30 mei 2025

De varen in de muur


Klein beetje zenuwachtig, bij het begin van de week. Je hebt een jaarlijks onderzoek. Hoe het met je huid is, de dokter zal het je vertellen. Je wacht op de bank, kijkt rond. (Het is zo licht geworden, sinds de verbouwing.) Ze roept je binnen. Ze bestudeert elk plekje van je lichaam zorgvuldig en zacht. Alles is in orde. Je huid is nog jong, zo legt ze je elk jaar uit, niet beschadigd. (Een criterium voor hoger risico is honderd vlekjes hebben, wat bij jou niet het geval is. Je vraagt je af of het er misschien toch negenennegentig zijn.) Je vertrekt, weer opgelucht. (Ook al was er weinig reden tot bezorgdheid, het is fijn te horen dat je verder kan leven, misschien zelfs oud worden.)

(Misschien is het een ritueel dat je eraan herinnert dat je het leven mag vieren, elke keer weer.)

Je plekje, het lijstje, de dingen, zacht.

Die avond. (Je had het lang opgespaard.) Elke dag enkele afleveringen van die bijzondere serie. Het seizoen dat je nog niet zag. (Je bent weer in Duitsland, in de periode net voor het kantelde, op weg naar de oorlog.)

Een andere dag. Met je collega’s op stadsbezoek.

Het museum over de plek waar ze verzameld werden, voor ze op transport vertrokken, vaak om nooit meer terug te keren. (Dingen die je ziet ontstaan in die serie, denk je.) De gids neemt je meteen mee op sleeptouw. Je was er al eerder, maar het raakt je nog even sterk. En de verhalen die hij vertelt, en hoe hij ze vertelt. (Je leert ook iets over verzet, het doet ertoe.) De muur met alle foto’s, ze kijken je aan. Zoveel verhalen. Ze zijn er nog, denk je, de verhalen.

Bij het eten zie je ook een groep vrienden, de tafel achter je.

Een mooie wandeling door de stad, in de regen. Zoveel planten. Een wereld die naar de stad is gekomen. (Het is eindeloos interessant. Je bent echter niet goed in het onthouden van namen van planten. Het is ook wel mooi, denk je, om het elke keer opnieuw te horen, als een ritueel.) Zo kijk je, in het achterafstraatje, naar de varen die in de muur groeit. (Misschien is het een vorm van verzet, of van zachtheid die op je wacht.)

Je krijgt mooi nieuws. Iets over nieuw leven, het ontroert je erg.

Een andere dag. Je route naar het station, het bruggetje nabij je huis. De reiger zit daar rustig om zich heen te kijken. Je maakt een omwegje.

Die korte vergadering van eenmaal per maand. Je vertelt hun hoe leuk je dat vindt.

Je werkt verder aan het jaarverslag. Als kleine puzzelstukjes die je in elkaar past. (Je kunt het niet versnellen.)

De vooravond. Een trein staat stil in het station. Als een rimpel op het water heeft het een effect op alle andere treinen. Mensen lopen heen en weer, worden onrustig. Je kijkt, wacht tot de trein komt die voldoende plaats heeft.

Een andere dag. (Het is eigenlijk een vrije dag, maar je werkt rustig verder, zoals je elke dag doet. De vrijdagtekst komt er alleen door de tekst van de andere dagen die eraan voorafgaan.)

Je vertrekt naar die andere stad, om het museum te bezoeken. Je wilde het al langer. Onderweg zijn is ook treinleestijd. (Je bent eigenlijk erg moe, merk je. Je rug zeurt verschrikkelijk. Het zal wel goed komen.

Op weg. (Waarom is het zo druk? Waarom zijn er zoveel mensen die ergens naartoe slenteren?)

Aan het museum. Iemand roept je naam. Het is je nicht, samen met haar vrouw. Even bijpraten, de verhalen ontroeren je. (De verhalen van die familie, jullie dragen ze. Misschien wachten ze nog.) Je gaat naar binnen. (Het is de plek waar de fototoestellen van je vader naartoe gingen.) Er is zoveel volk, het verwart je een beetje. Je komt voor die ene expo. Je wilt een beetje alleen zijn met de foto’s, met hun verhalen. (Op een of andere manier hoop je dat de anderen even traag en voorzichtig bewegen, merk je elke keer weer. Het is niet zo. Het is niet erg, het museum is van iedereen. Het is gewoon zo voor jou.) Je zou ook nog die film over haar willen zien, denk je. De oorlog in de foto's. (Het is goed dat zij er was, denk je, voor die foto's.) Je ziet haar toestel. (Je hebt hetzelfde toestel thuis op je piano staan, als enige dat je wilde houden van de collectie van je vader.)

In het station wacht je op de trein. Je kijkt naar die plek op de wand. Het blauwe licht, die grote blokken.

Een andere dag. Je werkt de vrijdagtekst af. De tekst vraagt een ritme dat je niet echt kunt versnellen.

Bij de boodschappen merk je hoe de stad opwarmt. Het kleine jongetje schreeuwt het uit van plezier, op zijn fietsje. Hij kijkt even om of zijn ouders er nog steeds zijn.

Je leest het boek uit. Een kluwen van verhalen, over bewegende plekken, bewegende identiteiten, de kracht van woorden.

(Iets is moe in het huis, voel je. Iets dient zich aan. Het wacht op je.)

24 mei 2025

Luisteren naar de bomen


De week begint met de conferentie die je mee organiseerde. Het doet je goed om al die mensen te zien. Het is alsof de dingen rustig vloeien. Je houdt de timing strak, en de dingen volgen elkaar gewoon op, zo lijkt het. Je bent onder de indruk van de bijzondere getuigenissen.

(Daarna wil je ook even alleen zijn, voor de anderen weer komen, merk je. Even je plekje, daarna mag alles weer.)

De trein terug doet er lang over. Je wilt op tijd zijn voor je eetafspraak. (Het lukt uiteindelijk beter dan je had gedacht.) Je luistert naar de verhalen. (Iets maakt je verdrietig, denk je.) Je probeert iets uit te leggen. (Iets mogen willen is ingewikkeld, denk je.)

Je fietst de berg op, op weg naar een vriendin, met je verjaardagscadeau. (Het doet je goed, op weg te zijn, denk je. Iets mag blijven.) Een mooi gesprek, terwijl de avond valt.

De nacht wacht.

Een andere dag. Je grootvader zou 125 geworden zijn. (Kom even naast me zitten Vovo, hier naast me in de zetel. Zoals ik vroeger naast jou zat. Laten we gewoon naar het licht kijken. Af en toe kijk ik even naar je handen. Je knikt me toe. Je bent altijd wel een beetje hier, al zeg ik dat niet.)

De vergadering. Je bekijkt de cijfers, het is alsof je de dingen beter ziet. Je schrijft traag in je schriftje.

Minder treinen, je zorgt ervoor dat je die ene haalt. Je bent nog net op tijd voor de commissie. Je luistert naar de presentatie van het voorstel. (Je houdt van het licht op je plekje, denk je tussendoor.) Je probeert je vragen zo goed mogelijk te formuleren. (Je ziet de dingen bewegen in het gesprek, als na een eerste rimpel op het water.)

Ingewikkelde dromen.

Een andere dag. Je probeert zo goed mogelijk te antwoorden op de vragen van de onderzoeker. (Waar gaan je woorden naartoe, hoe vinden ze een plek in de rivier?) (Wat zou je grootvader denken als hij je nu zou horen?)

Zachte bewegingen op de toetsen. (Iets met strelen.)

Die avond, je gaat naar het panelgesprek. Je luistert naar de tussenkomsten. (Die stoel wiebelt wel nogal erg, denk je.) Je komt tussen in de discussie. (Je puntjes netjes geordend in je schriftje.) Je kijkt naar de cirkelende antwoorden op wat je zei.

Een andere dag. Iedereen is er weer. (Het verandert de plek.)

In de vergadering. De mevrouw die een toelichting komt geven. (Iets kun je moeilijk verdragen, merk je. Misschien moet je het voorbij laten drijven.)

Die avond. Je fietst door de wind, op weg naar de vergadering. De voorbereiding voor een lezing die je later gaat geven. Je begint te vertellen, het verhaal neemt het over. (Dit maakt je gelukkig, denk je.)

De volgende dag. Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar. (Het licht, de toetsen, het ritme.)

Je krijgt bericht dat het vijfde boek is gearriveerd. Het stapeltje is compleet. Je stuurt haar een berichtje. (Kijk! Allemaal voor jou!)

