28 november 2021

Kijken


Kijken naar de vermoeide plekken, de grensgebieden.

Alles wat is.

Je adem is hier.

De turbulentie is daar.

Een verdriet overvalt je, als een nagolf.

Het glas met thee neemt de tijd.

De stoel bij het raam.

Het boekenkatern.

Het grijze, natte buiten.

Je kijkt, naar de pijnplekken.

Waar je gebruikt werd.

Ingenomen.

Het is iets anders dan rouw, dit keer.

De thee is lekker warm.

Het licht lijkt zich terug te trekken.

De leeszetel in de hoek, die je beschermt.

Je wilt alleen maar warmte.

Je kijkt naar de stukken.

Je zoekt het jongetje, je ziet het beeld van die foto.

De man lijkt het niet te weten, even.

Tot je het ziet, het jongetje zit aan de tafel, rustig te tekenen.

Jij zit hier, in de hoek, te lezen.

Hij kijkt af en toe naar je, glimlacht even, en tekent verder.

En je begrijpt iets.

Het boek beweegt door de jaren.

Dit hier is genoeg.

Je vroeg je af wat je zou verrassen, er komt een bericht.

Je leest iets over de kinderen.

Het doet goed iets te kunnen zeggen over de kinderen.

Nu zie je het, eerder kreeg je ook een ander bericht, ook.

Je zou met haar meelopen, zei je.

Het licht trekt zich verder terug.

Je wilt even kijken naar dat programma, voor de verhalen.

De stoel staat zo vredig bij het raam.

De man die over zijn grootvader vertelt.

He was the kindest of men.

Bij het raam kijk je naar buiten, de herinnering van het licht.

Wees.

Iets is koud.

Het eten zal je verwarmen, zo gaat het steeds.

Eerst de planten, eerst dat trage ritueel.

Ze glimlachen naar je.

27 november 2021

Zorgwekkend


De eerste aankondigingen dat het kerstfilmseizoen weer gaat beginnen zijn er ondertussen.

De wetenschap dat je waarschijnlijk ook nog zult kijken naar kerstfilms.

Zoals je alle vorige jaren ook deed.

Ondanks het ongetwijfeld belang voor de wereldvrede niet helemaal begrijpen waarom het kerstfilmseizoen nog zo lang na Kerstmis doorgaat.

Over die kwestie even gebeld met Sinterklaas. 

Sinterklaas die zich aan het bezinnen is over de boodschap van de onderwijsminister dat Sinterklaas niet van buiten de school naar de school mag komen maar wel van binnen de school.

Of dat dan met een drone moet.

Sinterklaas vindt het opportuun om publiek niet te veel standpunten in te nemen over de lengte van het kerstfilmseizoen.

Verder wel een fijne vaststelling om te horen dat Sinterklaas ook nog maar sinds dit jaar een smartphone heeft.

Sinterklaas heeft zich nog eens verontschuldigd voor het feit dat ik als kind dat ene ding dat ik had gevraagd niet had gekregen, en een hoop dingen die ik niet had gevraagd wel.

Had iets met Exceltabellen te maken blijkbaar.

Dat je toch altijd geleerd had vroeger dat clementines geen pitten hebben en mandarijntjes wel. En dat je in de winkel clementines hebt gekocht, en dat er blijkbaar meer pit dan rest in zit.

En of dat erg is, in het licht van het wereldleed, dat je nog altijd niet goed weet hoe je dat elegant moet doen, met die pitten.

Waarna je vaststelt dat jij de enige bent die thuis is in je eigen huis.

Dat je dus nog wat kunt oefenen.

Zonder dat dat je mannelijkheid aan zal tasten.

Wat sowieso al geen issue was.

Wel fijn trouwens dat ze ER opnieuw uitzenden, net terwijl je aan het koken bent meestal.

Zou dat ook iets voor watjes zijn?

Het voordeel van alleen wonen is dat het iets gemakkelijker is – in het kader van het huishoudelijk management – om steeds de chocoladeondergrens te kunnen bewaken.

Chocoladediscipline is een belangrijke competentie.

De vrouw van Sinterklaas had je dat ook al gezegd.

Iemand ging - zo hoorde je - ervan uit dat het vroegtijdig terug sluiten van de discotheken alleszins op jou geen extreem zware traumatische impact zou hebben.

Hoe kwam ze erbij?

Alsof er in jouw hoofd geen wilde dingen zouden gebeuren. Minstens.

Desalniettemin, het door jou tot kunst verheven uitstel van genot, in het algemeen, maakt het wel iets gemakkelijker om te weerstaan aan de verleidingen van het dagelijkse leven.

Waar de dochter van Sinterklaas je uitgebreid mee kon plagen.

Die kinderen zijn zo van de wereld tegenwoordig.

Nu ja, iedereen is van de wereld. Toch? 

Wat dan weer werd bevestigd door de man van de kerstman.

Die zei dat het wel interessant is om met de tools die je nog uit je opleiding hebt aan de slag te gaan met een analyse van de narratieve structuren van kerstfilms.

Daarbij ook in kaart brengend hoe de rollen van de vrouwen- en mannenpersonages gewijzigd zijn.

Ook al zien ze er allemaal zo gezandstraald uit.

En hebben ze nooit één vlek op hun hemd en staan ze steeds in glimmende keukens.

Behalve dan die ene man, telkens weer, met zo’n houthakkershemd, die er in het begin wat hoekerig uitziet, maar van wie je weet dat hij een groter hart heeft dan de afgeborstelde vriend van de vrouw, de vrouw die zelf nog niet beseft dat ze eigenlijk beter kan vallen voor het houthakkershemd, maar eerst moet er nog iets gebeuren waardoor ze beseft dat haar vriendje (van de stad) eigenlijk een eikel is, terwijl houthakkershemd (van een small town) het echt goed voor heeft met haar, en al de hele tijd verliefd is, hoewel hij dat niet wil toegeven, waarna ze elkaar toch nog kussen op het einde, terwijl ze in de deuropening van de stal staan.

Het is wel fijn dat sommige dingen wel voorspelbaar zijn. Misschien.

Laat dat kerstfilmseizoen maar komen. Of zoiets.

26 november 2021

Existentiële vragen voor gevorderden


Zou het woord ‘doorpakken’ bij wet kunnen verboden worden? En als we dan toch bezig zijn, zou dat ook kunnen gebeuren voor het woord ‘knallen’? (De procedure voor het woord ‘uitrollen’ loopt al een tijd.)

Zouden die tandartsen uit dat reclamefilmpje echt tijdens de middagpauze thuis hun tanden gaan poetsen? Is er een diepere reden waarom dat niet lukt in hun praktijk? Kunnen we zeggen dat er hier iets niet klopt? (Dat laatste uit te spreken op een mysterieuze toon, met half dichtgeknepen ogen.)

Zijn er manieren om niet week te worden van de stem van Sierra Ferrell wanneer zij zingt over de Bells of Every Chapel? En zo ja, is het dan niet vooral zorgwekkend dat ze bestaan?

Op welke manier kan de kwestie van de pijn van het zijn het best ter sprake gebracht worden tijdens een koffietje met Sierra Ferrell? Zijn er garanties dat dat gesprek ertoe zal leiden dat de pijn van het zijn draaglijker wordt? In het algemeen dan?

Is het overtuigend om als prioritaire motivatie voor het kijken naar The Repair Shop enkel te verwijzen naar de positieve bijdrage aan de circulaire economie van de aldaar getoonde restauratietechnieken? Of kan de opportuniteit van het stiekem mogen snotteren (onder een dekentje) bij de ontroerende verhalen enigszins getolereerd worden? Is een watje zijn jouw existentiële conditie? Het te zijn hebben, is watje. Kan in die zin, in het kader van de kritische moderniteit, gezegd worden dat de circulaire economie van existentieel belang is?

Als het aantal dagen dat je ’s morgens kwaad begint te roepen tegen De Morgen niet onder de drie per week zakt, welke meditatietechniek is er dan aangewezen? Of kun je leren immuun te worden?

Als je geconfronteerd wordt met acute huiderigheid om 02.43 uur, in een verder stille nacht, aan welke kleur kun je dan best denken? Voor het enkel denken aan zuivere kleuren, tijdens een moment van eenzame huiderigheid, is het bereikt hebben van een hoog niveau van onthechting een voorwaarde. Kan falen ook een optie zijn? ’s Nachts? En in het leven in het algemeen?

Wat doe je met de gedachten die door je heen gaan, terwijl je in een moment van opperste vrijheid, rustig staat te wachten tot het voetgangersverkeerslicht op groen springt? Is het niet net goed dat je het moment van diepe innerlijke vrede dat je dan kunt ervaren niet kunt vasthouden?

Is het nu eigenlijk destadsbader, debadstaarder, debaardstaarder, destaartbaarder, destartbehaarder of debardstarder? En is het erg dat je niet weet wie die meneer is? Zou die meneer iets weten over het licht dat jij niet weet? En zou je dat worden aangewreven aan de hemelpoort?

Stel dat je grootmoeder, die zei dat ze beter op de aarde wat meer rijstpap kon eten omdat ze daar zekerder van was, toch in de hemel zou zijn gekomen, zou ze daar dan nog rijstpap willen eten? Of zou ze zich helemaal focussen op smoutebollen van de kermis, in grote papieren puntzakken?

Wat doe je best met de inzichten over de liefde en de trauma’s die je bereiken op een onbewaakt moment in de oksel van de dag? Waarom ben je zo blij eindelijk in een filmpje nog eens een vrouw met okselhaar te zien? Wat is het diepere geheim van die ogen die je je herinnert?

Hoe komt het dat je sommige woorden, zoals ‘paksoi’ of ‘gentrificatie’, steeds weer vergeet? Hoe komt het dat je in je hoofd telkens wel de betekenis van die woorden kunt zien, bijna kunt aanraken, maar niet het woord zelf? Is dat iets zoals wanneer je soms hardop je eigen naam moet zeggen om te weten dat jij het bent?

Wat wil het zeggen over je karma als je nog steeds niet goed weet hoe je iemand moet wegswipen als de telefoon gaat terwijl je aan het spreken bent in een webinar? Zegt dat iets over bepaalde hersendelen die via ASMR getinteld kunnen worden? Wat zou er gebeuren, stroomgewijs, als je die totale ontspanning toe zou laten, of is het een overgave? En wil je het antwoord op die vragen weten?

21 november 2021

Rafelmomenten


Een verwarrend besef.

Waar je nu bent.

Achteruit rijden, in je droom.

Een vraag naar een kankerstamboom.

Mooie nieuwe plaat, ze ademt.

De agenda van de volgende dagen in je hoofd.

De arm van de mevrouw in het dansfilmpje.

Denken aan de foto’s.

Hoe zou je dat zeggen?

Een traag verlangen.

Hoe zou het voelen?

De stoel naar het licht draaien.

Raden hoe lang de was nog moet draaien.

Oefenen in verdrietspreiding.

Die krant maakt je rustiger.

Waar zou de rivier zijn?

De planten waken.

Zondagliggen.

Je bekken straalt uit.

De clementines op de tafel.

Denken aan de actrice van de vorige dag.

Het boek is zo goed.

Hoe wees kun je zijn?

Je telt terug naar toen.

Kleine dingetjes ontspringen in de plantenbak buiten.

Hoe jij die oefening zou doen.

Wie ben je, in het leven van een ander?

Misschien weet je het nooit.

Even ben je alleen.

De mevrouw in dat programma, en haar zoontje.

De chocolade blijft.

De afwas op het juiste moment.

De beelden maken je moe.

Je was altijd al verbonden.

Misschien moet je nog meer loslaten.

Een lief bezoekje.

Daar waar het gat in je buik was.

Wat weet je over overgave?

De dag mag zich uit handen geven aan de nacht.

20 november 2021

Gewoon, iets over de liefde


Alsof de dagen een soort achtergrondruis hebben, denk je later.

Je krijgt een bericht dat je droevig maakt. Het zal zich uitspreiden over de dagen.

(Je kijkt naar je handen.)

Je leest een stuk in de krant dat je doet tieren. (Je ratelt een antwoord, de woorden rollen op het scherm. Daarna wordt je lichaam een klein beetje rustiger.)

De nacht lijkt zo stil.

De trein lijkt zo vol.

Je modereert het videoseminarie. Alles past netjes binnen dat ene uur. Overzichtelijk, afgerond.

(Je wacht.)

Die avond ga je een beetje aarzelend het gebouw binnen. Enkele mensen zitten al te wachten. Je zoekt een plekje. Je krijgt gezelschap. Er hangen verhalen in de lucht, over kinderen, over verdriet. Ergens. Er is een eenzaamheid, een stil onvermogen. Er zijn stille foto’s.

Het andere verhaal bleef in de achtergrond. Het vertelt zich.

(Iets komt in lagen.)

De nacht is stil. Er zijn veel dromen.

De andere dag. Je geeft opleiding. Je houdt ervan, dat het een trage module is, dat je eigenlijk maar hoeft te luisteren naar verhalen. (En even alleen maar denken aan het Frans, of je niet te veel fouten maakt, of je bij de woorden kunt, ergens in je lichaam.)

(Er is veel ruis op de voorgrond die dag, langs alle kanalen. Je wilt het nieuws wel horen, je wilt het kunnen zien. Het zou fijn zijn als daarna iedereen zou zwijgen. Gewoon, een dag of zo. Zwijgen. Het is niet zo.)

(Op de achtergrond beweegt iets anders.)

De andere dag. Iets maakt je moe. (Je probeert telkens terug te schakelen in je hoofd, terug naar hier en nu.)

Je denkt aan iemand. Iets is onderweg. Je kunt het niet uit de lucht plukken, niet ongedaan maken. (Je handen reiken niet tot daar.)

(Het verdriet wacht nog.)

Een andere ochtend. Iemand raakt je. Je zou ook haar iets zachts willen kunnen geven. (Het gaat, heen en weer, het is goed.)

Je hoort het hele verhaal. (Je denkt iets over de familie.) Er is verdriet, er is machteloosheid, in de zachte berm.

Een vriend heeft je gevraagd om mee te gaan naar een concert. (Ja zeggen, op wat zich aandient, had je je ooit voorgenomen.) Je gaat mee. (Iets is stil in je. Alleen maar muziek, verder niets, het zou goed zijn.)

Ze is wonderlijk goed. Haar stem is een wereld op zich. Alles kan ze, zuiver als kristal. En meer.

I will dance with the ghost of our long lost love. Het nummer legt zich heel traag neer, de slide van de gitarist is als het zachte spiegelbeeld van wat ruist ergens op de achtergrond. Ze herhalen het refrein eindeloos, zo lijkt het, zo zou je het willen.

(Ze heeft iets van je verdriet geraakt. Iets over de liefde, alleen maar de liefde, dat zou je goed doen, denk je.)

Een volgende ochtend. De dingen dalen in. (Laten we elke dag van het leven vieren, denk je.)

Je kijkt naar de plekken in je dag. (Een plek die alleen over de liefde gaat, het zou je goed doen, denk je.)

Je loopt door de stad. Om een of andere reden weet je dat die film die plek zal zijn.

In de zaal. (Je stelt vast dat je diep vanbinnen nog steeds even onverdraagzaam bent in de bioscoop. Je kunt niet tegen geritsel, geschuifel, gepraat, mensen die doodleuk te laat binnen komen, en dan ook nog even gaan ritselen, schuifelen, praten, en hoesten. Niets is veranderd. Alles is goed, dus.)

The Way You Look Tonight. (Je krijgt nooit genoeg van dat nummer, als Billie het zingt. Het komt zomaar de film binnenwandelen.)

De film is wonderlijk goed. De actrice is een wereld op zich. Alles kan ze. En meer.

(Ergens halfweg begin je te beseffen dat iets wat je dacht daar te laten meegekomen is naar hier. Wat ruis was, is je lichaam geworden.)

Je loopt terug naar huis door de stad. Je lichaam is een zachte traan geworden. (Je begrijpt iets over de week.)

Op de bank aan de bushalte zit een vrouw hartverscheurend te zingen. Haar stem galmt tegen de muren van de kerk.

(Er zijn nog te veel mensen op de straat. Ze slenteren. Je wilt alleen zijn.) Het is goed.

14 november 2021

Weinig woorden


Er zijn geen woorden in de nacht. Wel iemand die je droom binnen komt wandelen. Ze zegt iets over de woorden in je bericht.

Je vraagt je af hoe het zou zijn. Iemand komt naast je zitten, zegt iets. Welke woorden zouden deze plek kunnen zijn?

Hoe je dacht aan wat er onder je huid was. Wat de stukken je zegden. Je ziet het gesprek.  Ze zeggen iets over achterblijven. Je lichaam wordt koud.

