver. De redenering van de minister is dat cultuur een soort 'omgevingsfactor' is, die mee bepaalt of buitenlandse investeerders naar hier willen komen. En daarmee is dan alles gezegd waarschijnlijk.

Dit soort uitspraken maakt me zo kwaad. Cultuur 'moet' helemaal niets, buiten zichzelf. Het idee dat bij zoveel bestuurders oprukt dat cultuur 'dienstbaar' moet zijn aan de economie geeft me koude rillingen.

Als er in een stad een cultuurbeleidsplan wordt gemaakt, dan wordt dat meteen zowat ondergeschikt gemaakt aan het beleid van city marketing. Ook daarvan word ik al snel zenuwachtig. Een stad is geen product dat je op de markt moet promoten. Een stad is een levend ecosysteem, dat ontsnapt aan pogingen om het onder één label te plaatsen.

Promotie van cultuur in je stad is geen vorm van toerisme. Het is iets anders, dat er ook gewoon voor zichzelf mag zijn. Net omdat het in een andere logica thuishoort dan in een zuiver economisch paradigma.

Voor Moerman is cultuur goed voor de economie, en economie goed voor de cultuur. Ze zijn als het ware hetzelfde. Omdat mannen van vrouwen houden, zijn vrouwen nu ineens ook mannen blijkbaar...

Cultuur moet niet dienstbaar zijn. Niet aan de economie, en niet aan de revolutie. Laat er alsjeblieft nooit iets komen als 'groene kunst'.

In deze tijden van oprukkend marktdenken (een toekomstvisie van een regering heet nu ook al 'business plan'...) is het bestaan van kunst en cultuur op zich al een daad van verzet. Mensen die mooie gedichten maken, en zo plekken creëren waar je naartoe kunt gaan en door de schoonheid ervan even weg kunt zijn, zouden moeten gekoesterd worden.

Laat kunstenaars als ze dat willen met hun middelen dingen zeggen over de wereld. Door de eigen werkelijkheid die kunst is, doet kunst zo al altijd wel een soort uitspraak over de werkelijkheid. Het is een manier van kijken. Het is altijd even wakker geschud worden. Het is het zoeken van een emotie die steeds meer naar de marge geduwd wordt in een wereld waar alles 'nuttig' moet zijn. En dat is zoveel, dat het al meer dan genoeg is.