23 augustus 2025

Een berg


Een nieuwe week. (De laatste week, voor.)

Vroeg uit bed, om die trein te halen. Naar het noorden. (En goed kijken straks, de nummers van de bussen zijn veranderd.)

Het dorp waar je ooit vandaan kwam. (Het is elke keer een beetje wennen weer, je ademt anders daar.)

Bijzonder om even bij je vrienden te kunnen zijn, hun verhalen te horen. (Het leven is kwetsbaar, kostbaar, denk je.)

Je wacht op de bus, iemand komt naar je toe fietsen. Een vroegere collega van je vader. Even bijpraten. Het ontroert je.

Het ritme van de trein terug. (Je verdwijnt een beetje.)

(Heb je nu al een beslissing genomen over de brief?)

Snel fietsen naar de andere kant van de stad, voor je vergadering. Ze wachten op je, in dat mooie gebouw. Het is boeiend. (Je moet in je hoofd alles weer terughalen, ze merken het niet, denk je.) Ja, je zult een nieuwe versie van de tekst schrijven.

Weer thuis. Even gaan kijken bij die plant. (Het lijkt goed te komen. Misschien zul je niet falen, in het leven.)

Een andere dag. Je begint vroeg. Je hebt die nieuwe versie te schrijven. Eerst al het voorbereidende werk, zoals je alle groenten klaarlegt voor het koken, of zoiets. (Je ziet het nog niet, de tekst laat zich nog niet zien.)

De vergadering. Je probeert zo goed mogelijk te luisteren, probeert de cijfers te zien, hoe ze zich tot elkaar verhouden.

Traag naar huis stappen, nog even langs de winkel. (Je kijkt.)

De tekst begint te bewegen, laat zich zien.

Zoals elk jaar zit je daar. De mevrouw gaat je oordoppen testen. Ze zitten in je oren. In het gaatje waar normaal het filtertje zit steekt ze een slangetje. Weer geen lekken. (Jippie.)

Je werkt de tekst af. (Het moet er ook netjes uitzien, denk je, dat maakt de tekst rustiger.) (Je had er ook aan gedacht, terwijl je stond te koken hoe je een tekst die je moet bewerken eerst altijd een beetje rustig moet maken.) Ze krijgen je tekst, zoals je beloofd had.

Een andere dag. Je mag weer terug naar de kinesiste. Ze ontdeukt je.

Je vertrekt met de trein, naar de andere kant van het land. Onderweg hoor je de ene taal in de andere kantelen.

Het boek ontroert je erg. (Iets over oude mannen, in hun laatste rit. Iets over liefde.) De trein rijdt de hele tijd naast de rivier. Het is zo mooi.

Ze wachten je al op. (De taal kantelt nog eens.) Hoe lang is het geleden dat je nog eens in deze stad was? Je was nog een kind.

Op weg voor de wandeling. De veerman zet jullie over. Het water is zo vredig.

Een heel mooie wandeling. Het bos, de berg op. Het wonderlijke uitzicht boven, beneden de rivier. (Het is alsof de rivier iets weet.) Een traag gesprek. (Je denkt na over helen, over rustig stabiel.)

De trein terug lijkt sneller te rijden.

(Hoe zal het gaan? Zal het fout gaan?)

Bij de overstap kun je gelukkig gewoon vertrekken. Alle andere treinen, naar de hoofdstad, staan stil.

Nog snel langs huis. (Het gaat een beetje fout.)

Maar een beetje te laat op je afspraak. Je bent blij haar te zien, het lijkt al zo lang geleden. De verhalen ontroeren je. Over iets vinden. Je vertelt een verhaal dat je moe maakt. (Het leert je iets over jezelf. Je kijkt.)

(De nacht moet wachten, tot de verhalen in jou gaan liggen.)

Een andere dag. (Je hebt beslist.) Je belt naar het ziekenhuis. De mevrouw vraagt dat je alles nog eens in een mail zet.

Je stuurt de mail. Iets zal worden afgesloten. (Tegelijk zal iets nooit helemaal voorbij zijn, maar het is goed zo, denk je, het was tijd.)

(Het was een berg waar je over moest. Je moest wachten tot het moment daar was, misschien.) (Je bent een beetje droef, een beetje moe.)

Je werkt nog even aan het verslag. (Het helpt je.) Je vertrekt voor je afspraak. Onderweg kom je je maatje tegen. (Zo goed dat hij weer veilig en wel hier is.)

Een bijzondere afspraak. Het is al zo lang geleden dat je haar nog zag. (Je denkt nog aan die ochtend, het lukt om het gewoon te vertellen.)

Weer thuis. (Het is goed om even thuis te zijn. Je vertelt iets aan de plant.)

Onderweg voor je bezoekje. Het is alsof je de oude man uit het boek voor je kunt zien.

Ze doet de deur open, is blij dat jij het bent. Het licht in haar nieuwe huis. De enorme plant. Ze vertelt over het geluid van het ontrollen van een nieuw blad.

Het restaurant. Het is zo ongelooflijk lekker. Alles is zo rustig. De verhalen.

Je wacht op de trein, het is nog een heel stuk terug.

(Hoe zal het gaan? Zal het fout gaan?)

(Het gaat goed. Het mag, misschien.)

Een andere dag. Op weg naar je werk, waar je heel even moet zijn. Weer in die ochtendtrein, als een beetje oefenen al.

Het voelt zo goed, even daar te kunnen zitten. (De plek heeft je een beetje gemist, zo voelt het.) Het licht.

Even over huis. En dan vertrekken voor je bezoek. De groep mensen op het perron daarnet, ze zitten in dezelfde wagon. Het is zo mooi, hoe ze met elkaar omgaan.

Je bent een beetje te vroeg, wacht voor haar deur, kijkt naar de huizen in de straat, de mensen die voorbij komen.

Een bijzonder gesprek. (Je volgt de rivier, denk je.) Iets over moed. Je probeert iets uit te leggen. (Tranen.) Je weet niet of je het ooit zult zijn, misschien hoef je het antwoord niet te weten.

De jongen in het restaurant. Het duurt drie apparaten eer je kunt betalen. Hoe hij vertelt, het doet je glimlachen. Je vertrekt.

(Hoe zal het gaan? Zal het fout gaan?)

Je leest het boek uit, net voor je arriveert.

(Het gaat goed. Het mag, misschien.)

(Soms verlang je naar troost, denk je, terwijl je door de stad naar huis loopt. Je neemt een stille route, ginder ergens zijn heel veel mensen verzameld, dat mag daar blijven.)

De ochtend is een beetje traag.

Na de weekendboodschappen, een afspraak. (En ook nog een grote meid die dag komt zeggen.) Je hoort jezelf praten. (Je zou iets willen zeggen over onvoorwaardelijk, misschien hoeft het niet, was het al duidelijk.)

Op weg naar je vergadering, in die andere stad. Je hebt de voorbije dagen alles goed voorbereid, denk je. (Je hoopt dat je een plek kunt zijn.) Je mag beginnen in weer een vers boek. Het doet je al glimlachen vanaf de eerste bladzijde.

(Iets is droef, op de weg terug.) (Er is alleen nog dat stuk over waarin je alleen zult zijn, je kijkt ernaar uit. Misschien zal het lukken, de volgende dag, om naar de film te gaan. Je verlangt naar verhalen, je zou willen verdwijnen in verhalen.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten