08 november 2025

De rivier


Je denkt nog aan de lange treinrit van de vorige dag. Het was zo fijn even bij je zus te kunnen zijn. De treinreis was een avontuur, wat wel goed was om vorderingen te maken in het dikke boek, dat zich lekker liet weglezen.

En een nieuwe week. Misschien heb je een verhaalverlangen. (Vertel me eens een verhaal, blijft vertellen. Verhalen zijn plekken.

Er blijven nog enkele puntjes over op je lijstje van vorige week, dingen die je nog af te werken hebt. Zoals die tekst voor de Commissie. (Het is allemaal een beetje spannend.)

Een afspraak met een vriendin. Verhalen. Je zou alleen verhalen willen zijn. (De man aan de tafel naast jullie lijkt zo rusteloos dat je de hele tijd afgeleid bent.) Je probeert iets te vertellen over de vragen die je nog niet beantwoord hebt. Je stottert, maar het is goed. (Alleen die man, het is alsof zijn onrust jouw verhaal blokkeert.) Je verontschuldigt je voor het stotteren. (Misschien is het jouw lichaam dat stottert.)

Een andere dag. Het is weer druk op het werk. Verhalen gaan heen en weer.

In de namiddag zijn ze allemaal weg, het wordt weer stil.

Op weg naar het pensioenfeest. Je hebt een rustig plekje. Een jonge vrouw komt naast je zitten en vraagt of ze, over jouw benen heen, haar telefoon mag opladen. Doe maar, zeg je. (Eigenlijk zou je haar ook graag vragen wat haar verhaal is, maar je doet het maar niet.)

Het pensioenfeest, in het trammuseum. Je krijgt met een groepje een rondleiding. De enthousiaste tramliefhebber vertelt honderduit. Over hoe de dingen vroeger waren. Daarbij heeft hij het enkele keren over ‘er zijn nog mensen hier in de wagon die dat nog hebben meegemaakt’. Waarbij hij telkens naar jou kijkt. Je begint je een beetje zorgen te maken. (Zie ik er zo oud uit? Ik ben toch niet de oudste hier? En deze tram is van 1902?) Terug uit de tram vraagt iemand je hoe lang je nu al op pensioen bent. (Ja dus, zo oud zie ik er dus echt uit…) Je luistert naar de mooie verhalen in de toespraken. Ze ontroeren je. Familie.

Een andere dag. Je hebt de tekst verzonden naar de Commissie. (Spannend. Net echt.) Je ziet op het scherm dat de tekst is aangekomen op de bestemming. (Wat zou er nu verder gebeuren?) Al het werk van de voorbije weken is nu uit je handen. (Je denkt aan het jongetje.)

Je stuurt de tekst ook door naar het Europese netwerk. (Misschien zal er ergens iemand reageren.)

Net voor je vertrekt, zie je dat er een mail binnenkomt. Een eerste reflex: oei, er zal iets niet in orde zijn met wat je had doorgegeven. Je collega zegt dat het ook gewoon een bedankmail kan zijn, omdat het wel goed was. Ze heeft gelijk.

De avondvergadering. (Soms is het vermoeiend telkens te moeten antwoorden op cynisme. Je doet het toch, dat had je ooit aan jezelf beloofd.)

Een nieuwe dag. De webinartest. Je leert elke keer weer iets bij.

Twee afspraken die avond. Bij de vergadering kan je maar even blijven. Je kijkt naar de cijfers. Ze maken je bezorgd. Je fietst door naar de tweede afspraak. In de tuin van de abdij luister je naar de beiaard. De muziek lijkt zo transparant. Daarna komt de film. Met zoveel mooie verhalen. (Iets over liefde.) De zus van de vrouw naast je in de zaal is beiaardier, zo blijkt. Wat je ziet, ontroert je. (In een vage herinnering was je ooit met je vader op bezoek geweest in die klokkengieterij, al ben je niet zeker.) Je praat nog even met de zoon van de klokkengieter. Daarna met de twee beiaardiers. Ze hebben allebei je vader gekend.

De volgende dag. Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar.

Een grote meid wordt negentien. Je bent zo blij voor haar. En trots natuurlijk. (En je kreeg een cadeauhint.)

Je denkt aan verhalen.

Je ziet de foto van de president. Naast hem is tijdens een persconferentie een man flauwgevallen. Het interesseert hem duidelijk niet. Hij kijkt wezenloos in de camera, waarschijnlijk geïrriteerd omdat niet alle aandacht naar hem zelf gaat. Die ene foto zegt alles, over wreedheid, over een zieke geest.

Na het werk een vrijdagdrink met de vrienden. Familie.

Ingewikkelde dromen in de nacht.

Een nieuwe dag. Tussen de boodschappen door koffie drinken met je maatje.

Het is de verjaardag van een dierbare vriendin. (Zij is nu ook bij de club. Je hebt een mooi plan voor haar, hopelijk zal het lukken.)

Je denkt aan een vriendin met een kind in haar buik. Het maakt je week. Het is er nog even, daar, en dan mag het in de wereld komen. (Je stelt je voor, hoe het zou zijn, een kind in je buik. Misschien is het als je uit handen geven aan een rivier. Waarschijnlijk zou jij bang zijn van de rivier, denk je. Met een stotterend lichaam.) Je wenst haar de rivier, en al het goede van de wereld. 

01 november 2025

Where is now thy God?


Een week met veel muziek. Zo zie je het voor je. Misschien ook een stille week.

Het is stil op het werk. Collega’s zijn in vakantie, of ziekjes. (De dingen zullen naar jou komen.)

Je bent een beetje zenuwachtig. Die avond het concert waar je al lang naar uitkijkt. (Je probeert er zo weinig mogelijk aan te denken. Je wilt dat het er ineens is, en dat je alleen maar in dat moment zult zijn.)

Op tijd weer naar huis, om straks op tijd te kunnen vertrekken. Eten maken. (Telkens verwarrend, eten voor een concert. Wat mag je wel, wat mag je niet doen.)

Je loopt langs bij de vriendin die mee zal gaan, net als zowat alle vorige keren. In de trein, rustig. Netjes op tijd. In het café naast de mooie zaal zoeken jullie je andere vriendin, die er ook weer bij is. De controles, en dan zijn jullie binnen. (We zijn binnen!) Je zoekt je plekje vooraan in die heel bijzondere zaal. Rustig.

Hij komt zo onopvallend mogelijk het podium op, gaat achter de piano zitten. (Jullie kunnen zien dat zijn voeten nauwelijks de vloer raken.) En het begint. De muzikanten staan rondom hem, volgen hem, ademen mee, zo lijkt het wel. Je hebt geen idee hoe vaak je hem al zag. Je wilt alleen in dit hier en nu zijn, in dit hier gebeurt iets. Misschien heeft ook zijn muziek No Direction Home. Je kijkt naar dit hier.

In de trein terug weet je dat je ook dit keer eigenlijk geen recensies wilt lezen, geen analyses wilt horen, geen meningen. Je wilt dit gewoon bij je houden, dat je keek naar een hier, waar iets ontstond, iets onderweg was. En jij mocht er zomaar bij zijn.

(De nacht legt zich moeilijk neer. Het geeft niet, de ochtend zal wel weer komen.)

Een andere dag. Je probeert tegen de middag zoveel mogelijk af te krijgen. Het lukt bijna.

Je hebt een mooie brief gekregen die je erg ontroert. (Misschien mag het.)

Op weg naar die andere stad, om een vriend te bezoeken. Je gaat mee met een andere vriend, jullie komen elkaar tegen in het station. (Je denkt aan de tijd, hoe die beweegt.)

De ontmoeting ontroert je. In zijn hoofd komt langzaam de mist op. (Misschien kun je niet weten waar het hier is, misschien kantelt het uit zichzelf, trekt het zich terug in de randen van wat een plek was. Je weet het niet.)

In de trein terug beweegt het nog in je. Je kijkt ernaar.

