Je bent nog bij de vorige dag, wanneer de nieuwe week begint. Dat mooie concert. Hoe je langzaam verdween in die muziek van Bach. Hoe de eerste tranen kwamen bij dat koraal. Hoe je was, in dat alles. (Het was goed dat zij bij je was, als een brug naar zo lang geleden. En de verhalen.) Hoe zou dat zijn, troost? Soms kun je het zien. Waar het is.
De week lijkt een beetje doorzichtig als je vooruit kijkt. Je kunt door de dagen kijken die komen.
(Zou er nog een antwoord komen? Over die tekst die ze zouden publiceren. Je wacht.)
(Je denkt al aan de volgende week, die minder doorzichtig zal zijn. De teksten die je te maken hebt, de verhalen die je te vertellen hebt.)
Een koffieafspraak. Je bent blij haar te zien. Ze vertelt je wat je nodig hebt voor het verhaal dat je volgende week zult vertellen aan de kinderen. (Het maakt je een beetje zenuwachtig. Misschien kun je het wel.)
De dringende dingen zijn klaar. Misschien kun je al iets proberen voor die ene tekst. (Je hebt alleen de titel. Je hebt al dat korte filmpje dat je maakte.) Vrede en de zee in je. (Je kijkt.) Het zou een trage tekst moeten zijn, voor dat uur, net voor middernacht, denk je.
Een andere dag. Je werkt thuis. Je bent al vroeg bezig. (Je denkt nog aan die dromen, ze zijn blijven hangen. Je zag iets dat je lang niet meer zag, denk je.)
De ene vergadering. Wachten op de bank buiten, met je kranten. De andere vergadering.
(Iets over een ritme, iets over adem. Iets over afwezigheid.)
Een mooie avond. De verhalen nemen hun tijd. Je kijkt. Je leert iets over Bach. Je probeert de vraag te beantwoorden die je aan anderen stelt. (Dat je in verhalen mag zijn, het is een geschenk.) Haar trein wacht haar op.
(Je kijkt naar de dag, in je hoofd, voor je je aan de nacht zult geven. Je weet niet welke dromen je mag verwachten.)
Een andere dag.
Tussen de dingen door, boos. (Nieuwe hallucinante verhalen over de oranje man. Zijn wreedheid. Zijn misprijzen. En nog zoveel meer.) En ook gevoed. (Mooie verhalen over verzet, met hoop zonder optimisme.)
(Je denkt nog verder na over dat boekje dat je las in het weekend. Je begrijpt nog beter waarom je uitkwam bij hoop zonder optimisme, en niet bij optimisme zonder hoop.)
(Je hebt nog altijd niets gehoord over die tekst. Een klein beetje boos. Hij mag naar buiten, denk je, op een of andere manier. Hij wacht al even op zichzelf.)
Je legt de plaat van Blind Willie McTell op.
Een volgende dag. Je stuurt de tekst door naar een andere plek. (Je hebt lang genoeg gewacht, denk je.)
Je werkt de nota af. (Ook dat is weer klaar, denk je.)
(Misschien zou vakantie ook wel goed zijn, denk je even.)
Je moet over een drempel, om aan het jaarverslag te beginnen. (Een tekst die je langzaam moet kneden. Het duurt even eer je binnen bent, in de tekst.)
God is in His heaven / And we all want what's His / But power and greed and corruptible seed / Seem to be all that there is / I'm gazing out the window / Of that old Saint James Hotel / And I know no one can sing the blues / Like Blind Willie McTell
Die avond, na de telefoons, na de afspraken. Opnieuw een aflevering van die ene serie. Ondertussen in het laatste seizoen. Je ziet alles voor de tweede keer, en het raakt je nog meer, denk je.
Een nieuwe dag.
Je bent alleen op het werk. Je werkt rustig door. (Iets met een ritme.)
De poetsmevrouw lijkt elke dag even enthousiast te zijn.
Het is de dag van de Matthäus-Passion, denk je. Straks zul je luisteren. Het zal misschien in stukken zijn, maar het hoort bij deze dag.
(En ook van die andere plek kreeg je nog geen antwoord over je tekst. Een klein beetje boos.)
Het begint. Elke keer opnieuw kom je weer thuis in die muziek. (Bach was er bij het begin en bij het einde van de week, en het is goed, denk je.)
(Er is iets dat je niet hebt met dit feest, denk je. Het verwart je, telkens weer. Mensen leggen je uit dat je blij zou moeten zijn, dat je zou moeten zien dat verlossing mogelijk is, dat er hoop is na het lijden, dat er leven is aan de andere kant van de gruwel. Je hoopt dat het voor hen zo is. Het lukt je niet. Je ziet vooral de ultieme eenzaamheid, de totale verlatenheid. Je huivert bij het leggen van zonden op de schouders van een ander. Het lijden in dat verhaal is al vreselijk genoeg, de cultus ervan hoeft echt niet voor jou. Of zoiets. Maar hopelijk is het anders voor de anderen.)
Je weet wat er komt, in de muziek, en toch is het er telkens een beetje voor het eerst. (Die uitvoering hoorde je nog niet, ze laat je nieuwe dingen zien.)
Je vertrekt wat vroeger naar huis. (Je bent te moe, je wilt aan de andere kant van de reis zijn, om dan nog wat dingen te doen, en verder te luisteren.)
(Als het feest daar is, wil jij hier zijn, denk je.)
Net voor je thuis bent, kijk je naar de grote groene knoppen. Enkele weken geleden lagen en grote ijzeren platen op die struiken. Je was bang dat ze het niet zouden overleven. Maar ze stonden weer op. Het was nog te vroeg voor het sterven. Het troost je.
En je hoort Mache dich. (Op een of andere manier heb je iets met de man die die woorden zegt in het verhaal, besef je.) Je zou Bach willen bedanken, voor de thuiskomst.