Het etentje bij de vrienden. (Je voelt het weer, hoe mooi het is een droom te delen.)

Een nieuwe dag. De verjaardag van je vader, de verjaardag van Bob. (Zou hij een klein feestje hebben? Zouden alle kleinkinderen bellen met hun opa? Zouden ze naast hem willen zitten op de bank?) Hij speelt gewoon een concertje op zijn verjaardag, zie je.

Na de boodschappen vertrek je snel weer. Iemand wou dat je erbij was, om zijn bezoeker te ontvangen. Een mooie wandeling, met zoveel verhalen. Je loopt naast de gast. Je schakelt toch maar van Duits naar Engels. Het gesprek ontroert je. Na het eten hoor je het verhaal over de insecten. Hij vertelt hoe hij een nieuwe missie vond, het is zo mooi om hem bezig te zien. (Hij knikt naar je terwijl hij vertelt.)

Je fietst naar huis, door de regen. Vertrekt snel weer terug. (Eerst nog een cadeau halen, dan snel weer door, voor de wandeling.)

Geluidskunst. (Kijken naar geluid.)

De bonsaiboompjes spreken, met elkaar, misschien wel met jou. Je kunt het horen. (Het raakt je. Iets van thuis.)

De ademende orgelpijpen in de kapel, en ineens wordt het stil. Tot de longen zich weer vullen.

Je verlangt naar een plek. Je verlangt naar warm. (Misschien mag het.)

16 mei 2025

En de moed


Een beetje rusteloos op weg naar het werk. Je wilt vooral zo snel mogelijk alles weer opruimen na de verhuis, zodat je plek zichzelf weer terug kan vinden.

Je begint er meteen aan. Heen en weer, tot de dingen op hun plaats zijn. Iets legt zich neer. (De ruimte lijkt te glimlachen.)

(Je hebt iets met een plek zoeken in de ruimte, het is altijd zo geweest, denk je.)

Die avond. De bijeenkomst. Je zit te luisteren, achteraan. Je hoort verhalen over je geboortedorp. (Ken je die? Ken je die? Ken je die?) Het lijkt alsof je er al een eeuwigheid weg bent. Misschien is dat ook wel zo.

Napraten. (Op de napraatplek.) Het doet je goed, en maakt je verdrietig tegelijk. (Maar je zult rustiger slapen dan de vorige nachten.) Misschien ben je aan het rouwen.

Een andere dag. De voormiddagvergadering. (Hoe komt het dat je je ineens oud en verdrietig voelt?)

Je moet een beetje terug in je plooi vallen. De plek doet het voor je.

Die avond, de leesgroep. Het wordt een mooi gesprek, het beweegt langzaam. De mensen op het scherm bewegen mee. Je gaat naar de plek waar de verhalen zijn. (Verhalen wonen in lichamen. Ook als je ze nog niet kent. Hun afdruk is er al.)

Een nieuwe dag. In de vergadering, je maakt de foto’s. (Zo mag je ook rondlopen.) De minister lijkt stoer te vertellen, maar zegt eigenlijk weinig, denk je.

(Je wilt terug naar de plek.)

De zachte toetsen, zo lijkt het. (Ze zorgen voor zachte woorden, of zoiets.)

De avondvergadering. Een nieuwe reeks begint. Je kijkt naar de nieuwe gezichten. (Misschien is dit de goede stoel om te zitten, denk je.)

En napraten, de geur van de avond.

Een morgen, je haalt een vroegere trein. Iedereen probeert creatief te staan in het halletje.

De eerste, de tweede vergadering. Je kunt op tijd vertrekken voor de volgende.

(Iets is rusteloos in de trein.)

Je zit in de commissie. Het ene na het andere dossier. (Jij bent ook de afdeling flauwe woordgrappen.) Je hoort een mooi verhaal over de opera.

Even thuis, en weer op weg naar de laatste vergadering voor die dag.

Je kijkt naar de mensen rondom je. (Af en toe lijk je niet echt te luisteren naar wat er op het podium gezegd wordt. Het heeft iets met de woorden te maken, denk je.)

En nog een heel mooi gesprek. Het ontroert je diep. (Iets over hoe we onze kinderen zouden willen kunnen beschermen voor wat duister is, en hoe dat niet gaat.) Je probeert iets te zeggen over Julia. Het is allemaal goed, ze begrijpt alles wat je zegt. Je probeert iets te zeggen over moed. (Het is moeilijk.) Je bedankt haar voor het gesprek. (Het is een geschenk.)

