22 juli 2025

De zomer toen


Misschien wil iets in je vasthouden aan een zomer die maar niet voorbij zou mogen gaan. Misschien zie je niet dat de zomer voorbij is, of dat de zomer elders is, dichter bij wie je altijd al was. Misschien is er moed nodig om naar die plek te gaan. Misschien kun je daar een mannelijkheid vinden die je niet uitholt maar heelt. Misschien kun je daar de vader zijn die alleen jij kunt zijn, en kun je zo een beetje je eigen vader worden. Ook in afwezigheid kun je zijn, al heb je geduldige tijd nodig om tot daar te komen. En de liefde van een vrouw en een kind. Dat zou een weergave kunnen zijn van het mooie De zomer toen van Lieven Stoefs.

Na zijn debuut Peninsula is dit de tweede roman van Lieven Stoefs. Dat eerste boek maakte de weg vrij voor dit nieuwe boek. Het hoofdpersonage groeide op in Griekenland en zoekt terug in België een weg in het leven, een weg naar een volwassenheid die een eigen plek kan zijn. Hij komt uit een gezin dat geen veilige plek was. Een vader die worstelt met een alcoholverslaving en soms een tikkende tijdbom lijkt. Een moeder die aan- en afwezig is, misschien soms eigenzinnig en raar lijkt, maar vooral probeert te overleven. De twee broers maken het het hoofdpersonage als kind niet altijd gemakkelijk. Je leeft in hetzelfde leven, maar je hebt daarom nog niet hetzelfde leven. Een broer is geen vriend, is meer en minder tegelijk.

De ik-verteller kijkt door de ogen van het hoofdpersonage en blijft dicht bij hem. De verteller organiseert het geheel, in opeenvolgende vrij korte hoofdstukken. Alles wordt zorgvuldig opgebouwd, met mooie titels en zinnen. Maar er gebeurt veel onderhuids. En als lezer zie je soms meer dan de verteller laat zien. De dingen moeten hun tijd hebben.

Het hoofdpersonage zoekt aansluiting bij een groep mannen. Ze worden een heel hechte vriendengroep, althans dat lijkt toch zo. Ze doen veel dingen samen, dingen die jonge mannen doen, blijkbaar. Het lijkt een veilige plek, die steunt op voorspelbare rituelen en kameraadschap. Ruimte innemen, met vaste rollen, en veel lawaai.

Wat je als lezer al eerder ziet aankomen, komt met moeite en verwarring voor het hoofdpersonage. De groep vrienden valt deels uit elkaar. De anderen laten de ik min of meer achter. Misschien is hij er nooit echt bij geweest en beseft hij dat pas later. Misschien willen de anderen in hun vertrouwde rol blijven, terwijl de ik in het boek beweegt, zichzelf vindt.

Peninsula was op een bepaalde manier een heel hard boek. Er is een grote onderhuidse spanning, die op een heel lichamelijke manier beweegt in het boek. Een toon van hyperalert zijn, onveiligheid, niet weten en niet herkennen wat veilige geborgenheid of liefde zou kunnen zijn. Er klinkt soms een bittere machteloosheid tussen de woorden. Het is alsof er een soort beschermende afstand in dat boek zit. In De zomer toen is de intensiteit niet minder, maar lijkt er minder afstand. Het hoofdpersonage laat zich meer zien, laat je als lezer dichterbij komen. Je voelt ook hoe het boek meer één geheel is, met één lange beweging.

Tussen de mooie gestileerde woorden en de zorgvuldige opbouw voel je een sterke tragiek. Het kind dat van jongen naar man gaat zoekt een plek om te zijn, maar kan daarbij niet terugvallen op een interne grammatica die kinderen die kunnen opgroeien in een veilig warm en liefdevol gezin meekrijgen en hebben verankerd in hun lichaam. Het kind moet zelf zoeken hoe de dingen zouden kunnen zijn. Je sluit je aan bij een groep. Je bent hyper-opmerkzaam voor alle kleine regels, je construeert zo de externe grammatica en speelt als het ware mee, in de misschien onbewuste hoop dat dat je eenzaamheid zal wegnemen. Dat soort proces wordt op een erg fijnzinnige en indrukwekkende manier weergegeven in dit boek. Het hoofdpersonage komt in een vorm terecht die eigenlijk niet helemaal goed of vervullend is, maar blijft meedoen en verwachten dat de loyauteit echt en te vertrouwen is. Alsof daar toch iets onvoorwaardelijks zou zijn. Eigenlijk zou een andere plek beter zijn voor hem, maar hij blijft zijn best doen om de groep bij elkaar te houden, waardoor hij niet altijd ziet dat er geen evenwicht is en zich zelfs schuldig voelt wanneer de anderen hem laten vallen.

De weg die het hoofdpersonage volgt, is in zekere zin ook een weg langs mannelijkheden. Jongen, broer, vriend, zoon, vader. Het zijn rollen of plekken. Ze worden mee bepaald door verwachtingen, door een cultuur waarin mannelijkheid staat voor niet praten over je emoties. Ze komen overeen met dingen waarin je je thuis zou moeten voelen. Maar dat is niet noodzakelijk zo, ze vullen niet zomaar de lege plekken in je lichaam. Maar misschien moet je er doorheen, om te ontdekken wie je wilt en kunt zijn in die leegte. Een bepaalde vorm van mannelijkheid kan als een erfzonde voelen. Misschien zit het geweld ook wel diep in jou verankerd, kan het er ineens zomaar uitkomen. Maar dan is er die vrouw die de ik de kans geeft om een plek in zichzelf te zoeken. En dan is er die zoon, waardoor de ik de uitnodiging krijgt om een vader te zijn, de vader die alleen hij kon zijn door in die lege plek te gaan staan, en te blijven. En in dat blijven kan hij een veilige plek zijn voor zijn zoon.

De manier waarop Lieven Stoefs dat hele gegeven in woorden brengt, is bijzonder knap. Als lezer moet je de verteller volgen en krijg je het ritme van een rustige tekst die geduldig maar ingehouden verder beweegt. Wie wil, ziet onder de huid van die zinnen en woorden heel veel gebeuren. Een bepaald soort zomer toen was misschien nodig om tot hier te komen. Maar nu zijn we nu. Je kunt leven in alle seizoenen. Een heel mooi en moedig boek.

21 juli 2025

Real Estate


Vakantie is ook een tijd voor boeken die al even op de boekenstapel lagen, wachtend op het juiste moment. En dit was blijkbaar het moment voor het heel erg mooie 'Real Estate' van Deborah Levy, uit 2021. Het gaat over hoe je als vrouw een plek zoekt voor jezelf, een plek die je zelf bent. Er zijn verwachtingen, er is het patriarchale systeem, ze trekken je in een richting waarin je je plek gaat vertalen in het pad naar materieel bezit van een huis. 

Levy beweegt heen en weer tussen al die beelden, nu ze zestig is, ook haar jongste dochter uit huis is en ze na een scheiding een nieuw evenwicht zoekt. In haar hoofd heeft ze een groot droomhuis, dat de hele tijd met haar meegaat. Ze reist heen en weer, op bezoek bij vrienden, naar plekken waar ze een tijd kan blijven om te schrijven en waar ze nieuwe verhalen en talen leert. Ze wordt geconfronteerd met mannelijke verwachtingen over wat vrouwen, vrouwelijke schrijvers en vrouwelijke personages wel en vooral niet mogen zijn. 

De verteller zit tegelijk dicht op het echte leven van Deborah Levy en heeft ook de nodige afstand om het hele boek te componeren uit fragmenten die verspreid zijn in de tijd. Het is als lezer alsof je de hele tijd de schrijver dicht bij je kunt voelen en tegelijk toch ook niet. Het boek bestaat uit kleine fragmenten, telkens in een heel mooie taal, licht en ironisch, maar ook ingehouden. Met meer vragen dan antwoorden, en allerlei verwijzingen naar diverse kunstenaars. 

Naarmate je leest voel je steeds beter hoe dit boek veel meer is dan een gewone biografie. Je voelt hoe de tekst leeft. Je voelt hoe het boek meer zegt en laat zien dan enkel persoonlijke ervaringen. Deborah Levy beweegt hel mooi heen en weer tussen werkelijke en gedroomde plekken, levens van echte mensen en van personages. Dat eigen huis, die 'room of one's own', bestaat in de relaties met mensen, in je leven vormgeven, in verhalen, in een soeverein leven waarin het niet de mannen zijn die zeggen wat vrouwen moeten denken of zijn. Het mooi vormgegeven boek ademt mee met de tekst die in zekere zin ingehouden zindert. Heel mooi.

18 juli 2025

Trage woorden


Het is de laatste week. (Het aftellen kan bijna beginnen.)(Je bent blij, en een beetje bang.)

Je stuurt je tekst door die je op zondag maakte. (De derde in een rij.) Je wou iets van je kwaadheid in de tekst. Het had even geduurd eer je de tekst in je hoofd kon zien, hoe de stukken in elkaar zouden passen. (Er is een plek waar je die tekst schrijft. Je kunt er niet de hele tijd blijven. Je voelt het aan je huid.)

Het is goed, de woorden zijn weg. (Je voelt het in je adem.)

Na het werk naar het postkantoor. Is het pak met de boeken aangekomen op de bestemming? Het duurt even eer ze het vinden. Ja dus. (Opgelucht.)

Nog een cadeau halen voor je vriend. Dat is een heel goed boek, zegt de mevrouw.

Je ziet de tekeningen van de buurmeisjes op de grond, net voor je huis. (Misschien is het een geschenk.)

