30 augustus 2013

Gelukkig kun je altijd verdwalen

Even een beetje oefenen.

Francesca loopt door de straat. Niet erg snel. Ze kijkt voor zich uit. Vroege namiddag. Aangenaam warm, een klein beetje wind. Jonathan zit op de bank. Hij bekijkt de voorbijgangers. Hij ziet Francesca voorbij lopen, maar weet niet wie zij is. Daarna blijft hij nog een uur zitten op die bank.

Het was zo’n dag. Verwachtingen hadden zich ingedikt tot dit moment. Dagenlang al hing er iets in de lucht. Het was ongrijpbaar voor wie, in zichzelf gekeerd, niet meer kon doen dan hetzelfde patroon van elke dag te herhalen. Stap na stap, zonder hoop, zonder verlangen, zonder herinnering. Zo zou het doorgaan tot een einde der tijden. Niet zo voor Francesca. Francesca was anders. Zij voelde die door verhalen bezwaarde lucht op haar schouders. Het deed haar af en toe een klein beetje wankelen, nauwelijks zichtbaar. Ze had lang staan kijken voor de kleerkast, die ochtend. Tot ze had gekozen voor die rode rok met bloemen. En dat ene truitje, haar gelukstruitje. Een truitje met een geschiedenis. Die middag was ze op weg naar een vriendin. Aan haar zou ze vertellen dat dit de eerste dag van de rest van haar leven zou zijn. En dit keer zou het ook echt zo zijn. Waarom, dat wist ze niet. En als de liefde van haar leven daar ergens in de wereld op haar zou wachten – en ze wist zeker dat dat het geval was – dan zou die zich vandaag aan haar openbaren. Of anders morgen. Of overmorgen. Terwijl ze dit dacht, liep ze een bank voorbij met een jongen erop. Ze had hem niet gezien.

Geluiden. Mensen praten door elkaar. Een onophoudelijke stroom. ‘Heb je die schoenen gezien?’ Ratelende wieltjes van een koffer op de stenen. ‘En hij heeft me niet meer terug gebeld, de lul.’ Bonkende muziek die uit een winkel rolt. ‘Mamaaaaa!? Mag ik een ijsje?! Ik wil een ijsje!’ Het geluid van vingers die een gezicht aanraken, enkel vanbinnen te horen. Schoenen met hoge hakken, iets te groot, onder een rode rok met bloemen. Een iets versnellende adem, op een bank.

Zou ik het durven? Hier zomaar op die bank blijven zitten? Gaan ze me niet aankijken? Zullen er geen lelijke en vies ruikende mensen naast mij komen zitten? (Dat mag je niet denken, je moet open staan voor alles.) Ik zal het toch maar proberen. (Probeer rustiger te ademen, dan wordt het beter.) Raar dat het hier zo smal lijkt, dat er zoveel mensen lijken te zijn, dat er zo weinig lucht is hier. Een beetje toch. Waar gaan al die mensen naartoe? Misschien moet ik proberen, op een onopvallende manier, gewoon te kijken naar de mensen die voorbij gaan? (Zouden ze het zien als je naar hen kijkt? Vrouwen wel waarschijnlijk, die zien zoiets altijd. Ook als je alles doet om het te verbergen, zien ze nog dat je kijkt naar hun lichaam. Mag je dan helemaal niet meer kijken? Maar ze zijn toch mooi? En mooi heeft toch ook te maken met ernaar kijken?) Daar komt een mooie vrouw aan. Die rode rok staat haar wel heel goed. Hoe komt dat eigenlijk? Is dat enkel die kleur? (Ze zeggen dat wel eens, dat rood aantrekt, letterlijk dan.) Ze is ook wel heel mooi, helemaal, eigenlijk. En toch lijkt ze ook een klein beetje verlegen, alsof ze zelf niet beseft hoe mooi ze is. (Niet blijven kijken naar haar, dat gaat opvallen. Ze gaat je zien zitten, en ze zal je boos aankijken, ongetwijfeld. Je bent een verlegen nerd, of zoiets. Alleszins niet iemand die dat kan, op een goede manier kijken.) Ze loopt voorbij, ze heeft niet naar mij gekeken. Waarom zou ze ook?

Is dat Francesca die ik daar zie lopen? Shit. Zij heeft die rok gekocht die ik vorige week nog in de etalage zag hangen. Zie je wel, ik had hem toch moeten kopen.

Hij kijkt uit het raam. Een klein beetje voorover. Als hij wat verder voorover zou buigen, zou misschien? Het komt niet meer goed. Iets anders kun je niet zeggen. Elke dag wordt de ruimte die hij ooit was, kleiner. Als een omhulsel waar langzaam de lucht uitgezogen wordt. Misschien moet hij meer van dat soort vergelijkingen over zichzelf bedenken, misschien dat de woorden hem zo kunnen helpen om niet opgeslokt te worden. Misschien moet hij wachten op een teken, iets dat hem duidelijk zal maken dat in de wereld daarbuiten de dingen wel goed zijn, dat er wel een zin kan zijn. Het kan geprobeerd worden, erger wordt het toch niet. Daar, daar zit een jongen op een bank. Hij lijkt wat onrustig. Misschien wacht hij op iemand. Een vrouw die eindelijk zal komen. Waarom zegt hij nu jongen en vrouw? Moet dat niet zijn jongen en meisje, of man en vrouw? En daar, daar komt een mooie vrouw aan. Wat is ze mooi. Wat een lichaam. Hopelijk gaat ze naar hem, hopelijk is dat het teken. Misschien is dat te veel gevraagd. Ze mag ook gewoon even glimlachen naar hem, en daarbij een klein beetje blozen. En hij moet dan verlegen wegkijken. Ja, laat dat het teken zijn. Ze loopt hem gewoon voorbij. Zie je wel, er is niets. Het heeft geen zin meer.

Het landschap herinnert zich alles. Voetstappen verdwijnen niet uit het geheugen van een straat. Adem vol verwachting laat een deuk na in de lucht, nauwelijks waarneembaar, maar aanwezig. En de verhalen, zij blijven hier dolen. Over hoe zij elkaar niet vonden. Nog niet.

Gelukkig kun je altijd verdwalen. In de woorden.

26 augustus 2013

Alles komt goed

Dat je het dus blijkbaar nog steeds kunt, ergens je tanden op stukbijten.

Soms voel je je te ver weg, zou je iets willen doen waarvoor je dichterbij zou moeten zijn.

In de winkel legt de mevrouw uit dat ze die scheermesjes, die er nog steeds niet terug zijn, niet moeten bestellen. Ze komen als het ware uit zichzelf naar de winkel. Woew. Waarom kunnen ze dan ook niet uit zichzelf naar jou komen? Dat zal je altijd alerte geliefde later opmerken. Ze heeft een punt.

Later naar de platenwinkel snellen om die plaat op te halen. (Iemand zou kunnen opmerken: dat is geen plaat, dat is een cd. En jij zou dan antwoorden: voor mij zal dat altijd een plaat zijn, na!)

Thuis meteen ermee aan de slag. En vaststellen dat de nieuwe plaat van de oude meester, die eigenlijk een nieuwe plaat met oude muziek van de oude meester is, die toen op dat moment nog een jonge meester was (en daarvoor was het I was so much older then, I’m younger than that now), vaststellen dus dat die plaat verrassend goed is. Je moet een beetje slikken af en toe.

Nog snel een beetje opruimen in het huis. Je geliefde is op komst. Maar er later niets van laten merken, vanzelfsprekend. Het is natuurlijk louter toevallig.

De druiven zijn bijzonder dik dit weekend. En mmm.

Aanschuiven om de zaal binnen te gaan. Dat ene flesje van je vriendin mag niet mee binnen. Terwijl je staat te wachten nog bekend volk tegenkomen. Meteen even checken: je hebt hem toch al gehaald in de platenwinkel, de nieuwe oude van jeweetwel.

De man op het podium maakt merkwaardige bewegingen, en lijkt het allemaal nog heel erg te menen ook. De blazers lopen rondjes in door hem bedachte choreografieën. En hoe je toch wou dat hij zeker dat ene liedje zou zingen: Hi yo I got plenty of time/ Hi yo you got light in your eyes/ And you're standing here beside me/ I love the passing of time.

Later. Wachten op de trein die zal komen. Proberen de tekst te ontwarren van een affiche die blijkt te gaan over dyslexie.

De volgende dag. Vroeg op. Op weg naar een lange treinrit. Een treinreis zou je zelfs kunnen zeggen. Wat loop je hier graag, zo.

Als jij al die psychologische tests uit dat tijdschrift zou invullen, en niet zij, wat zou er dan gebeuren? Zouden je diepste geheimen onthuld worden? En zou dan de wereld instorten?

Een klein beetje zenuwachtig toch voor wat er zal gebeuren.

Is er een geijkte manier om scones met room en aardbeienjam te eten?

Het loopt wel allemaal goed, eigenlijk. Je bent niet alleen een beetje verlegen. Ook wel trots, eigenlijk.

Daar staat het op de muur, bij het binnenrijden van dat station: het komt allemaal goed. Een beetje verder staat er: als je wil.

Je houdt wel van deze treinreizen. Hoe je na een tijd in een ritme komt dat ervoor lijkt te zorgen dat je gaat bewegen in een niemandsland, tijdloos. En dit keer nog meer dan al die andere keren daarvoor, is het alsof je verdwijnt in die plek die alleen hier kan ontstaan. Zij ligt tegen je aan, bijna te slapen. En jij doet je best om niet bijna bijna in slaap te gaan vallen. Je zou niet zo goed weten wie waar ophoudt. Als pastelkleuren in waterverf. Dit zou eeuwig mogen duren, eigenlijk.

We zijn op weg naar huis, denk je.

Wat zijn ze goed, die acteurs in die film. Hartverscheurend.

Je ziet iets in haar ogen, die nacht.

Het is weer heel vroeg, die ochtend, als je door de stad fietst. De tandartsmevrouw gaat nu weer opbouwen wat jij had afgebroken. Het dochtertje van de tandartsmevrouw komt nog even binnenvallen terwijl jij daar zo weerloos opengesperd ligt. Met zo’n open mond toch nog een brede glimlach proberen te produceren, het is het betere werk qua spierbeweging.

24 augustus 2013

De feestdag

‘Hoeveel jaar is het nu eigenlijk?’
‘Wat? Hoeveel jaar wat?’
‘Wij, hoeveel jaar wij.’
‘Wil je dat exact weten? Want dat zal niet kunnen.’
‘Waarom niet?’
‘Na al die jaren weet ik nog steeds niet wanneer het juist begonnen is. Ik heb je daar ooit nog een brief over geschreven, weet je dat niet meer?’
‘Ja natuurlijk, hoe zou ik dat kunnen vergeten?’
‘We kunnen het dus alleen maar ongeveer zeggen, en dat vind ik eigenlijk wel beter. Ik heb liever dat we nooit op die vraag kunnen antwoorden.’
‘En ik vind dat we een soort feestdag zouden moeten invoeren. Voor ons.’
‘Zomaar alleen voor ons?’
‘Ja, vind ik wel. Weet je nog dat we ons hadden voorgenomen om samen oud te worden?’
‘Ja, maar dat is al wel heel lang geleden.’
‘Dus…’
‘Dus?’
‘Dus, zie je wel. We zijn het dus aan het doen, eigenlijk.’
‘Is het al begonnen dan?’
‘Onnozelaar.’
‘Ja, maar als we samen oud gaan worden, dan wil dat wel zeggen dat we dus ook oud zullen worden. Ik vooral.’
‘Begin je weer?’
‘Ik stel maar vast.’
‘Kunnen we dan niet beter een leven lang zeggen dat we ooit eens moeten beginnen met samen oud te worden? En dan de hele tijd discussiëren over het beginmoment. Van dat oud worden dan.’
‘Zucht. Dat gaat nog vermoeiend worden, dat oud worden met jou… Maar daarmee hebben we nog geen feestdag.’
‘Heb je een voorstel dan?’
‘Morgen.’
‘Morgen? Waarom zo snel?’
‘Stel je voor dat overmorgen die F16 tegen ons huis vliegt, uiteindelijk, dan hebben we die feestdag niet meer gehad.’
‘Ja, dat is wel een strak argument. Zeker nu de regering moet beslissen over de opvolger van de F16. En dan zwijgen we nog over die dino’s en die mensetende killerkabouters.’
‘Ja, laten we daar maar over zwijgen.’
‘Moeten we bij de planning van onze feestdag dan geen rekening houden met de terugkeer van de eenhoorn?’
‘Nee, dat vind ik niet. Dat lijkt me meer iets als een teken dat we oud beginnen te worden. Die terugkeer dan.’
‘Op die manier, ik begrijp het.’
‘En?’
‘Hoezo, en?’
‘Morgen dan maar?’
‘O jee, moeten we dan niet volop beginnen met de voorbereiding van de werkzaamheden?’
‘We moesten al bezig zijn, volgens mij.’
‘Volgens mij moeten we dan wel eerst een middagdut doen, om extra energie op te doen.’
‘Mmm, middagdut.’
‘Ik vind dat wel een goede uitvinding, een middagdut.’
‘Ja, ik ook. Vooral die van ons.’
‘En moeten we dan, na de middagdut, een actieplan maken, met een draaiboek, voor onze feestdag?’
‘Minstens.’
‘Dus ook nog een marketingplan, een mediastrategie en een budgettaire doorrekening.’
‘Daar moeten we wel op rekenen, denk ik.’
‘O jee. Druk, ik voel de druk stijgen.’
‘Dan zullen we ons genoodzaakt zien, door die druk, om na de middagdut nog een chocolademoment in te passen.’
‘Goed idee.’
‘Eigenlijk is dat wel leuk, een feestdag plannen. Redelijk leuk toch.’
‘Redelijk ja.’
‘En als we dan ooit beslissen om samen oud te worden, gaat het dan de hele tijd zo leuk zijn?’
‘Dat weet ik niet, dat zullen we dan pas merken.’
‘Oei, dat is wel lastig. In het kader van de besluitvorming dan toch.’
‘Het is een risico natuurlijk. Het zal een wilde stap in het onbekende zijn.’
‘Minstens.’
‘Misschien kunnen we dus best nog wat jaren wachten eer we beslissen om samen oud te worden.’
‘Zie je wel, dat zei ik dus ook.’
‘Maar ondertussen gaan we dus wel werken aan die feestdag.’
‘Ja, maar eerst toch een middagdut.’
‘O ja, eerst een middagdut.’

23 augustus 2013

Klein

Gedachten die bij je op kunnen komen tijdens nachtelijke fietstochten, op weg naar huis.