(Je zult het nooit weten, denk je terwijl je weer naar huis loopt, waar de afwas nog op je wacht. Of je moedig bent, of je moedig zult zijn op het moment dat, wanneer het ertoe doet. Ze zei je iets over jouw moed, misschien mag je het aanvaarden. Je zult het nooit weten.)

Een mooie droom.

Dit keer is er wel veel plaats in de vroegere trein.

Je nestelt je in je plek. (Er is iets veranderd, je ziet het niet meteen.) Het vooruitzicht dat je de hele dag alleen zult zijn op het werk, alleen jij en de woorden, het doet je goed.

(En ineens ben je onverwacht niet meer alleen, is er veel volk.) Je zou graag zoveel mogelijk afwerken, zoveel mogelijk van het lijstje. (Je raakt de toetsen nog zachter aan, het helpt. Woorden zijn een plek.)

Het is druk in de trein terug. De jongeren zijn op de terugweg van iets, moe en luid. De vrouw naast je zit in de middengang, met haar laptop. De andere vrouw staat net voor je, uitgebreid te bellen. De vrouw die tegenover je zit is precies al een uur aan het bellen. De man met de witte baard probeert er doorheen te slalommen. De jongen tegenover je kijkt een beetje verloren om zich heen. Na een hele tijd vraagt hij aan de laptopmevrouw of ze niet liever wil zitten op zijn plaats. Het hoeft niet, zegt ze, ze heeft een mooi plekje gevonden op de grond. Terwijl lees je een artikel over eindtijdfascisme.

En eigenlijk verlang je ernaar om weer thuis te zijn. (Nog even.)

Onderweg zoek je een beeld. Een beeld dat zich zou aanbieden. Een beeld dat bij verhalen zou kunnen horen. Je ziet de tekeningen van de kinderen op het plein. Misschien zochten ze gewoon kleuren. Iets als een regenboog. Maar het zijn die handen die het doen. Misschien zeggen ze iets, zijn ze een verhaal.

11 mei 2025

In extase


(De vorige weken leken zo gevuld. Het zou iets leger mogen, denk je.)

Je haalt je nieuwe collega op in het andere gebouw. Haar eerste werkdag. (Je denkt even aan wat je deed, toen je zo oud was als zij nu is.) Hoe zou dit een plek kunnen worden? Je hebt chocolademelk gehaald voor haar. Ze heeft honderd vragen. Je geeft honderd antwoorden.

Een andere dag. Je probeert werk in te halen. (Het werk aan dat grote verslag gaat maar langzaam vooruit. Alsof je elke keer opnieuw stukjes verleden moet reconstrueren.)

Het ritme van de dagen. (Iets maakt je moe. Iets laat op zich wachten, je weet niet wat het is.)

Het gesprek met de planten, weer thuis. Ze hebben je iets te vertellen. (Je blijft kijken naar het blad van die ene plant. Tot voor kort groeide hij een beetje bedachtzaam. Ondertussen is het veranderd. Alsof hij er zin in heeft om zich te laten zien.)

Een andere dag. De kinesiste duwt op alle plekken. Daarna is er meer rivier in je, denk je.

De student komt je interviewen. Hij wil allerlei dingen weten over 2017 en 2023. (En ook 2028.) Je probeert te zoeken in je hoofd, zonder te haperen in het Frans. (Misschien is het een beetje gelukt.)

Je haalt een boek op in de boekhandel. (De vijf boeken die je bestelde beginnen een voor een binnen te komen. Binnenkort krijgt iemand een stapeltje. Hopelijk zal ze er blij mee zijn dan.)

Een andere dag. Je ziet dat het de verjaardag is van een goede vriend die al lang niet meer bij de levenden is. (Het doet je goed, elk jaar zijn naam in je agenda kunnen schrijven.)

Je zit de vergadering voor. (Het gaat snel.)

Je begint met het opruimen van je bureau. De volgende dag is er de verhuis. Je draagt alles wat min of meer los zit naar de andere plek, een deur verder. (De gedichten en tekeningen blijven nog even aan de muur hangen. De tekeningen van die twee meiden, die ondertussen al zo groot zijn.)