Je kijkt naar de foto op de piano. Probeert iets van de tijd aan te raken. Je bent hier nu. Zij kijken toe.

Je ziet woorden die zich herhalen. Als een kwelling, wat ze zelf niet lijken te beseffen. Ze doen pijn. Ze blijven daar, niet hier.

Elke dag opnieuw geboren worden. Ook die woorden kun je elke dag opnieuw lezen.

Soms zijn ze er ineens, de kinderen die er niet zijn. Ze hebben wel hun geheimen aan de planten verteld.

Je leest een zin in de krant. Iets over waarden, en hoe je dan langer zachter blijft, of zoiets. Het maakt je warm.

In dat beeld, ineens is het er, zou je weer op die plek zijn. Van toen naar nu. Je kijkt naar je handen.

Er zijn geen woorden te horen. Het is stil in het huis. Buiten is er de wind. Er zijn alleen de woorden in het boek dat je aan het lezen bent.

Dat vieze klusje dat je deed, de vorige dag. Het was al zo vaak uitgesteld. De geur hangt nog ergens, houdt woorden tegen.

Dat van die mannen. Je ziet het zo helder, weer.

Hoe zou het zijn, het water? Hoe vrij zou je daar zijn? Hoe traag?

Traag en zorgvuldig stappen. Telkens een tegel tussen laten. Aandacht omhult je.

De vrouw in het programma vertelt over het beeld. Het stond altijd in de tuin. Het is stuk. Ze vraagt om het te repareren. Ze houdt van het beeld, het is er al heel haar leven. Ze hoopt dat het blijft.

In potlood je naam in het verse boek schrijven. Voorzichtig op de stapel leggen.

De kranten zijn uit. Ze mogen weg van de tafel. Alleen de clementines staan er nog.

Ergens buiten roepen de kinderen. Ze rennen heen en weer.

Hoe je de vorige dag stond te kijken naar het kleine meisje dat al zo gegroeid is. Daar bij de trap. En dat je eigenlijk niets te zeggen wou hebben. Gewoon kijken.

Je denkt aan de woorden in het boek. Ze vertellen iets over de jaren. Ze gaan met je mee.

De dingen die je nog zou willen vragen. Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou? Niet vandaag.

Wat zou er gebeuren als ineens je adem zou stoppen? Zomaar ergens tussen het dessert en de afwas? Even kijken of er niet te veel rommel ligt in het huis.

We zijn nu hier, zeg je. Vroeger is niet meer hier. Je lichaam wordt weer warm.

Je vertelt een geheim, terwijl je de planten water geeft.

De woorden kijken naar de dingen.

12 november 2021

Laat me maar even


Soms ben je een beetje oud moe. De dingen trekken je naar de ene kant. En eigenlijk wil je alleen aan de andere kant zijn. Daar waar het zacht is. Je lichaam weet het. Daar waar je je uit handen zou kunnen geven.

Maar het is hier, en nu, waar je te bewegen hebt.

Steeds terugkomen is een vorm van blijven.

In de trein. Je schuift de kranten even opzij, en kijkt. Hoe zalig leeg het is, alleen maar kijken.

(Misschien zijn er daarbuiten eindeloos veel mensen aan het roepen. Misschien kiezen mensen voor cynisme en misprijzen. Het zal wel.) Je kijkt, naar het landschap.

De vergadering. Je luistert, naar alle verhalen. Probeert ze in je hoofd netjes naast elkaar te leggen.

(Het was haasten. Een deur moest geopend worden. Voor een keer laat je de afwas staan. Eigenlijk wil je dat dat eiland tussen de namiddag en de avond van jou alleen is. En ook van de afwas.)

(Die nacht moet je even wachten. Op de zee.)

’s Morgens heb je zin in ander nieuws. Iets over poëzie zou gewenst zijn. Je schuift de dingen een beetje door elkaar. (Beetje hier, beetje daar.)

(Je moet nog altijd op die ene mail antwoorden. Iets knaagt, een beetje. Het komt wel wanneer het komt.)

Overzichtelijk, de dingen doen die je wou doen. Na elkaar.

(Je zou al vroeger kunnen vertrekken naar de vergadering die avond. Maar je wilt gewoon thuis zijn, om te eten. En de afwas te doen.)

Het lot zet je op de eerste rij. (Je bent met je hoofd ook al een beetje bij de volgende dag.) Het is fijn om enkele mensen te zien, even met hen te kunnen praten.

De nacht omhult je.

Op weg naar de begrafenis. In het overstapstation zie je hen, je rijdt met hen mee. Zij zal afscheid nemen van haar oma. (Het maakt je gelukkig, gewoon naar hen te kunnen kijken. Hoe mooi ze bewegen samen, hoe de kinderen door de trein kronkelen. Hoe rustig het is. Hoe rustig het verdriet er ook is.)

Onderweg naar de kerk. De kleine jongen geeft je een stapeltje herfstbladeren in je handen. Die moet je bijhouden, zegt hij. Het is zo overzichtelijk, zo smeltend. (Even later vraag je aan zijn mama of je misschien toch onderweg de bladeren stiekem bij andere bladeren mag leggen. Het mag.)

Je luistert naar de verhalen, je ziet de beelden. Het is mooi, het web van het leven, en de dood daarbij. Het is haar moeder, hun oma. Het neemt de tijd. (Je moest nog zoveel. Je mist twee treinen. Alles schuift een beetje op.) Hier wil je zijn, alleen hier.

De trein komt, uiteindelijk, met vertraging. De batterij van je telefoon is bijna leeg. Je kunt alleen wachten, in de tijd, je overgeven.

(Je denkt aan iemand die die dag, ook iets met overgave.)

Op een of andere manier is het goed, dat de dingen opgeschoven zijn, wanneer je uiteindelijk aankomt op het werk. Er is te veel dat nog zou moeten, het geeft niet.

(De mail van die ene man die om de zoveel tijd iets stuurt met als doel pijn te doen, het kan niet anders zijn. Floep.)

Die tekst waar je de vorige dag aan begonnen was. (Iets om je verontwaardiging een plek te geven, waar het zou kunnen gaan liggen.) Hij hangt ergens in de lucht.

Je luistert aan de telefoon naar het verhaal waarop je al enkele dagen wachtte. (Iets is ingezet, iets gaat gebeuren, eindelijk. Als je zou kunnen bidden, zou je het doen. Opdat er dit keer niets tussenkomt.)

Je voelt je traag, tijdens de vergadering.

De andere dag. Traag werken. Buiten is het stil. (Misschien moet je die tekst nu toch eens afwerken en publiceren. De woorden zijn klaar. De techniek laat je in de steek, zeg je tegen jezelf. Je deed het gewoon niet goed. Het mag nog even wachten.)

Je zit tussen de mensen, luistert naar de verhalen, kijkt naar het beeld dat zich aan het licht laat zien.

(Daarna alleen nog dekentje, en warm worden.)

Je kijkt naar een film over die oorlog die bij deze dag hoort. Het is wonderlijk. De oude filmbeelden zijn ingekleurd. Alles is zo dichtbij. Het raakt je diep. Bij die beelden wil je zijn, bij hen wil je even zijn vandaag. Zij die nooit oud zouden worden.

De andere dag. Je probeert het nog eens met de tekst, nu lukt het. (Je had net nog die ene zin toegevoegd, daarop wachtte de tekst nog.)

(Sommige mensen zijn vampieren, denk je.)

(Je had een overleg georganiseerd, met je stukken. Iets over telkens weer terugkomen. En hoe je dat doet. Dat je het doet, is misschien wat telt. Sommige dingen doen te veel pijn. Soms lijkt het alsof ze je openscheuren. Je moet even wachten. Kijken. En weer beginnen, waar hier is. Het zal de wereld niet veranderen. Maar die lijn moest je trekken, denk je. Als was het een dans, jouw dans.)

Misschien waren er veel dingen opgestapeld, denk je. Maar die herfstbladeren, die mogen blijven. (Laat me maar gewoon even, denk je, tijdens het koken. Je lichaam wacht op wat nog in de pan ligt. Het zal je warm maken. Wat ook gebeurt.)

Je wacht op de woorden. En je hoort hoe Louis zingt en speelt. Sweet Lorraine. Alles is er.

07 november 2021

Uitgesteld


‘De fado past goed bij hoe ik me voel. Laat maar opstaan.’
‘Herfst?’
‘Ja, ik denk het wel. Ik verlang naar de zachtheid in die melancholie.’
‘Je ziet er goed uit trouwens, met dat korte haar.’
‘Het voelt heerlijk, weer bij mezelf of zo. Dichter. Ik kan het niet zo goed uitleggen.’
‘Je ogen zien er een beetje moe uit.’
‘Misschien wel, dat zou kunnen. Het was het gevoel van vandaag. Een traag verdriet, dat door me heen gaat. Misschien is het een rouw. Het is niet dat ik zou kunnen aanwijzen wat het juist is. Het voelt wel als iets dat me gegeven is, om te volbrengen of zo.’
‘Een doorgeefverdriet?’
‘Ja, iets in die aard. Iets dat uitgesteld is. Misschien was het ooit te veel of te intens, misschien kon het er niet zijn.’
‘Zou het zo werken? Iets als bewegend water of een golf of zo. Met een beweging daarin opgespaard die er blijft, tot de golf is uitgestroomd. Een beweging die wacht.’
‘Ik denk het eigenlijk wel.’
‘En waar voel je dat dan?’
‘Dat is moeilijk uit te leggen. Het is als een soort onderstroom. Als je rustig en open bent, kun je die zien. En als je eraan voelt, is het alsof je een trilling kunt merken, die aangeeft hoe groot het verdriet was, toen, ooit. En tegelijk is het soms als herfst.’
‘Er is iets geruststellends in de geuren van de herfst. Elk jaar weer. Alsof ze iets in je openen.’
‘Ja, inderdaad. Soms overmenst dat gevoel me, dat er zoveel verdriet is, ergens in die stroom. Dan voel ik het gewicht, of zie ik hoe groot het gewicht is. En dan verlang ik naar de herfst. Er is een zachtheid in melancholie. Je huid wordt trager. Iemand mag door je heen kijken.’
‘Het is mooi, hoe dit nummer geen schrik heeft van de overgang van majeur naar mineur, en weer terug. En telkens is het alsof je de adem ziet veranderen.’
‘Het doet me goed, dat ik bij jou ook herfst mag zijn.’
‘Je mag alles zijn.’
‘Als je jong bent, wil je soms dat de seizoenen sneller gaan. Het wordt rustiger met het ouder worden. En soms helpen woorden om het anders te zien. Dat woord rouw heeft iets geopend. Niet dat het daarom zomaar gemakkelijker wordt, maar je ziet de stroom beter, en de kleuren.’
‘Heb je dat ook gedaan op school vroeger? In de herfst op zoek gaan naar mooie bladeren, en die dan moeten tekenen.’
‘O ja, dat herinner ik me nog goed.’
‘Hoe je dan ineens merkte hoeveel kleuren er waren in zo’n blad. Kleine kleuren.’
‘Ja, en op je tekenblad waren die kleuren altijd platter of zo.’
‘Misschien kon jij gewoon niet zo goed tekenen?’
‘Het was denk ik meer een gevoel van falen. Als je begint te kijken, zie je zoveel. Kleine nuances en bewegingen in die kleuren.’
‘Misschien is zo’n herfstblad ook opgespaard verdriet.’
‘Het kan pas loslaten wanneer de tijd daar is. Soms helpt de wind een beetje.’
‘Zullen we nog even naar buiten gaan?’
‘Wacht nog even. Kunnen we nog even hier zitten zo? Niets zeggen, alleen maar de muziek. Gewoon even blijven, en kijken naar het water.’
‘Ja.’

05 november 2021

Een donkere plek, waar de lamp was


De week begint in stilte. Je hebt twee dagen geen woord gezegd. Je hebt een boekje gelezen over de stilte. Je hebt gekeken. Naar wat nog rusteloos is.

Een tekst loslaten in de wereld. Daarna gaat die ergens naartoe. Drijft de tekst weg? Of drijven mensen naar die tekst, terwijl ze toch al op het water lagen?

De dag van de doden. Je weet niet helemaal zeker waar ze zijn, die dag. Misschien vinden ze het fijner jou op andere dagen te bezoeken.

Een andere dag. Het is druk in de trein. De papa legt aan het jongetje uit wat er te zien is aan de andere kant van het raam. Je zwaait in gedachten naar iemand.

Een koffie en je boek. In een café waar je al zoveel jaar niet meer geweest bent. Je weet nog wie je ging bezoeken hier, in de straten net achter de hoek. Toen.

Je krijgt een bericht. Iemand is overleden. Iemand is traag en stil uit het leven vertrokken, als wind die zich neerlegde. Je bent dicht bij iemand die je dierbaar is, zou willen dat zij dat voelt.

Je luistert naar de verhalen. Je vertelt de jouwe. Je ziet iets nog beter. En de dingen die je niet gezien hebt. Er is een ritme in uitgesteld verdriet.

Op weg naar huis. In het overstapstation. Je belt met de mevrouw van de radio, die je vraagt of je naar de studio kunt komen. Er is onderweg nog een cadeau te kopen, denk je.

Er is nog net genoeg tijd om langs de boekhandel te gaan, voor het cadeau. Een brood vinden lukt niet meer. Je bent netjes op tijd in de studio. Je ziet de journalist op het scherm.

Voor je thuis bent een eerste berichtje. Iemand hoorde je, tijdens het koken. (Je hoopt dat je stem niet al te vreselijk klonk.)

Daar waar je zit te schrijven ’s avonds. Aan de andere kant van het raam staat een lantaarnpaal. De lamp is stuk. Er is nu een donkere plek, die zich het licht nog herinnert.

Een andere dag. Je wacht op de trein. Je kijkt naar de mannen die al een hele tijd bezig zijn met het schoonmaken van de glazen overkapping. Ze hangen in touwen.

Een gesprek met een mevrouw ergens in Noorwegen. Ze wou je graag spreken, had je gezien in het webinar. Ze kwam ooit uit Canada, zegt ze. (Je hoopt dat je niet al te veel fouten maakt.)

Die avond ben je net op tijd voor het etentje. Ze wachten al op je aan de ronde tafel. Je bent zo blij hen te zien. Je cadeau is zoals steeds enigszins organisch ingepakt. Maar ze is er wel blij mee.

Vertellen over dromen. Vertellen over terugkerende dromen. (Bij jou iets met verdwaalgebouwen en verdwenen schoenen.) Verlatingsangst lijkt soms vrij universeel te zijn.

Je loopt nog mee naar de bus. Iets ontroert je. Iets dat je je herinnert. Je zwaait. Op weg naar huis ga je nog langs het gebouw dat nu zonder spits is. Een stilte zweeft rond het gebouw.

Een korte nacht. Opgespaarde verhalen. Ze hebben allemaal hun ruimte nodig in je lichaam. Je denkt aan troost. Je huid lijkt oud.

De poetsmeneer op het werk heeft een heel verhaal. De onderlegger met het groene vloeiblad is als een eiland voor je spullen, terwijl hij je bureau schoonmaakt.

Je fietst terug naar huis, door de stad. De achterhoofdpijn van die ochtend is weer verdwenen. Je huid is weer wat zachter.

Lijstjes van berichten. Alsof je veel mensen woorden zou willen sturen. Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou? Leggen de dingen zich traag neer?

Normaal kun je ’s nachts vanuit je bed buiten een lichte plek zien. Als een lampje dat nog ergens brandt, de hele nacht door. Nu is er nog steeds een donkere plek.

Je hebt via het speciale invulformulier aan instanties, ergens, bericht dat er een donkere plek is, waar er tot dan een lichte was. Dat van de nacht heb je niet vermeld. (Dat is van jou.)

Je staat opleiding te geven. Iedereen is helemaal mee, zo lijkt het. De vrouw die antwoordt op je vraag heeft mooie ogen. (Soms ontsnapt een woord in het Frans. Een lege plek in een zin.)

De mevrouw aan het onthaal laat je binnen voor de vergadering. Ze is altijd zo vriendelijk wanneer ze je ziet. In je hoofd zie je je voorbereiding voor de vergadering.

Je loopt door de stad naar huis. Je denkt aan iemand. Later die dag zul je hem bellen. Je kijkt naar je rusteloosheid.

De serie. Terwijl je staat te koken. Het ontroert je diep. Alsof je naar die tranen verlangde, al een tijd. Jij begrijpt iets over kinderen, zegt het ene personage tegen het andere.

De donkere plek kijkt naar jou, terwijl je een zin schrijft. Over een donkere plek die naar jou kijkt. Wat zou de plek denken over jou? Jij blijft.