Het verlangen om niet te moeten nadenken over wat je doet en hoe je beweegt. En hoe dat – waarschijnlijk in symbolische vorm – gehinderd wordt door de permanente nood om op te letten of je niet in een hoopje glas of een al te diepe put in het fietspad zult rijden. Hoe je op den duur de vertrouwde putten wel kent, maar hoe het dan toch hoogstens een ingehouden loslaten wordt.

Die mevrouw die een beetje overmoedig afslaat en nog net op tijd ziet dat jij al aan het oversteken was (met groen licht). Dit zou wel een heel eenzame plek zijn om aangereden te worden. Hoe lang zou het dan duren eer je geliefde er iets van te horen krijgt?

Soms ben je minder aanraakbaar dan op andere momenten. Soms kijk je vervreemd naar die man alsof daar een huls ligt van jezelf. Alsof de verschillende lagen van wie je bent uit elkaar geschoven zijn en een verschillend ritme volgen, of niet bewegen.

Soms heb je geen zin in die ene helling. Alsof die plek je iets wil zeggen, je op de proef zou willen stellen.

Jezelf aanleren om niet te denken aan hoe laat het zou kunnen zijn. Het zou dat warme gevoel dat onder je huid nabeweegt kunnen dempen. Het zou je rustelozer kunnen maken dan goed voor je is. Je voornemen om gewoon binnen te komen thuis, rustig door de kamer te lopen om de gordijnen te sluiten en nog een glas water te drinken, met trage en open bewegingen naar bed te gaan, en zelfs dan nog niet naar het uur te kijken. Je voornemen om je daarna gewillig uit handen te geven aan de slaap, en pas de ochtend nadien te merken dat de nacht misschien wat kort was.

Soms het gevoel hebben dat een stuk van je huid is afgescheurd bij het voortijdig moeten vertrekken. Bijna elke keer denken dat het vertrek voortijdig is.

Waar gaan die mensen naartoe die je voorbij rijden? Zouden ze ook op weg zijn naar huis?

Welke man ben je eigenlijk? En kun je wel antwoorden op die vraag?

Soms denk je dat je nog een eeuwigheid hebt. Soms denk je dat dat niet zo is. Er gaat een rilling door je lichaam.

Af en toe is het alsof je benen je doen zweven over de weg. Je zou niet weten waar die energie vandaan zou kunnen komen. Af en toe is het alsof je wielen vastgezogen zitten in het beton, of zo.

Beelden van zoveel schoonheid inprenten in de kanalen van je hersenen. In je hoofd die beelden ook nog eens aanraken.

Beseffen hoe de opeenvolgende beelden veranderen, hoe iets verdwijnt en er iets anders voor in de plaats komt.

Soms denk je aan de woorden die je niet vond, de dingen die je niet gezegd hebt, hoewel je je dat had voorgenomen. Je voelt het in je schouders.

Soms denk je aan wat je had willen zeggen, op weg naar bedacht. Je beseft dat je die dingen niet hebt gezegd. Ze hebben zich van zichzelf ontdaan, soms door niet meer dan een hand of enkele uitgesproken worden. Je voelt het in je glimlach.

Soms heb je niet zoveel last van je falende zelf.

Ooit dacht je dat je nooit oud zou worden. Later begon het langzaam binnen te sijpelen dat het je misschien wel gegund zou worden, dat het niet onmogelijk zou zijn. Nu, week, denk je aan hoe het zou kunnen zijn om oud te worden. Je bent een watje, ongetwijfeld.

Zo dicht bij een van je angsten komen. Niet weglopen, dat is al een vooruitgang. Je nadien alleen maar klein voelen. Het waait een beetje uit je weg, tijdens het fietsen. Een beetje.

Tijdens het fietsen kun je traag wenen.

Gezichtjes met glinsterende ogen, ze blijven in je hoofd bewegen. Niet opgewassen tegen zoveel zoveel, denk je soms. Wat groot is, maakt je zo onhandig klein.

Hoe je die laatste helling afdaalt, telkens weer. Voorzichtig, zou iemand kunnen zeggen. Een klein beetje ingehouden, misschien. Zorgvuldig, zou ook kunnen.

18 augustus 2013

Libelle

Het andere meisje zegt: ‘Ik wil graag nieuwe vriendjes. 2 + 1 nieuwe vriendjes. Ook een jongetje, dat wil ik graag. Maar ze willen geen vriendjes worden met mij. Ik had het gevraagd. Aan een jongetje: wil jij mijn vriendje worden, wil jij mijn vriendje worden, wil jij mijn vriendje worden. En hij zei: nee.’
Jij (samen met je dierbare geliefde): ‘Hij was misschien verlegen.’

(Die laatste vorm van samenzeggendheid geeft andermaal aanleiding tot het mogen doen van een wens. Die dient natuurlijk geheim te blijven. Als je hem verklapt, brengt dat ongeluk. Of beter: dan komt de wens niet uit. Dat zijn al twee wensen op twee dagen.)

Maar, wat zou er mis zijn met het andere meisje waardoor die jongen nee zegt? Niets, vanzelfsprekend. Misschien iets met die jongen? Misschien wou hij zelf naar het andere meisje toestappen om te vragen of zij zijn vriendinnetje wilde zijn, maar durfde hij niet. Dat is een fenomeen dat wel meer wordt waargenomen bij jongetjes. Dat ze zich in omwegen wringen. (Eerder die dag had het ene meisje nog gevraagd wat dat betekent, een omweg. Maar als een omweg een langere weg is, wat is dan de kortere versie van omarmen?) Misschien had hij zich dagen mentaal voorbereid, allerlei scenario’s overlopen (als ze dat zegt, dan zeg ik dit) en die in stroomschema’s omgezet. Hij dacht dat hij er eindelijk klaar voor was, na enkele woelige nachten van heen en weer draaien. En toen hij eindelijk in haar buurt durfde komen, zei zij zo BAF! in zijn gezicht: wil je mijn vriendje worden? Ondanks diepgaande studie van de communicatietechnieken van peuters van na de tweede feministische golf was hij op zoveel directheid niet voorbereid. En aangezien hij – uit schroom, een ander fenomeen bij sommige jongetjes – niet gewoon met ja durfde antwoorden, alsof dat te gretig zou zijn of zo, zei hij – zonder het zelf goed te beseffen – nee. Zo ontstond de tragische situatie van twee peuters die eigenlijk alleen maar vriendjes wilden zijn maar door een kosmische hapering niet bij elkaar kwamen. Nog niet, hopelijk…

Wat doe je met zo’n situatie? Waar kun je deskundig advies vinden? In deze tijden kun je maar één ding doen, en dat is crossmediaal gaan. (Als je zo’n woord hoort, dan kan dat maar één ding betekenen: die baas van Sanoma, die met dat snorretje, moet ergens in de buurt zijn.) Contact zoeken dus met de relationele manager van Libelle TV.

Ja, ik ben dus Jozefien van Libelle TV. Momenteel zijn we nog volop aan het proefdraaien voor ons nieuwe programma op de nieuwe zender Libelle TV. Libelle TV heeft het, het, helemaal. Alles voor de moderne vrouw, en dat zonder onderbreking. Je kunt een streepje Libelle TV gemakkelijk in je multitasking integreren. En als je gewoon zomaar voor de televisie zou liggen, dan ben je geen tijd aan het verliezen, je bent bezig met een verhoging van je levenskwaliteit. En dat dus door Libelle TV.

Of het mogelijk was dat zij op vragen zou antwoorden zonder in elke zin aan product placement te doen?

Ik zal mijn best doen om niet in elke zin Libelle TV te vermelden.

Hoe dat zit met dat management?

Dat is de moderne tijd. Een relatie, dat moet je managen. En dat kun je dus leren. In ons nieuwe programma zullen we daarvoor diverse tools aanbieden. Die tools zijn dan weer via diverse platforms te downloaden. Of per drager te ontvangen, haha.

En of er concreet advies kan gegeven worden in het geval van het andere meisje?

In deze specifieke case zie ik vooral opportuniteiten voor verdere persoonlijke groei. Als die twee het hierbij laten, is een kleine kans op traumatische nawerkingen niet geheel uit te sluiten, maar vooral dan bij het jongetje, denk ik. Maar eigenlijk geeft het meisje blijk van een eigentijdse relationele strategie die kiest voor een transparante landscapebenadering. Goed de omgeving screenen, dan het gewenste doel spotten, na het vastleggen van de persoonlijke targets (de 2+1 dus) en dan recht op dat doel afstappen. In dit geval zou ze kunnen overwegen om hem een tweede kans te geven, met een beetje geduld voor zijn stamelende verlegenheid. Er is een reële mogelijkheid dat het nog heel erg goed komt.

En nu ze toch aan de lijn is, of er nog advies voor jou te scoren is?

Nou, terwijl we aan het praten waren, heb ik u even gegoogeld. En ik zie dat u een waterman bent. Weliswaar reeds van middelbare leeftijd, maar daar kunt u zelf niet veel aan doen natuurlijk, haha. Ik zou zeggen: zeg het haar gewoon. Zeg haar gewoon hoe groot haar diepgaande positieve invloed in de meer existentiële domeinen van uw leven is. Niet uit schroom of verlegenheid minimaliseren of zo. Niet daardoor de indruk geven dat je een dubbele boodschap hebt. Vrouwen zijn hypergevoelig voor dubbele boodschappen, ook al heb je er als man niet eens een halve, door al je stamelend gestotter. Dat laatste is natuurlijk ook een verfijnde techniek, die – in geval van goede uitvoering – tot enige vertedering kan leiden bij de vrouw in kwestie. Maar weinig mannen bereiken een voldoende hoog level in deze techniek.

Veel nuffige informafie, die zich in omwegen en stamelend door je hoofd beweegt, en misschien aanleiding zal geven tot beslissende actie. Op oneven dagen dan, of zo. En na een voorafgaande verontschuldiging, of zo. Misschien. Ooit.

17 augustus 2013

Joris en de dingen

Het meisje zegt: ‘Ik wil graag een kabouter als huisdier.’
Jij zegt: ‘Een kabouter is toch geen dier?’
Zij zegt: ‘Een huismens dan.’
Jij (samen met je dierbare geliefde): ‘Dat is toch ook geen mens, een kabouter?’
Zij: ‘Grrr.’
Jij: ‘Een huiskabouter dus. En wil je liever een mannetjes- of een vrouwtjeskabouter?’
Zij: ‘Dat maakt niet uit, als hij maar krulletjes heeft.’

Belangwekkende informatie dus. Maar hoe staat het in het echt? We vroegen het aan een echte kabouter. Joris.

Ja, ik ben dus Joris, van het kabouteruitzendbureau Gnomix XL. En tevens woordvoerder van de Koninklijke Kabouterbond. Ik werk als huiskabouter. Mijn vrouw Georgette doet dat ook, trouwens. Wij worden uitgezonden naar onze klanten. Ik zit op de afdeling kindjes. Elke afdeling staat voor een eigen discipline. Het is heel anders om voor kindjes te werken dan wanneer je voor volwassenen of ouderen werkt.

Of men als kabouter ook eisen kan stellen aan de klant?

Ja, natuurlijk. Ik heb altijd drie eisen. Ten eerste het diepgaande gesprek. Als huiskabouter wil ik betrokken zijn in het leven van de klant voor wie ik werk. Hoe oud hij of zij ook is, dat maakt niet uit. Ik wil dus de kans hebben om diepgaand te kunnen praten, regelmatig, met de klant. Zo blijft het ook voor mij boeiend, maar daarover gaat het eigenlijk niet. Als huiskabouters hebben we een manifest uitgewerkt dat moet zorgen voor een kwalitatieve dienstverlening. Vroeger werd onze functie vooral gezien als een soort hulpje in huis. Maar nu zien we onszelf als een ankerpunt in het leven van onze klanten. We willen er ook zijn bij de moeilijke momenten en dan kunnen we steun en advies geven. Ik heb daar allerlei opleidingen voor gevolgd trouwens, betaald met opleidingcheques. Als de klant niet bereid is ruimte te maken voor zo’n vertrouwensvolle relatie met de kabouter, dan heeft het niet erg veel zin. Op mijn leeftijd wil ik alleen nog maar goede opdrachten aannemen. Ten tweede moet het eten goed zijn. Geen minderwaardige brol dus. De meeste kabouters zijn overigens ook vegetariër. En ik wil volwaardige schotels. Schoteltjes eigenlijk. Dus niet van het type ‘we hebben gewoon het vlees weggelaten’. En ook met genoeg variatie. Niet elke dag quorn, zoals in het ziekenhuis. Gewoon lekker. Een goed gevoede huiskabouter kan zijn of haar werk veel beter doen. En ten derde. Af en toe genoeg tijd voor het thuisfront. Voor Georgette dus. We willen elkaar wel regelmatig kunnen zien en dan voldoende tijd samen kunnen doorbrengen. Zeker om te knuffelen. Wij knuffelen namelijk graag. Dat is ook gezond. Als een klant daar niet tegen kan, of – erger – jaloers wordt, dan bol ik het af, meteen.

Of er bij de kabouters ook een breed maatschappelijk debat gevoerd wordt over het langer werken?

Zwijg stil man… Bij ons gaat dat ook tegenwoordig de hele tijd daarover. Ik had gehoopt op mijn 135 op pensioen te kunnen gaan, maar het zal 165 worden vrees ik. En ik heb nog zoveel boeken te lezen, hoe moet dat dan allemaal? En die tuin waarin ik eindelijk eens wat meer zou willen werken? Ik had me ook voorgenomen om na mijn pensioen een cursus speculaas bakken te volgen. Georgette is daar helemaal wild van, en zo zou ik haar uitgebreid kunnen verwennen. En zij zou zich dan kunnen toeleggen op het pottenbakken, free style, met conceptuele randjes. Maar ja, het zal niet in onze handen liggen, vrees ik.

En het huwelijkse leven?

Het zit zo, kabouters trouwen eigenlijk niet. Dat bestaat bij ons niet. Wij werken in decades. Na elke tien jaar kun je kiezen: gaan we ermee door, of is het goed geweest qua ons? Een systeem met voor- en nadelen, dat moet ik wel zeggen. Georgette is nu mijn derde vrouw. De vorige twee wilden wel eens iets anders. En het had niets met mijn kookkunst te maken. Ook niet met mijn grapjes, dat denk ik toch. Maar wel met de krulletjes. Krullen zijn een gevoelige kwestie in de kabouterwereld. Het ultieme symbool van schoonheid. Bij mij zie je het niet meer zo goed, maar ooit had ik veel en mooie krullen. En zij wilden dus liever een jongere man, vooral een met meer en mooiere krulletjes. Nu ja, de dingen zijn wat ze zijn. Maar Georgette en ik, wij zijn nu al lang samen, en we zullen ook wel samen blijven, denk ik toch. Wij zijn meer voor de intrinsieke waarden. Meer knuffeltjes dan krulletjes dus eigenlijk, haha. Niet dat ik geen krulletjes meer heb, zoals hier op mijn arm of zo, maar Georgette die kijkt daar doorheen. En dat niet alleen letterlijk, haha.

Joris legde nog de praktische details uit, voor het geval het meisje hem zou in huis zou willen halen. Die informatie is doorgegeven. Nu is het enkel nog afwachten wat er zal gebeuren. Misschien kan Joris binnenkort aan het werk bij het meisje.

14 augustus 2013

Dit moment van het jaar

Het is weer dat moment.

Het zou kunnen dat het steeds verder weg schuift in de plooien van je geheugen, in de rimpels van de tijd. Het zou kunnen dat dat niet zo erg is. En toch.

Je kunt niet anders, durft misschien niet anders. Dan weer even daar te zijn, toen. Als een ritueel dat iets van de tijd kan bezweren. Misschien is het niet erg om gewoon de woorden te laten komen zoals ze nu zijn. In verandering.

En ook omdat je dat toen aan jezelf beloofd had. Dat het nooit vanzelfsprekend zou zijn, nooit alsof het er niet geweest was. Dat je het leven zou koesteren, elke dag zou vieren, elke dag sinds.

Dus.

Toen, zoveel jaar geleden. Je zat in de tuin van een vriendin, met je zus en een van haar kinderen. Het was een woensdag, dat weet je nog. De dag van de zonsverduistering. Even werd alles donker. En jij zat te rillen (de onderhuidse koorts was al de hele vakantie bij je). Pas uren later leek het beter. De dag daarna was je bij je dokter, en voor de maand om was, wist je dat er iets in je buik zat dat daar niet mocht zitten. Bij het gesprek in het ziekenhuis, na die dagen van onderzoeken, begon die dokter allerlei dingen te zeggen die zouden gaan gebeuren. En jij vroeg: “Als ik het goed begrijp, bedoelt u dus dat die tumor kwaadaardig is.” En hij zei: “Ja natuurlijk, maar dat wisten we toch vorige week al.” En jij had willen zeggen – besefte je later: “Ja, u wel, maar ik niet.”

Wanneer was ‘het’ begonnen? Niet in de dagen voor de zonsverduistering. Nadien kon je alles wel een beetje reconstrueren. Je had maanden eerder op die stoel in dat ziekenhuis kunnen zitten, en niet helemaal begrijpen wat die man in zijn witte jas probeerde te zeggen. Och, het zal wel niets bijzonders zijn. Dat had je de hele tijd tegen jezelf gezegd. Het had een fatale misrekening kunnen zijn. Wanneer was het? Maar augustus was dan het moment van het weten. Als een trein die vertrok, aan hoge snelheid.

Zoveel beelden zijn er nog. Ze horen bij dit moment van het jaar. En ze voorzichtig weer door je hoofd laten sijpelen is niet zo slecht. Soms ben je bang dat ze zomaar zullen verdwijnen, waardoor je niet trouw zou blijven, of zoiets.

En soms ben je bang van zoveel leven. Het went nooit helemaal. Dat je dat zomaar kreeg. En die anderen niet. Zij die er ondertussen niet meer zijn, zij die nog steeds vechten met die kloteziekte. En hoe eindeloos kwaad het je maakt, nog steeds. Soms denk je dat je zelfs niet kwaad genoeg bent, dat je iets zou vergeten. Soms denk je dat zij, die nu aan de andere kant van het leven zijn, je diep in je ogen kijken en zeggen: maar jij, jij moet ten volle leven, jij moet het leven overleven. En dan weet je dat je het nooit goed genoeg zult doen. Soms is die verantwoordelijkheid te groot. Soms is het alsof je hen teleurstelt. Soms is het alsof je te achteloos bent, zomaar de dag voorbij laat gaan, zonder het te beseffen. En soms besef je dat het goed is dat je voor de zoveelste keer hun verhaal vertelt. Misschien kun je niet meer doen.

Elke avond, als de lichten uit zijn, voor je naar je slaapkamer gaat, maak je een kleine buiging. En dan zeg je: dank je voor deze dag. Niemand ziet het, niemand hoort het. Het is alsof het leven even in je handen ligt, kwetsbaar als water. Kijken durf je niet.

En soms ben je kwaad op dat gehavende lichaam. Je zou het kunnen verwensen. Je zou willen dat het niet de aandacht op zichzelf trekt. Je zou willen dat het niet meer dan achtergrondmuziek was. Het is niet zo moeilijk als je alleen bent. Alle trucjes, alle systeempjes. Alleen jij ziet het, alleen jij weet het. Het is anders als je niet alleen bent. Hoe je je schaamt, soms. Hoe het soms lijkt alsof dat lichaam je niet gunt om niet alleen te zijn. Hoe je dan worstelt met de liefde, niet zou willen dat die ander dat lichaam moet zien. En hoe je je dan weer schaamt omdat je weet dat die littekens die je zo kwaad kunnen maken soms, in het niets verzinken bij wat anderen meemaken. En zo draai je in cirkels.

Misschien is het niet eenvoudig voor de mensen die jij graag ziet. (Je kunt er zelfs niet over schrijven zonder tranen.) Misschien maakt het je een beetje redeloos. Hoe je hen zou willen beschermen. Hoe iets het van je overneemt als het daarover gaat. Hoe je nog altijd stiekem zou willen zeggen: nee, jij niet, ik heb het al gehad. En hoe onzinnig dat is. Misschien vergeven ze het je wel. Dat je hen soms zou willen opbellen ineens, om te vragen of alles goed is. Dat je hen zou willen smeken soms om alles te doen wat ze kunnen om te voorkomen dat. En omgekeerd. Hoe je er nog steeds niet aan gewend bent om ineens in hun ogen te zien dat zij weer bang worden om jou.

En soms denk je dat het gewoon iets van toen is geworden. Tot ineens de paniek toe kan slaan. Zomaar, uit het niets. De tijd leert je wel dat je kunt en moet vertrouwen. En toch, toch vertrouw je het nooit helemaal. Toch denk je soms, zomaar, dat als het nog eens zou gebeuren je geen tweede keer het leven terug zou krijgen. Toch kan, soms, het kleinste geruis in dat lijf een lawine veroorzaken. Waarschijnlijk heb je geleerd hoe je die kleine lawine over je heen kunt laten gaan, zonder dat je de grond verliest. En toch.

Misschien is het toeval, misschien niet, dat je net vandaag een vraag krijgt. Om binnen enkele maanden te gaan spreken over je ervaringen van toen. Iets wil je er zachtjes aan herinneren: dit is het moment van het jaar. En je kunt alleen maar ja zeggen op die vraag.

12 augustus 2013

Zittende mensen

Met lichtjes knikkende knieën. Na een eeuwigheid. Zal ze je nog herkennen? En zo.

En niet goed weten wat je moet zeggen. Verlegen. Veel dus, dat het veel is.

En de verwarring. Dat je in de thuiskomst het gemis tot net daarvoor kunt voelen. En dat dat pijn kan doen.

In de nacht weer naar huis fietsen. Iets is afgebroken, voor even.

Dat het toch beter is, aan deze kant van de thuiskomst, denk je, die ochtend. Waarom je jezelf oplegt om zo vroeg op te staan om naar de markt te gaan, helemaal zeker weet je het niet.

Het ritme verandert weer, iets in je ademhaling ook.

En merken hoe lege plekken in de ruimte rondom jou weer gevuld worden. Het huis voelt anders, die avond. Misschien hebben herinneringen toch altijd een dimensie minder.

En dat je niet meer verloren moet lopen. En zo.

Misschien ligt het aan die vroege ochtend. Dat sommige antwoorden die avond uitblijven bij het oplossen van het kruiswoordraadsel.

’s Nachts even kijken. Alles is er nog.

Een trage ochtend. De kunst van het hier. En niet meer weg willen. De geluiden van daar buiten zijn dichtbij, maar dat geeft niet.

Misschien hangt er een klein verdriet in de lucht. Iets dat beweegt tussen momenten.

Zullen we even gaan kijken of die schoenen er nog zijn in de winkel?

Op weg naar het museum. Iets is anders geworden.

Zittende mensen in grote lege zalen. Ze zijn onwerkelijk werkelijk. Ze zullen als was in je handen zijn, mocht je ze aanraken. Ze zijn gehuld in hun naaktheid. Omgeven door een verdriet. Niet meer dan een doekje lijkt hun hoofd te beschermen. Als je lang genoeg wacht, als je lang genoeg blijft kijken, bewegen ze. Bijna. Scheuren in hun lijven. Daar waar de stukken aan elkaar zijn gezet.

Misschien hebben wij ze ook. Scheuren, in onze lijven. Waar de tijd sporen heeft nagelaten. Waar onvermogen en schaamte huizen. Waar de dingen niet te zeggen zijn. Ze zijn werkelijk. Niet gehuld in hun naaktheid.

Op weg naar huis. Iets is anders geworden, je weet nog niet wat.

De foto van haar ogen. Het is er allemaal.

Die nacht loopt ze op blote voeten. De schoenen laten zich voorlopig nog niet temmen. Door de stad, op blote voeten. En je zou het kleinste glinstertje glas willen zien, het uit de weg ruimen. Dat je zo stil bent, zal ze later zeggen. Iets is anders geworden, denk je. Iets met wij, zul je later beseffen.

Een ochtend vol goede voornemens. Toch maar eerst de voeten verzorgen. Pleisters voor bewegende delen, of zoiets. Zouden zittende mensen pleisters voor zittende delen hebben? Of enkel tegen een nooit uitgesproken verdriet, dat als een grondstroom onder onze huid beweegt, altijd?

Methodes om een grondzeil te laten drogen in de zon.

Je loopt met de kruiwagen heen en weer. Alsof er geen vragen zouden zijn, de dingen zijn gewoon wat ze zijn.

En later kijk je naar scheuren. Misschien is er wel bijna meer hier dan je aan zou kunnen.

Misschien ben je gekomen waar het onbetreden was. En maakt dat je klein.

Iets is anders geworden, zeg je. Verlegen en ontroerd. En dankbaar, dat je zomaar hier mag zijn. Waar je wilde zijn.

De avond valt, wanneer je naar huis fietst. Het licht kantelt. Iets is goed.

09 augustus 2013

All That Is

Als motto vooraan All That Is (vertaald als Alles wat is) van de Amerikaanse auteur James Salter staat er: "There comes a time when you realize that everything is a dream, and only those things preserved in writing have any possibility of being real." Op de vraag van Doe Maar, Is dit alles?, lijkt de titel van dit boek te antwoorden: ja, dit is alles. Er zit meer dat blijft, meer werkelijkheid in het boek, in de woorden, dan in het voorbij glijdende leven. Het leven is ‘maar’ dat. All That Is is een mooi boek over een ‘gewoon’ leven, waarbij je als lezer vaak meer warmte voelt voor het boek dan voor het hoofdpersonage en zijn leven. Dat leven is een kluwen van andere levens, andere verhalen. Het hoofdpersonage blijft aan de oppervlakte van zijn eigen leven, blijft het soort man dat hij was, terwijl de tijden veranderen, ergens op de achtergrond. En Salter beschrijft dit alles in een uitgepuurde maar trefzekere stijl, die ook aan de oppervlakte blijft, maar veel laat vermoeden onder de waterlijn. Het tragische van een leven dat ‘maar’ dit is lijkt ver weg te blijven van de woorden, maar sijpelt net daardoor sterker door.

All That Is, is het verhaal van het leven van Philip Bowman. In het begin van het boek zit bij op een oorlogsschip dat op weg is naar Okinawa, in de laatste dagen van de confrontatie met het Japanse leger. Hoewel Bowman een beetje een toeschouwer blijft van wat hij zelf meemaakt, voel je een intensiteit van leven die – zo zal blijken – later niet meer terug zal komen.

Na de oorlog komt Bowman terug in New York, waar hij uiteindelijk gaat werken voor een uitgeverij. Hij trouwt met een meisje uit het zuiden, maar ze scheiden niet erg veel later. Hij wordt verliefd op een vrouw uit Groot-Brittannië, maar de relatie raakt niet echt op gang. Een volgende relatie lijkt heel goed te beginnen, maar krijgt een abrupt einde, waarvoor Bowman later op zijn manier wraak zal nemen. Tussen die relaties door beweegt Bowman tussen feestjes, etentjes, reizen heen en weer voor zijn werk, … Aan het einde van het boek heeft Bowman een nieuwe liefde gevonden, en komt hij tot het besef dat hij misschien niet meer zoveel tijd heeft.

Het verhaal meandert associatief van het ene naar het andere fragment. Soms is de verteller duidelijk aanwezig, soms krijg je gewoon iets als een scène uit een film gepresenteerd. Het verhaal van Bowman is in dit boek soms vooral het verhaal van alle nevenpersonages. Hun levens schuiven tussen de andere fragmenten en worden met subtiel mededogen beschreven, met mooie details. Bij hen zie je soms meer van wat een grote liefde kan zijn.

Bowman beweegt door het leven, geniet van het artistieke milieu zoals hij dat leert kennen, lijkt het allemaal wel graag te doen, en ‘verhuist’ vaak, tussen huizen, en dus ook tussen vrouwen. Op een bepaalde manier is hij echter ‘gestold’ in de tijd. Af en toe krijg je wel iets te horen over de grote gebeurtenissen in de wereld van de tweede helft van de Twintigste Eeuw, maar het blijven achtergrondgeluiden. De man die Bowman is, lijkt niet te veranderen. Hij leeft aan de oppervlakte van zijn eigen leven. Bij een vraag naar wat de grote dingen uit zijn leven zijn, verwijst hij naar de oorlog en zijn tijd bij de marine. In de momenten van aantrekkingskracht en lust komt er iets terug van de intensiteit van leven die elders ontbreekt. Maar je ziet in die scènes ook een wat ouderwetse machoman die niet doorheeft dat de wereld is veranderd.

Het is heel mooi hoe dat ‘gewone’ leven niet als tragisch wordt gepresenteerd. En dat is de grote verdienste van de stijl en ook de grote kracht van het boek. Als lezer zie je wel wat er niet te zien is, wat zich onder de waterlijn bevindt. In een glasheldere stijl wordt – zo lijkt het toch – vooral beschreven, niet geduid of gesuggereerd. Maar je merkt wel hoe, naar het einde van het boek, Bowman op een onbewuste manier tot bewustzijn komt, als het ware. Het leven is voorbij geschoven. Hij is gebleven wie hij was, en via de verhalen van de andere mensen die in zijn leven waren, lijkt hij bij hen een soort diepte of ‘echtheid’ te vermoeden die bij hem ontbreekt. Misschien is hij in zijn hoofd nog steeds de jonge man van net na de oorlog, een man die omgaat met jonge vrouwen. Maar in de echte wereld is hij een oude man geworden, van wie het leven – wat het maar is – voorbij is gegaan. Zijn intense zelf bevindt zich op die boot in de oorlog, in de jaren daarna kon hij zelf niet voorbij zijn eigen wateroppervlak kijken.