Op weg naar huis. Daar zit ze. (Ze is zo groot, denk je elke keer weer.) Wat je nog gaat doen, vraagt ze. Nog een boek ophalen, zeg je. En daarna de betoging, en dan nog de infoavond. (Ze vindt het wel oké, denk je.)

Je bent net op tijd voor de Palestinabetoging. De tocht vertrekt

Je komt, samen met al die anderen, weer langs dezelfde plek. Ze zit er nog steeds, komt weer naar je toe. Je stelt haar voor aan een goede vriendin. We zijn familie, zegt ze. (Je smelt een beetje vanbinnen.)

Je doet je best om op tijd te zijn voor de infoavond, waar je ook een tafel mag begeleiden. Je haast je, om dan ter plekke vast te stellen dat je echt wel veel te vroeg bent. Het is niet zo erg. Je kijkt naar de mensen die een voor een arriveren. (Je deelt chocolade uit.) Na de inleiding mag je aan je tafeltje zitten en vertellen over iets wat je zeer dierbaar is.

Op weg naar huis, later die avond. Een lange telefoon. (Die man waar zij je over vertelt is een eikel, zeg je.)

(Ingewikkelde dromen.)

Een andere dag. Je probeert op tijd op het werk te zijn. (De dag van de vrijdagtekst, de dag van de verhuis, de dag van ook nog een vergadering.)

Je hoort achter je hoe die mannen het kantoormeubilair heen en weer sleuren. (Er is ook een pijnlijke plant, zo blijkt.) In de vergadering probeert je collega zo goed mogelijk Frans te spreken. (Ze doen dat goed, denk je, die twee jonge mensen.)

(Een probleem dat al maanden onopgelost bleef, is ineens wel opgelost.)

Je installeert je al een beetje aan je bureau op de nieuwe plek, nog tussen de rommel, om daar de vrijdagtekst af te werken. (Er is zoveel licht, het doet je goed.)

(Je kunt het eigenlijk niet goed verdragen, al die rommel die er nog ligt. Het zal de volgende dagen in je hoofd zitten, hoe je ernaar uitkijkt om alles netjes weer op zijn plaats te zetten, zodat de dingen weer rust vinden.)

Die avond. Je vertrekt naar de tentoonstelling die zal geopend worden.

Een mooi gesprek, onverwacht, over verlangen naar kinderen die niet komen. Het ontroert je. (Je ziet haar tranen.)

Je loopt tussen de andere mensen door de zalen, kijkt naar de objecten, leest de teksten. Over extase. Het brengt je terug naar een pijnlijk moment uit een ver verleden. Hoe je bij het examen niet wilde zeggen wat die prof wilde horen, wat er uiteindelijk toe leidde dat je je jaar over moest doen. Wat je toen voelde, het is niet verdwenen, merk je. Het is mooi gedaan. (Maar iets klopt nog steeds niet. Je hoort niet thuis bij wat je ziet, besef je weer.)

Een lang gesprek nog, in de avond die valt, nabij het water. Het maakt je verdrietig.

(Ingewikkelde dromen.)

Een andere dag. Bijpraten met je maatje, bij de koffie. (Verhalen die bij je leeftijd horen, waarschijnlijk.)

Je haalt een dierbare vriendin op, om samen naar jullie jaarlijkse afspraak te gaan. Pizza’s eten, als een soort ritueel. (Een verhaal ontroert je.)

Later die avond nog naar het speciale feest. Je bent maar een beetje te laat. Je kijkt naar het ritme van de woorden.

Mooie gesprekken. (Je probeert iets uit te leggen over verlangen.)

Een andere dag. Je probeert je reacties toe te voegen aan een tekst. (Dat systeem, dat zogenaamd zo intuïtief zou moeten zijn, het brengt je steeds in de war.)

Het is de dag van de moeders. Je stuurt iemand een bericht, je wenst het haar toe, de moeder in haar. (Je zou verder iets moeten voelen, waarschijnlijk, dat er niet is.)

Je zoekt even naar het zondagritueel. (Soms moet je wachten op verhalen. Soms weet je niet hoe je het in het echt zou doen.)

De ontmoeting met de mannen. De verhalen bewegen traag. Ze ontroeren je erg. Je leert iets over ouder worden. (Je leert iets over wie je zou willen zijn, hoe je een plek kunt maken. Je leert iets over bewegen, van plek naar plek.)