Een andere dag. Je hebt een lang lijstje, probeert zo snel mogelijk te werken. (Zoveel vakjes in je hoofd, je probeert het ene na het andere aan te raken en dan opzij te schuiven. Je denkt nog aan het gesprek op het perron, enkele dagen eerder, net daarover.)

De tekst die al enkele dagen op zichzelf wachtte, is eindelijk klaar.

Je stuurt enkele berichtjes. (Op een of andere manier voelde je dat het nodig was, wat ook zal blijken.)

Het lijstje loopt door tot een stuk in de avond. (Oef, die dingen zijn eindelijk klaar.)

Een andere dag. Een volgend stuk van je lijstje dat je eindelijk uit de wachtruimte wilt halen. (Het lukt.)

(Je denkt aan de rivier.)

Op tijd vertrekken. De fotograaf moet een foto van je maken. De vorige dag werd je gebeld om iets te vertellen over een bijzonder boek, geschreven door een vriend. En er moet ook nog een foto bij. Tijdens het poseren vertel je over je vader. (Je vraagt je af hoe oud je bent.)

Een overleg. Je probeert je ideeën te ordenen, probeert ze te zien. Het is een goed gesprek.

Een lange telefoon met een vriendin. (Soms mag je een rivier zijn.)

Een andere dag. Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar, zoals elke week. (Het is als een ritueel, denk je.)

Zoals elke dag komt de poetsmevrouw een beetje verlegen de ruimte binnen. Je ruimt snel je bureau nog een beetje op en gaat even naar de gang, zodat ze rustig haar werk kan doen. Zoals elke dag bedank je haar en fluistert zij iets terug.

Je gaat nog naar de tentoonstelling. Twee mensen uit een ver verleden, uit je geboortedorp. Je bent zo blij dat het nog gelukt is om er te geraken. Het ontroert je heel erg om hen te zien. De werken die ze samen maakten zijn zo mooi.

In de trein terug laat een vrouw een roos vallen. Je staat op en gaat haar de roos brengen. Ze glimlacht.

Terug thuis vertrek je snel weer terug, voor de weekendboodschappen. Je haalt nog de speciale nieuw box op met muziek van de zanger die je in het begin van de week zag. Toen hoorde je de muziek van het oudste einde van zijn leven. De box gaat over het jongste deel van zijn leven.

Die avond, een concert, met een vriendin, in de enigszins kille kerk dicht bij waar je woont. (Je wilt alleen maar in een hier en nu zijn.) De muziek is zo mooi, zo helder. Het is alsof je iets voor het eerst hoort. Er gebeurt iets, wanneer die ene zangeres vooraan staat te zingen: “Tears are my daily food, while thus they say: where is now thy God?”

Een andere dag. De dag van de doden. Een vriendin vraagt je waar de doden zijn. (Ze zijn er alle dagen wel een beetje denk je, in een hier.)

Terwijl je werkt aan de Engelse vertaling van die lange tekst luister je naar de muziek van de toen nog zo jonge zanger. In wat je hoort zie je hem precies groeien. Dingen die hij maakte net voor jij geboren was. En in dezelfde week hoorde je waar hij nu is. Nog steeds niet thuis, nog steeds in beweging. 

26 oktober 2025

Het uitzicht van stilte


En je denkt: ik moet even naar daar. Daar. Boven. Om te kijken naar de stad. Te kijken naar de stilte.

De zondag denkt nog na over dat extra uur.

De nacht was goed geweest voor je.

De beelden hebben geduldig gewacht, denk je, tot nu.

Voor ze zich neerleggen.

Misschien moet je eerst jezelf uitspreiden, zodat je alles kunt zien.

En je ziet, wat is.

Het duurt altijd even, eer je de onderste huidlagen begrijpt.

(Misschien ben je zelf een oefening.)

Plekken die de zuurstof uit de lucht zuigen, ze zijn niet goed voor jou.

En dat je dat kunt zeggen.

Dat je de grens kunt zien.

En het laat zich zien, je zou het iemand willen vertellen.

Je hebt iets geleerd over alle relaties waar je ooit in zat.

(Misschien is het falen, misschien is het nog niet weten.)

(En dat je kunt zien waar je zou kunnen zijn.)

Je ziet de beelden, ze zijn bijna aanraakbaar.

(Wat zul je zeggen, welke woorden?)

Ook dit zal voorbij gaan, denk je.

En je zag het jongetje, het was een jonge man.

(Je had hem gevraagd, je zag hem, je zag hoe hij veranderde.)

We zijn hier en nu, het is veilig.

(Misschien is het een ontwaken.)

Soms kijk je naar de gaten in je lichaam.

Ze zijn stilte in afwezigheid.

Misschien worden ze stilte in aanwezigheid, als je lang genoeg kijkt.

(Je hebt iets begrepen over vluchten.)

(Soms weet je niet of je genoeg doet, of je moedig bent.)

Je poetst het huis, luistert terwijl naar de h-Moll Messe.

Een stilte waar je naartoe kunt gaan, die er voor je is.

Je leerde iets over alleen zijn.

(En wat zich aandient, in je huid, onverwacht.)

(En dat je eraan voorbij gaat, het laat liggen.)

Je denkt aan niet-plekken, gammele huizen, en hoe het licht was.

(En de dingen die je rondom jou bouwt.)

Je raakt de piano aan, de piano is blij met een plek.

Iets lijkt te wegen op je adem.

En je denkt: ik moet even naar daar.

Je laat het huis achter je, wacht op de warmte van je jas.

Er is een groot verdriet, terwijl je over het pad loopt.

Je kijkt naar de herfstbladeren, ze nodigen je uit.

Je bent daar.

(Iemand moet dit zien, denk je, en je stuurt haar een foto.)

Je kijkt naar de stad, je kijkt naar de stilte.

Tot het tijd is om weer terug te keren.

En te wachten op de rivier.

18 oktober 2025

Een late bloem


(Je begint de week een beetje anders. Iets in je lichaam moest kantelen, die zondag. Iets was bevroren, het mocht weer stromen. En je had iets geleerd, je zag het nog beter.)

Je gaat anders, opnieuw, de week weer in. (Er zijn manieren om opnieuw te beginnen.)

In zekere zin ben je zelf het dossier dat je gaat verdedigen in de vergadering. Er komt een kleine stortvloed aan vragen. Je probeert te navigeren, of zoiets. (En iets maakt je blij, iets maakt je verdrietig.)

Je haalt de dingen weer in, het lijstje van de dag.

Die avond ga je naar een lezing van een van je favoriete schrijvers. Hij kreeg ooit een Nobelprijs, en krijgt nu een eredoctoraat. Hij is ook een favoriet van je maatje. Je staat op tijd klaar op het perron. De trein komt een beetje te laat binnen en begint onderweg steeds meer vertraging op te lopen. (Soms kun je een vertraging gebruiken, nu niet.) Je holt van het station naar de schouwburg, bent uiteindelijk nog netjes op tijd binnen. Je zit op de tweede rij.

De schrijver komt het podium op. Hij straalt onwennigheid uit. Hij doet dit duidelijk niet graag, lijkt te verstijven. Nadat de componist van de opera’s op basis van zijn werk wat heeft verteld en de zangeres en pianist stukken uit die opera’s hebben gezongen is het zijn beurt. Hij leest zijn tekst rustig af van het blad. En het is alsof hij ineens een beetje iemand anders is. Hij legt uit waarom Engels als taal voor een opera niet zo vanzelfsprekend is, en verklaart zo iets waar je al vaak over had nagedacht. Het is alsof je in je hoofd kunt zien of horen hoe het soms is als je zijn boeken leest. Er is een soort heldere kaalheid in zijn stijl. En nu je zijn stem erbij hoort zie je al die dingen ineens veel beter, lijkt het kale warmer te worden, of zoiets.

Na de uitreiking van het eredoctoraat ga je nog even aanschuiven om voor je vriend een gesigneerd boek mee te nemen. Je hoopt dat die er heel blij mee zal zijn.

Een volgende dag. Je zit de hele dag in een commissie.