Het doet je goed om even bij hem te kunnen zijn op zijn verjaardag. Binnen enkele dagen vertrekt hij op vakantie. (Ergens is er een landschap in je hoofd, waar je je dierbaren wilt kunnen zien. Zodat je weet waar jij bent in het landschap.)

Een andere dag. Je gaat naar de actie. Er is al veel volk, veel camera’s. Een indrukwekkende gedenkplaat, met de namen. Zij die verdronken, toen, in het wassende water. Hij verloor zijn vriendin, moest haar loslaten. Je draagt de plaat mee tot aan de deur van het parlement. (Je bent trots en verdrietig. Het is zo mooi wat die jonge mensen doen. Het zou niet aan hen mogen zijn, om dit te doen.) Je buigt het hoofd. Een vriendin heeft net als jij tranen in de ogen. (Lange knuffel.) Wanneer je terug loopt, is het alsof je even op een plek van een ouder was, denk je.

Het lijstje wordt korter.

De volgende tekst die je moet schrijven. Je probeert hem een dag eerder af te hebben dan voorzien. (Het is moeilijk om de tekst te zien. Je ziet alleen hoe moe je bent. Enkele flarden komen naar je toe. Je ziet nog niet hoe die in elkaar zouden passen.) (Eigenlijk zie je alleen hoe de tekst zou moeten voelen, op welke plek in je lichaam je de woorden zou kunnen voelen. Je verlangt naar trage woorden, stille woorden. Het zal wel niet goed worden, je bent te moe, denk je.)

De tekst trekt zichzelf op gang. In omtrekkende bewegingen. (Tijdens het schrijven begin je te zien waar de tekst naartoe gaat. Eigenlijk is het iets dat heel belangrijk is, denk je. Hoe je het moet zeggen, weet je niet zeker, misschien laat het zich aanraken door trage woorden.)

De bel van de binnendeur. Een buurvrouw van de andere blok. Of je een pot honing wil kopen. Haar zoon is imker, heeft aan zijn moeder gevraagd om een doos verkocht te krijgen, en dus is ze daar maar aan begonnen.

Je werkt de tekst af, je leest de tekst in. (De tekst is zichzelf geworden, denk je. Hij zal het wel niet goed doen, denk je. Maar enkel deze tekst paste nu in je lichaam, denk je.) Het is wachten nu, tot zondag.

Een rusteloze nacht.

Een andere dag. Je ziet dat de zondagtekst gepubliceerd is, je geeft hem een duwtje in de rug. (Op een of andere manier klopt het, raakt je tekst iets aan van de vorige dag, van die moedige jonge mensen, en het verdriet, en de kwaadheid.) De tekst beweegt, je kijkt, het is goed.

Het lijstje is nog korter geworden. (Je mag bijna beginnen verlangen naar de stilte.)

Je bent aanwezig bij de ontmoeting met de minister. Je luistert naar de tussenkomsten. (Je ziet de dingen.)

Op weg naar huis. De jongen op het pleintje vraagt of zijn pet zou willen kopen. Toch maar niet, zeg je, je hebt er al genoeg. Echt?, vraagt hij. Ja, echt, zeg je. Oké, zegt hij.

(Je bent een beetje kwaad op je buik. Het is wachten.)

Een andere dag, de voorlaatste.

Zo fijn om met je collega’s samen te zijn. (Je probeert te begrijpen hoe oud je bent.)

De laatste dingen van het lijstje.

(Je bent kwaad op je buik.)

(Dat ene verhaal dat maar door je hoofd blijft gaan. Je zou iets willen doen, je weet niet wat.)

Je brengt het pakje met je boek naar het postkantoor. (Dat is ook weer gedaan.)

Een drankje buiten met je vrienden. (Eigenlijk was je te moe, maar het geeft niet.)

Een volgende dag, de laatste dag.

Je werkt de vrijdagtekst af, zorgvuldig, tot alle woorden juist staan, in de drie talen. (Je telt af.)

Een laatste overleg, en je kunt vertrekken. (Het is tijd, denk je, het is goed geweest, het mag niets worden.)

In de trein. Een beetje bang, zoals elk jaar op dit moment. (Bang van de vermoeidheid. Bang van hoe je zult zien dat het huis zich een beetje verwaarloosd voelt, en dat je dat weet, dat je dat wist in die laatste weken van aftellen, en dat je dat rustig stap voor stap terug moet winnen, maar dat je eigenlijk alleen maar even niets zou willen doen, niets zou moeten. En de vrienden die op je wachten.)

Eindelijk thuis. (Buikgrrr.) Het huis heeft je gemist, heeft op je gewacht de voorbije weken, je weet het. Je wilt alleen maar even gaan liggen. Het mag, denk je, de vakantie is begonnen.

De dingen zullen wel komen zoals ze komen. Het is goed.