29 april 2025

Vrede sluiten met de zee in ons


Als je aan de rand van de zee gaat staan, kun je het verdriet van de zee voelen. Het is niet zo moeilijk. Je moet gewoon luisteren.

Soms duurt het even. Dat ligt, denk ik, niet aan de zee. Het ligt aan jezelf.

Veel mensen hebben schrik van het verdriet van een ander. Misschien omdat ze schrik hebben van hun eigen verdriet, hun eigen falen.

Als je je opent voor je eigen verdriet, kun je het verdriet van de zee voelen. Het was al die hele tijd in je.

Hoe de zee weent, het is een uitnodiging voor je verbeelding. De zilte tranen van mensenogen zeggen ons dat de zee in ons woont.

De mens is in staat om van de ander een niet-mens te maken, zodat het gemakkelijker is om die te doden of pijn aan te doen. De moderne mens heeft zichzelf verteld dat de rest van de natuur een ander is, en is het ook nog gaan geloven.

Je kunt ook zien dat we deel zijn van generaties. Mijn grootvader, mijn grootmoeder, ze zijn even dichtbij als mijn kleinkinderen. Ze ademen mee. Als we ons losmaken van die rivier, in het nu leven alsof de toekomst er niet toe doet, verliezen we uiteindelijk ook onszelf. Of we goede voorouders zijn, ligt in onze eigen handen.

Om te begrijpen dat je nog niet geboren achterkleinkind zal lijden onder de keuzes die wij vandaag wel of niet maken, moet je het risico van de empathie nemen. Dan zul je voelen dat het kind al de hele tijd in je was.

Jij bent een deel van de zee, de zee is een deel van jou. Als je de zee vernietigt, vernietig je jezelf.

Het is niet zo moeilijk. Je moet gewoon kijken. Naar alles wat is.

Vrede heeft denk ik weinig te maken met niets doen. De zee niet doden, het is even belangrijk als niet toestaan dat anderen het doen. We hebben altijd veel redenen om iets niet te doen. Maar de dingen die we wel doen, die doen ertoe. Vrede heeft denk ik te maken met handelen. Daar rust de actieve hoop.

Om die stilte in de storm te bereiken moet je de moed hebben om vrede te sluiten met de zee die in ons huist, de zee die tegelijk ons huis is. De zee die ons kind is, en ons kind dat de zee is.

In vrede bewegen heeft denk ik iets te maken met de zachtheid die nodig is om tegelijk de lineaire en de cyclische tijd in je lichaam te voelen.

Als moderne mens leerden we om altijd vooruit te kijken, alsof er alleen maar die lineaire tijd is. Maar om ons veilig te voelen in deze wereld, hebben we de seizoenen nodig. In onze oorlog tegen de planeet, waar wij een deel van zijn, hebben we de seizoenen verstoord. En zo organiseerden we onze eigen onveiligheid.

Misschien denk ik daarom dat we Bach nodig hebben om het leven te overleven, en om deze levende planeet, waar wij enkel een deel van zijn, hersteld en geheeld door te geven aan onze kinderen.

Misschien klinkt vrede wel zoals de Goldbergvariaties. Al het verlangen, al het verdriet van de wereld, alles is daar, in die muziek. Ze klinkt als de adem van de zee. Ze beweegt heen en weer. In een eindeloze beweging van steeds hetzelfde en steeds anders. Als de seizoenen in ons lichaam. Die muziek nodigt ons uit om water te zijn. De golf is het verlangen van de zee. Je kunt de golf zien en voelen, maar je kunt niet zien waar de golf ophoudt en de rest van de zee begint.

Misschien moet je vrede sluiten met jezelf, om vrede te kunnen sluiten met de zee. Misschien is dat wel niet zo moeilijk als het lijkt. Bach is als de belofte dat dat mogelijk is.

Jan Mertens

 

Thich Nhat Hanh: "The earth is not just our environment. We are the earth and the earth is us. We always have been one with the earth."

 

 

(Deze tekst werd uitgesproken tijdens het initiatief '12 uur muziek en pleidooien voor vrede', georganiseerd door de Contius Foundation, in de Sint-Michielskerk in Leuven, op zaterdag 26 april 2025.)

18 april 2025

En ook: Mache dich, mein Herze, rein


Je bent nog bij de vorige dag, wanneer de nieuwe week begint. Dat mooie concert. Hoe je langzaam verdween in die muziek van Bach. Hoe de eerste tranen kwamen bij dat koraal. Hoe je was, in dat alles. (Het was goed dat zij bij je was, als een brug naar zo lang geleden. En de verhalen.) Hoe zou dat zijn, troost? Soms kun je het zien. Waar het is.

De week lijkt een beetje doorzichtig als je vooruit kijkt. Je kunt door de dagen kijken die komen.

(Zou er nog een antwoord komen? Over die tekst die ze zouden publiceren. Je wacht.)

(Je denkt al aan de volgende week, die minder doorzichtig zal zijn. De teksten die je te maken hebt, de verhalen die je te vertellen hebt.)