De taal is naast Bowman misschien wel het belangrijkste hoofdpersonage van All That Is. Salter schrijft prachtige zinnen, gecondenseerd, transparant en zonder ornamenten. Geen grote bewegingen, geen reeksen van metaforen. Het zou zelfs kunnen dat, een beetje paradoxaal, de woorden van het boek je meer raken dan het hoofdpersonage.

Dit is alles, dit is het maar, en misschien besef je dat pas, als je het al beseft, als het bijna te laat is. Misschien kun je niet anders dan meedrijven, met momenten van lichamelijke passie als eilanden. Dat alles lijkt dit boek te zeggen. Misschien zou je als lezer meer willen kunnen houden van het hoofdpersonage. Maar het zou natuurlijk kunnen dat de woorden zelf alleen ‘echt’ zijn, dat daar het intense leven rust.

06 augustus 2013

Afleiding


Proberen je te concentreren op je vakantie. Niet denken aan…

Het aftellen redt zichzelf wel, je moet er niet de hele tijd mee bezig zijn. (Je spreekt jezelf licht vermanend toe, de zelfopvoeding gaat door…)

Elke dag een nuttig ding doen, dat was de afspraak met jezelf. Er is een lijstje gemaakt. Zo opgesteld, met veel kleine dingetjes, dat je veel kunt schrappen van het lijstje. Zo gaat het lekker vooruit.

Soms doe je stiekem meer dan een nuttig ding. Bezig zijn, het helpt tegen…

Zoals: de wasmand eens helemaal tot op de bodem leegmaken. Die paar dingen die altijd daar beneden blijven liggen, die moeten nu ook gewassen worden. (Zou die ene handdoek nu nog altijd kleur afgeven bij het wassen?)

Zoals: broeken repareren. Zou het aan je ogen liggen dat het altijd zo moeilijk is om die draad in die naald te krijgen? (Maar hoe je dat stuk klittenband weer op je regenjas moet krijgen, daarover moet je nog eens hard nadenken.)

Zoals: planten verpotten, de regenjassen wassen en opnieuw impregneren, die ene rugzak wegbrengen om de rits te laten repareren, de dampkap en de wasmachine schoonmaken, ...

Het voordeel is wel dat je zelf kunt bepalen wat nuttig is. In de marge van de boodschappenronde ineens een CD op de kop tikken die je al lang zocht, dat kan natuurlijk ook nuttig zijn. Een cadeau voor de blijde thuiskomst van je geliefde is eveneens zeer nuttig.

Nadeel van zo’n lijst, en van meer dan een nuttig ding per dag doen, is dat het steeds moeilijker wordt om dingen waar je geen zin in hebt nog verder naar achter te schuiven. Keukenkasten schoonmaken, in de kleerkast kijken wat er weg zou moeten (ja Jan, die onderbroek is nu echt wel versleten…), dat ene stuk van de kast in de woonkamer waar steeds alle ‘restjes’ belanden die nog geen andere plek hebben opruimen, …

(En toch helpt het blijkbaar niet altijd. Maar je kunt niet voortdurend gaan kijken welk weer het in Spanje is. In het kader van de interne dialoog komt er dan een lichte terechtwijzing. Gelukkig ziet niemand anders dat.)

Naast de nuttige dingen is er natuurlijk wel veel leestijd. Zomaar op het terras zitten lezen.

(En toch, er blijft een lichte onrust. Blijkbaar. Misschien tussendoor toch nog snel iets nuttigs doen, zoals de douche schoonmaken.)

En terwijl je zit te lezen, komt daar ineens een vlinder aanvliegen. Zo dichtbij.

De vlinder heeft je iets te vertellen, zo lijkt het wel.

(Weten dat de terugreis ondertussen bezig is. En wat dat met je doet.)

De vlinder lijkt zo zorgeloos. Fladderend van de ene naar de andere bloem.

(En dat je straks zeker wel een sms zult krijgen met waar ze de volgende nacht zal zijn. En dat je dan meteen op de kaart zult gaan kijken waar dat is. En tegelijk toch nog maar eens het weer in Frankrijk vanaf daar tot hier voor morgen checken natuurlijk.)

De vlinder laat zich rustig fotograferen. Geen schrik. Misschien heeft die vlinder wel mediatraining gevolgd?

(Dat je dat dus in je buik voelt. Onder meer.)

Je vertrouwt de vlinder nog een geheim toe, al fluisterend. De vlinder bevestigt: bij mij is je verhaal veilig.

Daar en hier.

04 augustus 2013

Gentil

‘Ik kom bij je zitten hier op het strand. Eerst nog even een kus.’
‘Ik zat net te lezen. Wat een mooi boek is dit.’
‘Ja, dat vond ik ook, wonderlijk mooi. Je moet durven opstijgen tot aan de wolken, het risico nemen dat je zou kunnen vallen, voor de liefde.’
‘Nog niet te veel verklappen, ik zit in het eerste deel nu.’
‘Dat is een mooi plekje hier, je hoort de golven goed.’
‘Het is een achtergrondgeluid dat goed past bij het lezen.’
‘Laat me even naar je kijken. Het lijkt weer zo lang geleden.’
‘Kijk maar, ik kan het verdragen. Ondertussen.’
‘Als je hier zo zit, dan is het alsof alles een beetje klopt, op een of andere manier.’
‘Ja, zeker nu.’
‘Ik moest je nog zeggen dat het huis je ook mist.’
‘Ja?’
‘Ja. Het was alsof ik er zelf een beetje verloren liep, zonder jou. En toen besefte ik het. De muren, en de planten, en de bank, ze hebben het me allemaal uitgelegd. Ons huis.’
‘Dat zal wel ja…’
‘Natuurlijk. Al mijn verhalen zijn altijd waar. Dus.’
‘Ongetwijfeld. Ik heb trouwens nog iets voor je, maar je krijgt het pas straks. Nu is het nog te vroeg.’
‘Ik heb ook nog iets voor jou, overigens.’
‘Je ziet er een beetje moe uit.’
‘Te weinig geslapen de voorbije dagen, en een aarzelend lichaam.’
‘Aarzelend?’
‘Ja, dat leg ik ook nog wel uit. Straks. Nu wil ik alleen hier zijn.’
‘De golven zijn trouw. Als je iets vertelt aan de zee, als je haar vragen stelt, dan moet je gewoon wachten. Soms is dat niet gemakkelijk, je zou sneller iets willen horen. Een antwoord of zo. Maar zo eenvoudig is het niet. Het duurt soms lang, maar de zee gaat niet weg. De golven blijven trouw komen, elke dag weer. Soms rusteloos, soms als een zachte aanraking.’
‘Heel mooi, inderdaad. Jij doet het dus ook? Praten?’
‘Ja, dat heb ik hier geleerd. Soms zijn er momenten van twijfel. Dan weet ik het even niet meer, dan vind ik mezelf niet echt geweldig, om het heel vriendelijk te zeggen, heel. En dan kun je het hier wel kwijt, het is in goede handen.’
‘In mijn hoofd probeer ik de zee altijd vast te houden. Dan kan ik er altijd een beetje naartoe.’
‘Ik ben blij dat je er bent.’
‘Ik ook.’
‘Heb je nog verhalen die je nog niet opgeschreven hebt?’
‘Ja. Ik ben gisteren nog gaan kijken, en die schoenen die je wilde, zijn er nog steeds.’
‘En nog iets?’
‘Ik zag een heel mooie documentaire op de televisie. Over die jazzgitarist. Zo mooi. Ontwapenend. Hoe zijn kinderen en zijn ex-vrouw over hem spraken. En hij kreeg een vraag over het geluk. Er kwam een heel lang antwoord. Hij was de hele tijd hard aan het nadenken terwijl hij antwoordde. En de laatste zin was: il faut être gentil avec le bonheur. Zo mooi.’
‘Ik dacht gisteren nog iets in die aard, niet met zo’n mooie woorden, maar toch iets in die richting.’
‘En ga je me er nog iets over vertellen?’
‘Misschien.’
‘Ooit nog eens dus.’
‘Ja, het kan op het lijstje.’
‘Ik dacht nog onderweg: moeten we niet voor ons een lijstje maken? Voor tussen nu en de eeuwigheid. Of zo.’
‘Van dingen die we nog gaan doen?’
‘Ja.’
‘Hebben we dat al niet?’
‘Ik weet het niet. Misschien wel. Waarschijnlijk wel. Soms wil ik het graag horen, denk ik.’
‘Waarom?’
‘Als je die dingen in woorden hoort, als je ze vrijgeeft aan de lucht, aan de tijd, dan zijn ze anders. Echter, of zo.’
‘En moet dat dan hier, aan zee?’
‘Nee, niet nu. Misschien midden in de nacht of zo.’
‘In afleveringen dan toch wel?’
‘Ja natuurlijk. Zoals een soap, die eindeloos lang duurt.’
‘Minstens. En dan ook nog de herhalingen zeker?’
‘Dat ook nog ja.’
‘Zullen we wachten hier tot de zon ondergaat?’
‘Ja, dat doen we.’
‘Heb je nog verhalen?’
‘Ja, nog veel, nog heel veel.’

02 augustus 2013

Ella

Ik leerde haar kennen terwijl ik bezig was met de planten van mijn terrastuin. Dat is altijd wel een beetje spannend, die planten. Echte kenners van het tuinuniversum zullen zich met rustige vastheid en veel zelfvertrouwen bewegen door hun tuin, en onmiddellijk zien wat er gebeurt en wat er moet gebeuren. Ik merk op dat dingen groeien, en dat vind ik al spectaculair. Van diverse mensen, waaronder mijn dierbare geliefde, heb ik allerlei nuffige fips gekregen. Die houden onder meer in dat het geen goed idee is je tomatenplanten gewoon ongemoeid te laten.

Ze zag me bezig. Ella, want dat was haar naam. Als je zoals ik een terras op het gelijkvloers hebt, kan iedereen zien hoe je bezig bent. Ongetwijfeld zal mijn terrasgepruts aanleiding geven tot allerlei hilarische verhalen bij de verzamelde buren. Minstens.

‘Praat je wel genoeg tegen je tomaten?’ Dat vroeg ze. Ze moest op haar tippen gaan staan om over de terrasrand te kunnen kijken. Ik legde haar uit dat er nog geen tomaten zijn, maar dat sinds die dag wel de eerste gele bloemetjes aanwezig waren die zouden kunnen wijzen op de mogelijke komst van tomaten. Ze zei dat ze dat ook wel had gezien, maar ze herhaalde haar vraag.

Ik nodigde haar uit naar binnen, en naar het terras dus. Ella had een mooie bloemetjesjurk aan, en rode schoenen met hoge hakken. Ik maakte me al wat zorgen dat ze met die hakken klem zou komen te zitten tussen de planken op mijn terras.

‘Tomaten, of tomatenplanten, zijn trouwe gezellen. Je kunt er alles tegen vertellen. Ze luisteren altijd goed.’

Ik legde haar uit dat ik altijd een beetje in de war ben over al die dingen die je met een tomatenplant moet doen opdat die meer vruchten zou dragen. Is het de bestemming van de plant om gewoon te groeien, of is het de bestemming om zoveel mogelijk vruchten te dragen? En is dat laatste dan geen cryptokatholieke zienswijze? Bij die suggestie zou mijn dierbare geliefde ongetwijfeld op licht vernietigende wijze met haar ogen beginnen te rollen, en – in een goede bui – iets zeggen als: you think too much, my dear… Ella dacht er duidelijk ook zo over, en kon nog net een veelbetekenende zucht onderdrukken. Het doel van de tomatenplant is dus de tomaat, dat is hiermee vastgelegd.

‘Weet je, ik zat gisteren op de trein, en op de bank naast me zat een oude man. Hij had zijn broekspijpen opgerold, en zat met zijn voeten op de bank tegenover hem. Een oude vrouw stapte op, en kwam bij hem zitten. Die man begon zijn hele levensverhaal te vertellen. Dat zijn eerste vrouw al na drie maanden en acht dagen gestorven was, iets met een ader in de hersenen. Zijn tweede vrouw was nu al zes jaar en twee maanden dood, borstkanker. En hij, een boer van 82, woonde al sinds 1947 in de Walen. Hij vroeg hoe het met haar was, en zei dat ze er goed uit zag. Ze zei hem dat ze nog ouder was, 84. En hij begon haar zowaar het hof te maken, zei dat ze er bijzonder goed uit zag. Jammer genoeg voor hem moest hij uitstappen in het volgende station. Zij vond het niet zo heel erg, al bleef ze nog een tijdje minzaam glimlachen nadat hij was uitgestapt.’

Ik zei aan Ella dat ik het een mooi verhaal vond.

‘Zo’n verhaal moet je vertellen aan je tomaten. Daar houden ze van. Hoe meer verhalen over de liefde, hoe roder ze uiteindelijk worden.’

Dat is dus het geheim van de tomaten, dacht ik. Of je dat dan hardop moet vertellen, vroeg ik. Het leek me even alsof dat misschien een klein beetje onnozel over kan komen, zo luidop tegen zo’n plant staan te praten.

‘Natuurlijk, wat dacht je? Over de liefde moet je praten, je moet daar niet gewoon aan denken. Van de rest van de wereld moet je je niets aantrekken. Het gaat trouwens om de tomaten. Het moet niet hard zijn, maar wel hoorbaar natuurlijk. Heb jij geen mooi verhaal te vertellen over de liefde? Ik zie het aan je ogen, er is iets.’

Voor ik het besefte had ik aan Ella verteld dat ik mijn dierbare geliefde, momenteel in het buitenland, toch wel erg mis. Eigenlijk. Redelijk erg. Eigenlijk.

‘Zie je wel, ik wist het dat je een mooi verhaal hebt. Tomaten houden van dat soort verhalen. Je moest eens weten…’

Ik wist dat dus niet, tot nu toe. Ik had ondertussen wat te drinken gehaald voor Ella.

Ella heeft me nog veel verteld, over haar kinderen, over de mannen in haar leven. En over hoe ze altijd heel erg mooie en lekkere tomaten heeft gehad.

Nadat ze was vertrokken, heb ik alles uitgebreid verteld aan de tomatenplanten. Even leek het alsof ze me een kleine knipoog gaven, maar dat zal ik wel hebben gedroomd…