Je krijgt een bericht van je vriend. Hij is heel erg blij met het boek.

De mensen aan de andere kant van de tafel lichten hun dossier toe. Jullie reageren, proberen mee te denken en soms wat richting te geven. Soms ontstaat er een mooie wisselwerking, als iets dat stroomt, en energie geeft. Soms niet.

Het andere commissielid. Het is zo fijn dat zij erbij is. Het was al zo lang geleden dat je haar nog zag. Aan het einde van de middag nog een mooi gesprek, als een wonderlijk geschenk. (Je hebt weer iets geleerd.)

Die avond, een klimaatwake. De jonge gastvrouw doet het zo goed, ze ontroert je diep. (Je belooft haar nog een cadeau.)

Een andere dag. Het lijkt erop dat je alleen zult zijn op het werk. Toch een halve dag.

Het voelt als een traag ritme waar je weer gewoon in kunt schuiven. (Een plek zijn. Plekverlangen.)

Je krijgt een bericht over een toevallige ontmoeting, enkele weken geleden. Hoe die een geschenk was, en is.

Op je terras is nog een late kleine zonnebloem uitgekomen. Ook dat is een geschenk.

Je hebt een lijstje van alle dingen die je moet doen voor de organisatie van die avond, binnenkort. Je werkt ze een voor een af.

Een andere dag. Het is de dag tegen kanker. Op weg naar het station, tranen. Het is alsof ze allemaal bij je zijn. Zij die er niet meer zijn. De familie, waar jij een lid van bent geworden. (Je zoekt woorden, in je hoofd, woorden voor anderen.)

Je zoekt een plek waar je je foto met het gele lintje kunt maken, waar het licht niet al te zeer reflecteert op je kale kop. (Je collega lacht.)

Tijdens de middag, even op en neer om iets te halen. (Je bent dankbaar.)

Die avond. Je hebt nog een tekst te schrijven. Tijdens een nacht, eerder die week, had je ineens de drie kapstokken gezien die je zou kunnen gebruiken om je tekst op te bouwen. (De tekst laat zich zien, nog voor die geschreven is.) Je probeert zo te schrijven dat iets zich zal laten voelen, zonder dat je het moet benoemen. (De tekst is klaar. Iets in je is op zijn hoede, over wat er met de tekst zal gebeuren zodra die uit je handen is.)

Een andere dag. Je knutselt aan de vrijdagtekst, past alle stukjes in elkaar. En elke keer weer is het bijzonder je tekst zodra die klaar is stukje voor stukje te zien verschijnen in die twee andere talen. (Je denkt weer even aan de woorden van die schrijver op het podium.)

Je gaat nog even langs bij de armoedemanifestatie. (Ook dit keer kon je die vertraging niet echt gebruiken.)

Een lang telefoongesprek, over je tekst. (Wat je had voorspeld, gebeurt.)

En nog een lang telefoongesprek. (Soms zoek je beelden, om iets van het leven te begrijpen en erover te kunnen spreken.) (Je denkt na over geschenken, en lege plekken.)

Een andere dag.

Het ontroert je diep, hoe ze praten over hun zoon, die zijn doctoraat verdedigde. Je bent mee trots.

Een mooi gesprek, over de tekst. (Misschien ben je wat rusteloos, maar waarschijnlijk is dat goed, denk je.)

(Je ziet de tekst in je hoofd, hoe die zich gezet heeft.)

Je wilt de trap opgaan naar de dichtersbijeenkomst. De vrouw zegt je naam en zegt dat je er in het echt veel mooier uitziet dan op de foto. (Waarvan akte.) Een andere vrouw komt naar je toe en zegt dat ze jouw naam zal vernoemen in haar tekst. Een vriendin is bij de dichters, ze doet het heel goed, zoals steeds. En nog een mooi gesprek, met iets over Helsinki. Je bent blij voor haar.

Je leest een bericht dat je ontroert. (Soms moet je ergens gaan staan, denk je, in actieve stilte.)

Je gaat nog even naar de bloem kijken.