Een koffieafspraak. Je bent blij haar te zien. Ze vertelt je wat je nodig hebt voor het verhaal dat je volgende week zult vertellen aan de kinderen. (Het maakt je een beetje zenuwachtig. Misschien kun je het wel.)

De dringende dingen zijn klaar. Misschien kun je al iets proberen voor die ene tekst. (Je hebt alleen de titel. Je hebt al dat korte filmpje dat je maakte.) Vrede en de zee in je. (Je kijkt.) Het zou een trage tekst moeten zijn, voor dat uur, net voor middernacht, denk je.

Een andere dag. Je werkt thuis. Je bent al vroeg bezig. (Je denkt nog aan die dromen, ze zijn blijven hangen. Je zag iets dat je lang niet meer zag, denk je.)

De ene vergadering. Wachten op de bank buiten, met je kranten. De andere vergadering.

(Iets over een ritme, iets over adem. Iets over afwezigheid.)

Een mooie avond. De verhalen nemen hun tijd. Je kijkt. Je leert iets over Bach. Je probeert de vraag te beantwoorden die je aan anderen stelt. (Dat je in verhalen mag zijn, het is een geschenk.) Haar trein wacht haar op.

(Je kijkt naar de dag, in je hoofd, voor je je aan de nacht zult geven. Je weet niet welke dromen je mag verwachten.)

Een andere dag.

Tussen de dingen door, boos. (Nieuwe hallucinante verhalen over de oranje man. Zijn wreedheid. Zijn misprijzen. En nog zoveel meer.) En ook gevoed. (Mooie verhalen over verzet, met hoop zonder optimisme.)

(Je denkt nog verder na over dat boekje dat je las in het weekend. Je begrijpt nog beter waarom je uitkwam bij hoop zonder optimisme, en niet bij optimisme zonder hoop.)

(Je hebt nog altijd niets gehoord over die tekst. Een klein beetje boos. Hij mag naar buiten, denk je, op een of andere manier. Hij wacht al even op zichzelf.)

Je legt de plaat van Blind Willie McTell op.

Een volgende dag. Je stuurt de tekst door naar een andere plek. (Je hebt lang genoeg gewacht, denk je.)

Je werkt de nota af. (Ook dat is weer klaar, denk je.)

(Misschien zou vakantie ook wel goed zijn, denk je even.)

Je moet over een drempel, om aan het jaarverslag te beginnen. (Een tekst die je langzaam moet kneden. Het duurt even eer je binnen bent, in de tekst.)

God is in His heaven / And we all want what's His / But power and greed and corruptible seed / Seem to be all that there is / I'm gazing out the window / Of that old Saint James Hotel / And I know no one can sing the blues / Like Blind Willie McTell

Die avond, na de telefoons, na de afspraken. Opnieuw een aflevering van die ene serie. Ondertussen in het laatste seizoen. Je ziet alles voor de tweede keer, en het raakt je nog meer, denk je.

Een nieuwe dag.

Je bent alleen op het werk. Je werkt rustig door. (Iets met een ritme.)

De poetsmevrouw lijkt elke dag even enthousiast te zijn.

Het is de dag van de Matthäus-Passion, denk je. Straks zul je luisteren. Het zal misschien in stukken zijn, maar het hoort bij deze dag.

(En ook van die andere plek kreeg je nog geen antwoord over je tekst. Een klein beetje boos.)

Het begint. Elke keer opnieuw kom je weer thuis in die muziek. (Bach was er bij het begin en bij het einde van de week, en het is goed, denk je.)

(Er is iets dat je niet hebt met dit feest, denk je. Het verwart je, telkens weer. Mensen leggen je uit dat je blij zou moeten zijn, dat je zou moeten zien dat verlossing mogelijk is, dat er hoop is na het lijden, dat er leven is aan de andere kant van de gruwel. Je hoopt dat het voor hen zo is. Het lukt je niet. Je ziet vooral de ultieme eenzaamheid, de totale verlatenheid. Je huivert bij het leggen van zonden op de schouders van een ander. Het lijden in dat verhaal is al vreselijk genoeg, de cultus ervan hoeft echt niet voor jou. Of zoiets. Maar hopelijk is het anders voor de anderen.)

Je weet wat er komt, in de muziek, en toch is het er telkens een beetje voor het eerst. (Die uitvoering hoorde je nog niet, ze laat je nieuwe dingen zien.)

Je vertrekt wat vroeger naar huis. (Je bent te moe, je wilt aan de andere kant van de reis zijn, om dan nog wat dingen te doen, en verder te luisteren.)

(Als het feest daar is, wil jij hier zijn, denk je.)

Net voor je thuis bent, kijk je naar de grote groene knoppen. Enkele weken geleden lagen en grote ijzeren platen op die struiken. Je was bang dat ze het niet zouden overleven. Maar ze stonden weer op. Het was nog te vroeg voor het sterven. Het troost je.

En je hoort Mache dich. (Op een of andere manier heb je iets met de man die die woorden zegt in het verhaal, besef je.) Je zou Bach willen bedanken, voor de thuiskomst.

11 april 2025

En toen was er Bach


De nieuwe week begint. Je denkt nog aan de reis van de vorige dag. Naar het andere land, waar je zus woont. Die lange rit in de trein. De vrouw die naast je zat, en bijna de hele tijd aan het slapen was. Hoe rustig het was. En jij, alleen met je boek. Hoe er alleen maar dat was, zo leek het. Terwijl het landschap voorbij schoof. Hoe je verdween in die beweging.

(Misschien wou je een lege week. Alleen kijken, het zou goed zijn.)

Je kijkt naar het lijstje voor de volgende dagen. De teksten die je te maken hebt.

(En aan het einde van de week is er dat concert. Er is een plek in je hoofd, waar je dat concert kunt zien, hoe je daar zult zitten.)

De trein terug. Je houdt van het ritme, daar zitten, met de kranten. Als iets dat is uitgespaard uit de tijd.

Je hebt een stuk te schrijven over dat boek dat je de vorige dag hebt uitgelezen, tijdens die lange treinrit. (Altijd is er die twijfel, weet je niet wat je te zeggen zou hebben.) Misschien moet je de tekst vertrouwen die je nog niet geschreven hebt. Beginnen, en dan kijken, hoe de tekst zichzelf schrijft.

Een andere dag. Je werkt verder aan die ene nota. Alles netjes schikken, en dan volgt de tekst, zie je.

(Waar in de wereld gaan teksten naartoe? Misschien vervoegen ze de herinneringen van het landschap.)

Die avond. Op weg naar de vergadering. Je gaat langs bij een dierbare vriendin, zodat jullie samen verder kunnen fietsen. Het is een mooie rit. Het gesprek, rond die mooie tafel. Je probeert alles te vertellen. (Je vergeet hoe moe je was.) Wanneer je later terug naar huis fietst, is het alsof je soepel door het nachtelijke landschap glijdt. (En thuis wacht er nog een afwas.)

(De Bachplek wacht.)

Een andere dag. De kinesiste ontdeukt je.

(Hoe zou het zijn, als iemand je zou smelten?)

Tussen het station en je werk probeer je verschillende loopjes uit. (Er zal nauwelijks een verschil te zien zijn, maar je probeert evenwichten te verschuiven, of zoiets.)

Die andere nota. Je ploegt door alle teksten waarvan je een analyse moet maken. (Soms slaat een poëzieverlangen toe. Mooie teksten kun je aanraken. Sommige teksten weerstaan alle schoonheid die naar hen zou kunnen komen.)

Een afspraak met een vriendin. Je probeert een plekje te zoeken buiten waar je petje je genoeg zal beschermen voor de zon. Ze had het boek nog niet dat je haar cadeau doet. (Je voelde dat dat boek bij haar zou passen.) Een mooi gesprek. (Terwijl lopen zoveel fascinerende mensen voorbij door de straat. Je kijkt.)

Die avond werk je nog verder aan de nota. (Je probeert niet te denken aan de lege plek waar je zou willen zijn.)

Een andere dag. Je hebt dat ene stuk van de nota nog te schrijven. (Het is een moeilijk stuk, weet je. Het gaat over een tekst die je pijn doet. Het gaat niet over, denk je, tekstpijn.) De nota is klaar. (Iets wordt rustig.)

Tijdens de vergadering zeg je aan je nieuwe collega dat jullie soms ook wel gewoon ernstig zijn. Ze zegt dat ze dat al begrepen had ondertussen. (Het komt wel goed, denk je.)

(Soms zou je willen liggen, in die plekken die je ziet tussen de woorden.)

Die avond. Een lang telefoongesprek. Haar verhaal raakt je erg. (Ze kan wel wat Bach gebruiken, zegt ze.)

Later, een ander lang telefoongesprek. (Je begrijpt alles, voelt alles, denk je.)

Tijdens de nacht mag het verdriet door je lichaam bewegen. (Iemand zou je zachtjes uit elkaar mogen leggen.)

Een volgende dag. (Je komt iets trager op gang, voel je.)

Je mag nog eerst naar die ene vergadering. (Buiten maakt de stad zich klaar voor zoveel mensen die door de straten zullen lopen. Terwijl jij naar Bach zult gaan.)

Ja, ze gaat mee. (Je bent blij.) De dingen schuiven netjes in elkaar.

Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar.

Je ruimt wat dingen op. (De plek is blij.)

(Misschien zou je het kunnen gebruiken, wat vakantie. Traag bewegen door het huis. Niemand die iets vraagt.)

Je vertelt over Bach. Over hoe de tranen altijd komen bij dat ene stuk. (De tranen komen.)

De trein neemt je mee, op weg naar huis. Je kijkt naar de mensen op het perron van aankomst, in de straat, in de winkel. Het huis is blij dat je er weer bent. (Blijf even bij me, zegt het huis. Je kunt een plek zijn voor een ander, ook als die ander een huis is.)