(Weken met veel dingen. Als vakjes in je hoofd, het ene na het andere. Aandacht in etappes.)
De nieuwe week. (Even kijken wat de dingen zijn voor de volgende dagen, inademen, uitademen, en weer.) Het is als een ritueel.
Je bent wat te vroeg voor de namiddagvergadering in het stadskantoor. Nog even twee rolletjes vuilniszakjes halen. Je kijkt naar de mensen die zitten te wachten. (De hele wereld is hier, denk je.)
De vergadering. (In je hoofd heb je alles geoefend.) Je houdt het tempo erin, je kijkt. (Je bent zo trots op deze mensen, denk je.) Het draait rond, en dat was wat je ooit droomde.
Nog snel even over huis, even daar zijn, een hier, voor je weer vertrekt. In de trein de vergadering voorbereiden. (Een lijstje, zoals steeds.) Er zijn veel mensen gekomen voor de vergadering. Je luistert naar het verhaal, het ontroert je erg. (Je kijkt.)
Een andere dag. De kinesiste kneedt je terug in de plooi.
Je meldt je aan voor de vergadering. De mevrouw aan het onthaal glimlacht altijd als ze je ziet, je hebt dezelfde naam als haar vader.
Je haalt het boek op voor je neefje. (Je bent trots op hem.)
De werksessie. (Weer draait alles rond.) Het is zo ongelooflijk interessant, je leert weer veel bij.
Je fietst naar huis. (Er is nog werk te doen.) Je kijkt naar de wind.
(Die ene mug heeft ’s nachts niet veel zin om te gaan slapen, denk je.)
Een andere dag. Je moet vroeg op om die ene trein te halen. (Je staat uiteindelijk natuurlijk weer tien minuten te vroeg op het perron.) Je kijkt naar de ochtendmensen.
Je bent net op tijd voor de les die je mag geven. Je praat jezelf op gang. (Misschien vinden ze je een wat rare oude man.) Je ziet hoe sommigen telkens zachtjes mee knikken met wat je zegt. (Misschien is het goed voor hen.)
Een mooi gesprek, voor je vertrekt. (Iets over boeddhisme.)
De verhalen van je collega’s. (Het is fijn weer hier te zijn, denk je, een hier.) Je vertelt over waar je vandaan komt, iets over een eeuw, iets over een thuis zoeken.
(Het is moeilijk om niet elke dag zo kwaad te zijn op de oranje man. Dingen roepen naar het scherm.)
(In het algemeen ben je breeddenkend, denk je, maar al starten met kerstfilms half september, dat is er toch wel een klein beetje over.)
(Hoe zou het met haar zijn, denk je, die nacht.)
Een andere dag. Er is al een andere fotograaf voor de conferentie, je mag beschikken. (Je kunt rustig verder werken.)
Je zit enkele uren te werken aan die Nederlandse vertaling van de tekst. Het voelt soms als heel nauwkeurig stukjes woordklei in de rest kneden.
Je gaat na het werk nog naar de opening van het nieuwe initiatief. (Ja, het draait rond.) Het ontroert je om die mensen daar te zien.
De volgende dag. Je bent helemaal alleen op het werk.
Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar.
Je streept dingen weg op het lijstje, kijkt nog eens naar alle dingen die er nog staan.
Je brengt het verjaardagscadeau binnen in het postkantoor. (Het gaat van hier naar daar, denk je. Je probeert het te zien, hoe het beweegt.)
(Die avond. Je rug heeft het koud.)
(Je denkt aan troost.)
Het is weer vroeg. Net als vorige week is er die ochtend een bezoek, dit keer met een klein busje waar jullie met zijn tienen in zitten. Je komt in het ritme. Je luistert. (Die ene stem is mooi, denk je.)
Jullie staan te kijken naar de gebouwen rond het plein. Dit is een plek zeg je, een hier.
Nog snel alle boodschappen doen, voor het zal beginnen regenen.
Je gaat nog langs het standje waar ze de plantjes verkopen. De mevrouw zegt dat iedereen die een plantje koopt een verhaal heeft over verlies. Het was haar zus, zegt ze. De doden kijken over mijn schouders mee, zeg je, ze zijn er altijd. Ze bedankt je, je bedankt haar.
Je bent weer thuis, je bent hier.
Je maakt je presentatie, voor binnen enkele dagen. (Over dingen die ronddraaien.) Het is goed zo.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten