27 mei 2023

Bij het ontstaan van de wereld


Je kijkt naar haar. Je kijkt naar de liefde. Je ziet de verwoestende kracht van de liefde. Je ziet het voor het eerst. En je weet dat het oeroud is. Een verhaal dat zich eindeloos steeds weer herhaalt. Dat wat je droomde verdwijnt voor je ogen. Het was uniek en nieuw, opende een magische deur in je hoofd, en het is aloud, een vervulling van wat geschreven staat. Maar wat blijft, zijn de woorden. Ze zijn er sinds den beginne. Voor het woord was er niets, na het woord kwamen de dingen op gang. Misschien is volwassen worden ook iets als je plaats innemen tussen de woorden, en je plaats maken met woorden. Het blijft door je hoofd gaan na het lezen van de heel erg mooie roman Bij het ontstaan van de wereld van de Sloveense auteur Drago Jančar (vertaald door Roel Schuyt).

We zijn in Slovenië, dan een deel van het Joegoslavië onder Tito, begin van de jaren 60. De sporen van de oorlog bewegen nog door Maribor, een stad nabij de Oostenrijkse grens. Een zomer. We volgen Danijel, een puberjongen. Hij kijkt naar de dingen vol verwondering, begrijpt nog niet alles. Tegelijk is hij zich bewust van de oude verhalen uit de Bijbel. Die weten hoe de wereld in elkaar zit.

Danijel beweegt als een onbeschreven blad tussen de dingen. Er zijn de spanningen tussen zijn ouders. Zijn vader is communist. Met zijn partizanenvrienden van weleer herhaalt hij telkens weer dezelfde verhalen uit de oorlog, over de heldendaad die hij bijna had gesteld. Hij reageert zijn frustraties af op zijn vrouw, die katholiek is, wat hij verwerpelijk vindt. Danijel gaat naar het godsdienstklasje en soms ook naar de mis, waar hij op het ultieme moment een woord vergeet. Hij praat vaak met een pater. Hij heeft een vriend van wie de vader tijdens de oorlog aan de Duitse kant vocht en zijn ogen wel heldhaftig was. Hij heeft een speciale band met een leraar die hem via zijn verhalen de echte wereld laat zien. De leraar is ook een outsider, hij werkte door tijdens de oorlog, sprak Duits. Hij heeft een vriendinnetje, met wie hij een platonische band heeft.

En dan is er de komst van zijn nieuwe onderbuurvrouw Lena. Ze is in zijn ogen een wonderlijk mooie vrouw, een mysterieus wezen dat alle evenwichten lijkt te gaan verstoren. Hij begluurt haar, mag zelfs even binnenkomen in haar universum. Maar net als in het Bijbelse verhaal van Bathseba, die werd begluurd door David, zet een keten van gebeurtenissen zich in gang. Stiekem wilde Danijel haar misschien wel voor zich houden, als zuivere schoonheid. Maar er is die man, een loodgieter, die ook over de daken loopt om bliksemafleiders te bevestigen. Danijel vindt hem maar een beetje lomp en wenst hem in zijn dromen allerlei onheil toe. Maar hij moet toekijken hoe die twee samen gaan wonen. Lena draagt ook een geschiedenis met zich mee en voelt zich blijkbaar gelukkiger door de vastigheid die die man haar biedt. Maar er komt een andere man op de proppen. Die is meer het type van de gevaarlijke versierder. Ze bezwijkt steeds meer voor hem en komt op een gevaarlijk pad terecht. Danijel moet willoos toekijken. Even had hij nog gehoopt dat zijn broer, naar wie hij opkijkt als naar een bijna mythische figuur, een veel betere partij zou zijn voor Lena. Maar wanneer hij haar ziet wegglijden, neemt hij in zijn hoofd afstand van haar. Hij komt dichter bij de eerste man, hun band wordt sterker. Maar hij kan de tragische gebeurtenissen die zullen volgen niet voorkomen.

Er is het gewicht van de tijd, in alle personages. Zijn moeder heeft nog een heel verhaal voorafgaand aan haar tijd met de vader van Danijel. Het weegt, het bepaalt haar en het wordt tegen haar gebruikt. Zijn vader lijkt vast te zitten in een soort lus in het verleden, waaruit het vele drinken met de vrienden van vroeger hem niet kan bevrijden. Er zijn de mensen in de stad die tijdens de oorlog aan de andere kant van de lijn waren terechtgekomen. Ze zijn voorzichtig, maar niet veilig. Danijel beweegt in en uit zijn dromen. Ze beschermen hem soms tegen de brute werkelijkheid en brengen hem in een heel eigen wereld. Hij kan in zijn droom het lot verzachten van die mensen die uit de gemeenschap verwijderd worden, waardoor hij niet te zien wat er werkelijk is gebeurd. Zijn dromen kunnen ook gruwelijk zijn, wanneer hij aan anderen een wreed lot toewenst en nadien bang is dat hij daardoor in het echte leven onheil heeft veroorzaakt. Misschien is hij zelf een beetje David geworden.

De auteur heeft al die verhalen op een wonderlijk mooie manier in elkaar geweven. Hij doet dat in een prachtige taal die je vloeiend laat bewegen tussen de wereld van die kantelende naoorlogse periode met de trauma’s van de oorlog en de gezwollen verwachtingen van de communistische heilsdroom, de droomwereld van een opgroeiende jongen die zijn onschuld verliest, en de oude verhalen uit de Bijbel. De verteller blijft meestal in het hoofd van Danijel, maar lijkt soms ook een stap opzij te zetten. De werkwoordstijden bewegen tussen tegenwoordig en verleden. Soms lijkt de verteller aan te geven dat hij Danijel observeert en diens woorden optekent. Er zijn de oeroude verhalen die het ontstaan van de dingen uitleggen. Die Bijbelse verhalen zijn heel erg aanwezig in het boek. Voor Danijel zijn ze soms een sleutel die hem doen begrijpen wat hij ziet en die tegelijk als een groter kader boven de dingen hangen. Wat hij ziet, is iets dat groter is, iets dat herhaalt wat al sinds het ontstaan van de tijd bestaat.

De manier waarop de auteur dit boek heeft geconstrueerd zorgt ervoor dat je als lezer al die lagen gaat zien. Er zijn die particuliere verhalen van die mensen die op dat moment van de tijd op die plaats zijn geworpen en niet kunnen ontsnappen aan hun eigen tragiek. Die tragiek is ook de tragiek van het land, gekneld in de tijd. Maar het is ruimer, lijkt het boek te willen zeggen. Wat hier gebeurt, is een verhaal van de liefde en hoe die kan omslaan in duisternis. Het is iets universeels, van alle tijden. Maar het is verteld, het is geschreven, het is in de woorden. En dat is een schoonheid die blijft.

26 mei 2023

Onder je huid


Een avond, een andere stad. Op het podium staat een dierbare vriendin. Ze stelt haar eerste roman voor. Trots en een beetje zenuwachtig zit je naar haar te kijken. Je glimt een beetje. Nu is het echt. Nu beweegt het boek in de wereld.

Een nieuwe week. Je hebt nog dat ene onderzoek te gaan. Niet dat je bang bent, het is gewoon nog een kleine drempel.

Je kijkt rond in de wachtzaal. Alles is helemaal vernieuwd. Je zit recht tegenover de lift, ziet gezichten. Mensen stappen in de lift, kijken meteen in de spiegel, doen iets aan hun haar of draaien een beetje met hun schouders, tot de deur dichtschuift.

De dokter roept jouw naam, je gaat het kamertje binnen. Je kleedt je uit, gaat op de tafel liggen. Ze bekijkt elke plek van je huid, heel zorgvuldig. Ze zegt dat je huid nog heel jong is. Je zegt dat het in principe je plan is om toch nog oud te worden. Ze zegt dat dat een goed plan is. Op haar scherm zie je een van die vlekjes op je huid, gigantisch uitvergroot. Het ziet er wel een beetje eng uit, zeg je. Maar dat verandert niets aan je huid. Ze heeft een of ander ruw stukje gezien net onder je oog. Of je dat al had opgemerkt? (O jee, weer iets dat je waarschijnlijk zou moeten doen elke dag, overal aan je huid voelen of er ruwe plekjes zijn…) Nee, zeg je. Ze bevriest het, zegt dat er een korstje zal komen en dat je met dat stukje huid niet in de zon mag komen. (Geen idee hoe je dat zou moeten doen…) Tot volgend jaar, zeg je. (Je leeft dus nog even.)

Een andere dag. Je bent op weg naar de commissie. Je ziet jezelf in de ramen van het gebouw. (Je ziet een man van jouw leeftijd. Het spiegelbeeld weet misschien wel nog niet dat je huid nog jong is.)

Het gaat lekker vooruit in de commissie. Alle dossiers worden behandeld. Niet iedereen spreekt even zacht, denk je even.

Terug op kantoor maak je snel nog alle documenten klaar. In je hoofd wacht al ergens de tekst die je nog moet schrijven. (Het stukje bewoog de vorige dagen al onder je huid. Je weet bijna waarover het zal gaan. Je zoekt iets op over die vrouw – ze noemt zichzelf niet filosoof – die dingen schreef die zullen bewegen in je stukje, hoop je.) Het eerste stuk laat zich al schrijven, het ritme is er. Je moet nog wachten, er zijn nog andere dingen te doen.

Die avond. Voor de vergadering begint, moet er nog een foto gemaakt worden, op het dak. De fotograaf heeft er genoeg gemaakt, denk je, om er eentje over te houden.

Je hebt al enkele dagen iets dat niet goed zit in je rug. Je ’s nachts even omdraaien lijkt elke keer een pijnlijke logistieke operatie. (Zou je er iets van durven zeggen tegen je kinesiste de volgende ochtend? Interne dialoog.)

De volgende ochtend. Je ligt op de tafel en zegt het haar toch maar. Ze kijkt en ziet meteen dat er iets niet goed zit. (Onder je huid. Misschien zou ze dat helemaal niet gezien hebben als je huid al oud was.) Het iets wordt weer rechtgezet. Je voelt meteen het effect. (Blij. Interne opvolgdialoog.)

Je werkt snel alle dingen af die je te doen hebt. Het stuk van het stukje dat je nog moest schrijven duwt zich onder je huid naar buiten. Je volgt de woorden. Ze stuiteren in je hoofd. Op een klein papiertje schrijf je enkele woorden in volgorde, zo mogen ze dus uit je hoofd komen.

Je leest het stukje in en stuurt de tekst en de opname door. Het is nu weg, zal straks bewegen in de wereld.

Je fietst naar een vriendin, hoopt dat de taart die je voor haar kocht en die in je fietstas zit ongeschonden met jou zal arriveren. Je bent zo blij dat je haar ziet. Ze vertelt over het wassende water. Jullie lopen even door de tuin. (Hoe mooi is dat ritueel telkens.) En nog al die andere verhalen. Ze legt je iets uit, je ziet het ineens voor je, wat ze je probeerde te zeggen. Het zit ’s nachts nog in je hoofd.

Een andere dag. De schildermeneer komt eraan gereden en begint met het herstellen van die plek in je muur. (Die plek zag er alleszins niet meer jong uit.) Hij zal de volgende dagen nog enkele keren binnenwippen om telkens een stuk van het werk te doen. (Als laagjes huid.)

Je vertrekt naar de vergadering. Weer een commissie, een andere nu. Weer een stapel dossiers te behandelen. De sfeer is goed. (Op je scherm heb je ondertussen nieuws gezien dat je lichtjes woest maakt, hopelijk merken de anderen er niets van. Het maakt je moe.) Tijdens de pauze wordt er een foto gemaakt. Het is de bedoeling dat iedereen een beetje gek doet. Na de pauze heb je een dipje. (Onder je huid zuigt iets zich naar binnen.)

Je hebt nog een afspraak met de energiemeneer die de studie zal maken van het gebouw. Nu wordt het echt, denk je.

Die avond zie je al de aankondiging van een stuk dat de volgende dag in de krant zal verschijnen. Je huid wordt al kwaad, en zal dat nog de hele nacht zijn, merk je.

De volgende ochtend. Je roept iets tegen de krant. Iets verkrampt in je. (Eigenlijk vind je het onbegrijpelijk dat zoiets zomaar kan, eigenlijk.) Je leest een ander stuk dat je weer rustiger maakt. Maar de schildermeneer merkt niets van dat alles, tijdens die enkele minuten dat hij bij je aan het werk is voor hij weer vertrekt.

Na de korte ochtendvergadering, een gesprekje dat je een beetje verscheurt. Je zou willen kunnen blijven, om alleen maar te luisteren, maar je moet vertrekken. (Straks komt de schildermeneer weer.)

Je werkt alle punten van je lijstje af. Ergens halverwege de dag wil iets kantelen in je huid.

Buiten hoor je de kinderen spelen. Ze hebben het hele binnenplein ingenomen.

Je zit te schrijven. Na zeven pogingen lukt het om de brommende dikke vlieg die tegen het glas lijkt te plakken toch naar buiten te leiden. Het is goed.

20 mei 2023

Luisa


Ik zag haar voor het eerst in de Wereldwinkel. Ik was net een nieuwe voorraad koffie komen kopen voor op het werk. Ze stond achter mij aan te schuiven en glimlachte even toen ik naar buiten ging. Ik was mijn fietstassen aan het sluiten toen ze naast me kwam staan. Ik keek haar aan, vroeg me af of ik haar ergens van kende. Ze wachtte even voor ze iets zei. Ze heette Luisa, zo zei ze me. Die naam deed me denken aan een boek dat ik ooit las.

‘U kent mij niet, maar ik ken u wel. Een beetje toch. Ik lees uw stukjes soms, en elke keer denk ik dan: als ik hem ooit in het echt tegenkom, wil ik wel eens iets tegen hem zeggen. En hier zijn we nu, en ik weet niet goed wat ik moet zeggen.’

Een koffietje leek wel een goed plan, en even later zaten we aan een tafeltje buiten net achter de hoek. Het weer leek nog een beetje te verlangen naar warmte. Sommige mensen waren al wat overmoedig in de zomerkleding gegaan. Die topjes lagen al een tijdje te jeuken in de kast.

En ze vertelde, en ik luisterde. Ze verwees niet naar een bepaald iets dat ik had geschreven, ze vertelde gewoon, alsof het wel kon, gewoon.

‘Soms ben ik bang van mijn grenzen. Dat klinkt een beetje verkeerd, alsof ik zou zeggen dat ik bang ben van mezelf. Wat misschien toch wel een beetje waar is, nu ik het mezelf zo hoor zeggen.’

Ik wist niet helemaal zeker waar ze naartoe wilde, maar zag aan haar ogen dat het belangrijk was.

‘Misschien ben ik te lang bij mijn vriend gebleven. Misschien had ik hem duidelijker moeten maken dat het niet in orde was, dat ik me niet veilig voelde bij hem. Ik dacht altijd vroeger dat het woord veilig iets was van anderen, of van andere situaties. Tot ik een tijdje geleden zo’n tekstje voorbij zag komen waarin iets stond als dat intimiteit is dat je aan een ander jouw waarheid kunt vertellen, dat je als het ware of echt naakt voor die ander kunt staan en dat die dan alleen maar zegt en laat voelen: je bent veilig bij mij. Het was allemaal zo vanzelfsprekend, maar nadat ik het gelezen had, begon ik te wenen, en ik kon niet meer stoppen.’

Ik vroeg haar wat er daarna was gebeurd.

‘Het heeft nog even geduurd, maar ik heb hem dan gezegd dat ik me eigenlijk niet veilig voelde bij hem. In die romantische films klinkt het vaak als iets normaals dat mensen zeggen dat ze die ander willen, willen hebben. Ik wil niet dat iemand mij wil hebben, ik zou willen dat iemand bij me wil zijn, maar dat is niet hetzelfde. Maar hij wilde me hebben, en wilde eigenlijk ook dat ik hem zou willen hebben, zo zei hij toch. Soms wilde ik ’s nachts gewoon naast hem liggen. Soms wilde ik alleen maar zijn warme hand op mijn rug voelen, heel traag. Hij zei dan soms iets als dat ik nog niet tot zijn niveau van bewustzijn was gekomen, wat hij dan onvoorwaardelijke liefde noemde. Maar ik voelde alleen maar voorwaardelijkheid en bevroor, elke keer weer. En hij merkte dat niet, was alleen bezig met zichzelf.’

Ik vroeg haar of ze zich schaamde.

‘Ja, de hele tijd. Het voelde alsof ik faalde, alsof ik niet kon zijn wat men kon verwachten als normaal. En misschien wilde ik ook wel naar hem kunnen verlangen, maar dat was een plek waar ik niet naartoe kon gaan. Niet met hem alleszins. Niet zonder mezelf achter te laten onderweg. En dan was ik kwaad op die grenzen, kwaad op mijn lichaam. Tot ik dus via dat stukje besefte dat ik me niet veilig voelde, en ineens zag dat hij nooit veilig zou zijn voor mij.’

We waren ondertussen aan een tweede koffietje begonnen. Dit keer waren de koekjes lekkerder. Ik zei het haar, het leek zo’n onnozele opmerking, maar ze leek er enorm blij mee en lachte hard. Ik zei haar dat haar verhaal me heel erg raakte. Ik vroeg haar of het nu wat rustiger was geworden in haar hoofd.

‘Ja, uiteindelijk wel. Het heeft een tijd geduurd. Het is zo verwarrend allemaal. Je denkt al snel dat je lijf stuk is of zo, beyond repair. Maar misschien moet ik er gewoon anders naar kijken. Het is een lijf met deuken. Het is niet aan een ander om die deuken eruit te halen, en ze moeten er waarschijnlijk ook niet allemaal uit. Ik weet niet of ik nog iemand zo dichtbij laat komen. Ik zal het wel voelen, denk ik nu.’

Ik zei haar dat dat klonk als een soort vrede, heel mooi. 

‘Ja? Denk je? Misschien wel ja. Ik vraag me al de hele tijd af waarom ik dit allemaal zit te vertellen. Op een of andere manier wist ik dat dit verhaal veilig zou zijn bij jou. Ik dacht dat als ik het allemaal zo gewoon kon zeggen, alsof het normaal is, al die woorden na elkaar, dat het dan zijn gewicht zou verliezen. Dat het gewoon woorden zouden zijn, over iets dat ook gewoon is. En eigenlijk had ik ook wel gewoon zin in koffie. En jij precies ook.’

Daar had ze eigenlijk wel gelijk in. Ik zei haar nog dat ik soms ook verlang naar verhalen, dat ik wil kunnen kijken naar een verhaal.

Ze glimlachte. We hebben het nog even gehad over de boeken die we op dit moment aan het lezen zijn. Het bleek dat we allebei hetzelfde boek op ons lijstje hebben staan van ‘boeken die het volgende boek kunnen worden dat ik ga lezen’. En we spraken af dat dat dan ook het volgende boek zal worden dat we allebei zullen kopen. Als we elkaar op dat moment in de boekhandel tegenkomen, zullen we nog een koffietje drinken. Dat is de afspraak. 

19 mei 2023

Het trilt


Je bent nog een beetje moe van het weekend wanneer de nieuwe week al weer begint. Enkele indrukken leggen zich nog neer in je huid. Je had er al een dag naar gekeken, maar het mag net iets meer zijn. Maar het is goed.

Je kijkt op je scherm naar het begin van die grote conferentie. (Eigenlijk wilde je liever daar in die zaal zitten, drie dagen lang. De plek waar je zoveel herinneringen aan hebt. Maar dit is ook goed.) Je ziet bekende gezichten. (De volgende dagen probeer je tussen de dingen door zoveel mogelijk te volgen.)

Een gesprek, met een mogelijke nieuwe collega. Ze zit naast je. Je stem zakt, in een trage diepte.

Later zie je haar op het perron. Tussen alle anderen die proberen in te schatten wat de beste plek is om misschien toch nog een plaatsje te vinden op die ene trein (nu die twee andere veel te laat of afgeschaft zijn).

Een onrust, ergens, die avond.

Een andere dag. Eerst volg je nog een stuk op je scherm van die ene grote conferentie, voor je vertrekt naar de zaal beneden, voor een andere conferentie. Je praat even met de sprekers. (Terwijl je aan die ene probeert te zeggen dat je zijn artikel zo goed vond, hoop je dat je Frans je net op dat moment niet in de steek zal laten. Soms trekt een taal zich een beetje terug.)

Die avond, je mag meegaan naar een dansvoorstelling. Je kijkt, de bewegingen laten zich niet zomaar lezen, misschien wel lezen, maar niet als een verhaal. De man en de vrouw bewegen tegen elkaar op, ze falen, ze zoeken, ze willen iets dat groot is, maar uit elkaar lijkt te vallen. De vrouw beweegt over het grote speelvlak. Ze lijkt bijna wanhopig op zoek naar bewegingen waar ze in zou kunnen schuiven, maar die laten zich niet bereiken. Zachtheid blijft weg. De andere vrouw zit in een stillere beweging. De man lijkt te verdwijnen in een eindeloos durende intense beweging, bijna alsof hij zichzelf zou uitwissen. Daarna zijn het vooral zijn handen. En iets met de tijd. Misschien verwacht je als kijker dat iets zich zal afronden of neerleggen, maar het is telkens anders. En dan die twee naakte vrouwen. Ze kijken naar hoe je kunt kijken naar lichamen. (Je ziet de hele tijd hoe het vrouwen zijn die deze bewegingen bedacht hebben, hoe goed dat is.) Ze laten meer dan alles zien, en blijven toch de hele tijd aan de ene kant van een lijn, denk je.

Een mooi gesprek.

De beelden blijven die nacht nog bij je.

(Ergens in diezelfde nacht zie je ineens iets voor je van een tekst die je misschien zult schrijven. In je hoofd zie je een vorm waarin je zou kunnen bewegen.)

Een andere dag. Terwijl je op de tafel ligt bij je kinesiste wil je buik je iets zeggen, denk je.

Het lijstje met de dingen die je nog zou willen doen.

Je vertrekt iets vroeger, zodat je het slotdeel van de conferentie thuis helemaal kunt zien. Het raakt je allemaal heel erg. De man vooraan, je kent hem al zo lang, zegt dat hij nog nooit eerder die grote zaal van het parlement zo voelde vibreren van energie. Je voelt het trillen tot waar jij zit. (Het geeft je energie, maakt je trots en verdrietig tegelijk. En misschien is dat wel goed.)

Ingewikkelde dromen.

Een andere dag, een vrije dag. Die ochtend vroeg zou de meneer komen om die plek in je muur te herstellen. Je zet alles netjes in orde. Hij komt niet, het zal voor een andere keer zijn.

Je werkt het lijstje af van dingen die je de vorige dagen had moeten doen.

Het is goed alleen te zijn, denk je. (Je denkt nog aan moederverhalen. Je denkt aan de liefde, aan wat wel en niet.)

Je rug laat zich voelen, wil je iets zeggen.

Die avond. Je kijkt verder naar die mooie documentaire over die twee vrouwen. Ze leerden elkaar kennen in een concentratiekamp, werden elkaars grote liefde. Er is zoveel tederheid, in kleine gebaren, dingen die niet gezegd worden. Er zijn zoveel woorden, zoveel beelden.

De nacht is zacht.

Je staat vroeg op. (Iets met oud papier.)

Snel de dingen doen die moeten gebeuren, daarna de stad in voor de boodschappen. De zon rijdt met je mee.

Veel verhalen en ogen aan de kassa. Een warm gesprek op straat met een vriend die je al lang niet meer zag. 

De bloemen groeien verder in de bakken binnen. Je weet nog niet wanneer je ze buiten mag laten. Buiten zie je hoe er iets begint uit te komen. (Dat dit alles blijft, het worden in dat zijn, dat is troost, denk je. Al weet je niet zeker waarvoor.)

Je begint in het verse boek. Het ademt in trage bewegingen.

14 mei 2023

Iets met een moeder


Een nieuwe week. (Ze gaan zo snel, denk je.)

Dagen met lichte ‘wat moet ik aantrekken’-verwarring. Je vertrekt ’s morgens naar het werk, het is nog fris. ’s Avonds thuiskomen in het zweet, of gewoon nat door de regen.

De laatste vergaderingen voor dat grote ding dat einde van de week zal komen. (Op een of andere manier zie je de rivier en wie je was in de rivier, en het is goed.)

Een andere dag. (Iets beweegt nog onder je huid, merk je. Alsof je niet over een drempel kunt.)

Je ziet dat je stuk in de krant staat. Het is daar nu, denk je. Anderen kunnen het meenemen. (Wat je al snel ook ziet gebeuren.)

Het lijstje is zo overzichtelijk geworden, denk je. Nog enkele dingen. Je begint dan maar aan het artikel dat je nog moet schrijven. (Eerst heb je even geen zin. Dan probeer je jezelf wat af te leiden, zonder veel effect. Dan hop je heen en weer tussen allerlei pagina’s met dingen die je zou kunnen gebruiken. En dan begin je maar. Tot het schrijven de dingen overneemt en je enkel moet volgen. Je begrijpt nooit helemaal hoe dat werkt.)

Een overleg. De man aan de andere kant van het scherm is niet erg schermvast. (Wat beter klinkt dat wiebelt.) 

Die avond. De vergadering voorbereiden met je vrienden, je glimlacht.

Een andere dag. Je bent op weg naar de samenkomst van de commissie waar je lid van bent. Er is veel chocolade voorzien in het lokaal. De dossiers worden behandeld. (Eén stukje chocolade mag misschien wel. Te wild moet het niet worden natuurlijk.)

De avondvergadering. (Je ziet iets, misschien is het ook een rivier.) 

Een ingewikkelde droom.

Een andere dag. Je werkt het artikel af en stuurt het door. (Een week eerder dan de deadline.) Het blijft je fascineren, hoe het werkt. Woorden uit een tekst halen, de tekst zichzelf laten herschikken. De tekst beweegt verder.

(Soms ben je geen vriendjes met je buik.) (Soms moet je gewoon wachten tot iets zichzelf terugvindt.)

Een droom in etappes.

De volgende ochtend. Je probeert zo snel mogelijk die ene vrijdagklus af te werken, voor de vergadering zal beginnen. Het lukt net. Je ziet veel namen op het scherm. (Niet iedereen kan even goed een vergadering leiden, denk je.)

Die avond. Het eerste deel van het congres. De dingen zijn voorbereid. (Je bent nu, en ergens is alles van toen er nog altijd. En je bent hier, niet meer daar.)

Later op de avond, een heel mooi gesprek op de bank buiten. Je hoort hun verhalen. Ze ontroeren je. (Je bent trots op hen, denk je. Misschien is dat te vaderlijk? Zeg het toch maar, zeg je tegen jezelf.)

Het is al zo laat. Maar toch nog maar die lakens verversen, alsof het moet, om die nacht goed door te komen.

(Ergens halverwege de nacht duikel je uit je slaap. Je moet wachten, gewoon rustig terug naar de rivier drijven, denk je. Die zal je wel meenemen.)

Vroeg in de ochtend. Het is tijd om te vertrekken. Het tweede deel, je hebt veel werk te doen.

De dag beweegt voorbij. Iets moois herhaalt zich. Samen de dingen verzamelen. (Iets is er nog altijd.)

Later zit je aan de tafel vooraan. Een vriend komt je zeggen dat het is alsof je nooit bent weggeweest. (Het is wel een beetje leuk, eigenlijk, denk je, om weer aan die tafel te zitten.) Je ziet iemand en zegt dat je trots bent op haar. Ze zegt dat ze trots is op jou.

(Je ziet iets van de rivier.)

Nadien loop je nog tussen alle mensen, wil je iedereen nog even iets zeggen, zo lijkt het wel. Je voelt je dankbaar. De minister komt je iets vertellen, het ontroert je erg.

Je fietst naar huis, zou eigenlijk wel graag niets. Maar er is nog het feest waar je gaat helpen. Het voelt wel goed om daar met de anderen te zijn. (Al werkt je rug niet echt mee.) Hopelijk kun je op de foto niet te hard zien hoe moe je wel bent, denk je.

Je loopt nog even langs het eurosongfeestje. Buiten heb je nog een heel gesprek met iemand. (Je probeert goed te antwoorden, maar bent zo moe.)

De ochtend is stil. Een beetje stram trek je je lichaam op gang.

Je zou zoveel mensen nog iets willen zeggen. Er wachten veel berichtjes op een antwoord. Je probeert er al enkele te doen. Dat ene is belangrijk denk je. Dat je haar zeker een gelukkige moederdag moet wensen. Dat zij volgens jou wel een moeder is, en dat je wilt dat ze het hoort van jou.

Je gaat koffie drinken met je maatje. (Het moest zo, dacht je al vroeg in de ochtend, even bij hem zijn.)

Een traag verdriet sijpelt door je heen, de rest van de dag. Misschien ben je niet gemaakt voor moederdag, was je nooit gemaakt voor moederdag. (Je wou zo vaak dat die dag stiekem voorbij zou gaan, dat die zichzelf zou vergeten.) Je flanken zijn doorwaadbaar, waarschijnlijk. (Je wou niets moeten. Alsof je zou verdwijnen, opgezogen worden, overgenomen.) Afwezigheid.

Maar je bent wel blij voor de anderen.

07 mei 2023

Aan de grenzen


Die avond. Terug op weg naar huis, na een dagje bij je zus. Terug over de grens. (Er is een traag verdriet ergens in je. Misschien zou je willen kunnen beschermen, of iets.) Het is warm in de trein. Je verse boek is al een heel stuk voorbij de helft. Je stapt uit, wacht op een laatste aansluiting. Je ziet hoe enkele dubbeldekkers zich klaarmaken om te laden.

Je bent weer thuis. (Het is ongemerkt, ooit, dan toch gekomen.)

Een nieuwe week. Een lege dag, voor jou alleen. Je hebt nog enkele dingen te doen. Of het arbeid is, weet je niet zo goed. Er komt misschien nog regen, zegt het apparaat. Je wacht dus nog even. (Het is enkel een beetje uitstel, zeg je tegen jezelf, geen afstel.) En na dat even begin je dus toch maar aan de ramen, het was hoog tijd. (In je volgende leven, ergens halfweg, zul je wel in staat zijn het echt goed te doen.) Het is alsof iets een beetje terugkomt naar jou. (Het mag nog meer zijn, het huis is nog niet helemaal in evenwicht, denk je.)

Je schrijft een stukje over dat ene boek, terwijl het andere ook al uit is. (In je hoofd schuiven de boeken heen en weer.)

Een andere dag. Een digitale ochtendvergadering. (Je krijgt hoofdpijn, je vermoedt dat je weet hoe het komt.)

De uitvaartdienst. Het raakt je allemaal heel erg. De getuigenissen zijn mooi. (De priester doet zijn best, zo lijkt het wel, om iets te verstoren.) Bij het einde leest zij ook een tekst voor. Je kijkt de hele tijd. Het doet je goed om daarna bij je vrienden te zijn, in die grote zaal.

Voor je weer gaat werken moet er eerst iets anders gebeuren nog. Je haalt een hoop plantjes met bloemen. Je fietstassen zitten helemaal vol. Straks zul je ze in de bakken op het terras zetten. (En dan zullen de dingen weer in evenwicht zijn.)

Die avond schrijf je een stukje over het andere boek. (Je had er een beetje mee geworsteld.) Het boek leert je iets over zoveel dingen die je niet weet van anderen. (Misschien moet ik het haar nog eens vragen, denk je.)

Een andere dag. Je staat opleiding te geven. (Hoe mooi het telkens is, denk je, dat je nooit kunt voorspellen wie hoe zal reageren.)

Weer thuis, het licht van de vooravond. Het raakt je telkens diep, merk je, gewoon naar buiten staan kijken van ergens in de keuken, en dan al die planten zien, binnen en buiten, de kleuren, en wat ze je vertellen. (Ze weten iets.)

Een andere dag. Een stuk in de krant, die ochtend. Je handen beginnen te trillen. (Iets met beschermen, denk je.) Later maak je een antwoord. (Je doet het gewoon, stel je vast. Iemand moet het doen, zeg je tegen jezelf.) Misschien zal het ook in de krant komen.

Een namiddagvergadering, in de Zweedse ambassade. Je kijkt naar hoe ze bewegen in hun zinnen, vaardig. (Iemand heeft de betekenis van wrap up niet helemaal begrepen, denk je.)

Die avond. Jij mag de vragen stellen, de anderen mogen antwoorden. Het wordt een mooi gesprek. 

Een nieuwe dag. De dingen van het lijstje gaan snel vooruit. Je hebt nog tijd om je presentatie voor de volgende dag bij te werken. (Het is als een ritueel, telkens weer, merk je. Misschien is dat wel goed.)

Je neemt een vroege trein, om thuis nog wat te kunnen werken. Je weet op dat moment niet dat je een plek passeert waar niet zoveel later een vreselijk ongeluk zal gebeuren.

Je staat te wachten op de trein om naar die andere stad te gaan. Op alle perrons is er lichte zenuwachtigheid. Treinen komen binnen met heel veel vertraging. Treinen vertrekken niet. Mensen kijken gefronst naar de borden. (Jouw trein vertrekt met een beetje vertraging.)

Onderweg lees je het boek nog eens helemaal door. Je leest ook de brief die je zelf schreef.

Je bent net op tijd, in de kelder onder boekhandel. Dit keer mag jij antwoorden, je hoeft geen vragen te stellen. Je probeert iets te vertellen over Julia. (En over frangipanetaart.) (Soms weet je niet goed hoe je de dingen moet zeggen, soms zijn ze zo groot in je hoofd, in je huid.) (Iets met beschermen, misschien.) Het voelt veilig, bij die mensen te zijn. 

Een andere dag. Je maakt je klaar om te vertrekken. (In je hoofd zitten de uren voor alle dingen die je later die dag nog wilt doen.)

Ze zitten klaar, je mag beginnen. Je probeert het grote verhaal te vertellen. (Het stuwt je voort, voel je. Iets is zo groot in je, merk je weer. En iets met beschermen, waarschijnlijk.) Laten we trots zijn, probeer je te zeggen. Het ontroert je dat je bij hen mag zijn.

De trein terug. Snel op de fiets. De weekendboodschappen. Thuis nog snel enkele dingen doen. Terug naar het station.

De mevrouw met haar vier kinderen. Ze stapt samen met jou uit de trein, en even later ook op dezelfde bus. (Het is mooi, hen te zien bewegen. Hoe moet het zijn, als moeder, als je kinderen al de hele tijd spreken in de taal van hier en jij moet in je hoofd nog de hele tijd heen en weer gaan? Bij het in- en uitstappen schakelt ze over naar het Engels.)

Een kort bezoekje. Je ziet mooie dingen, ze ontroeren je. (Je ziet een wereld.) Het gesprek is te kort. Je zou. Je moet al terug vertrekken, zo meteen komt de bus.

Weer thuis. Zo moe. Zo blij dat je weer thuis bent. Neem je tijd om eten te maken, zeg je tegen jezelf, om alles weer op te ruimen en de afwas te doen. (Soms heb je gelijk.)

Die nacht, alle indrukken beginnen zich neer te leggen in je lichaam.

Een stille zondag. Met lege plekken, en drijven.

Je ruimt nog een beetje op. Voor je verjaardag kreeg je een kaartje met bloemenzaadjes in. Dit is een goed moment, denk je. Je zoekt een goede pot, je legt het kaartje voorzichtig onder de aarde. Het is uit handen.

02 mei 2023

Half leven


Een vrouw, haar dochter en een kleindochter. De tijd stroomt door hen heen. Het verlangen en de pijn worden doorgegeven van de ene naar de andere generatie. Terwijl wordt de taal veroverd. Misschien kun je daarmee aan de wereld duidelijk maken wie je bent en waar je het verdient dat je gezien wordt. Misschien kun je daarmee beter antwoorden op beelden die anderen van je hebben, kun je je bevrijden van anderen die willen bepalen wie jij bent. Misschien volstaat dat echter niet om de pijn te helen. Misschien kun je maar een half leven leiden. Die dingen bewegen in de roman Half leven van Aya Sabi. Een roman die je laat kennismaken met werelden die je niet kende. Een roman die je meetrekt in een stroom van woorden. En een roman die je soms wegduwt en verwart.

Het boek verbindt de levens van drie vrouwen. De meeste aandacht gaat naar het verhaal van Fatna. We leren haar kennen in de jaren vijftig van de vorige eeuw in Marokko. Op de achtergrond is de onafhankelijkheidsstrijd van het land aan de gang. Fatna komt van een plek waar die wereld ver weg is. Als jonge vrouw heeft ze al twee huwelijken achter de rug wanneer ze terechtkomt in een groot huis in de stad. Daar zal ze als kokkin werken. De vrouw des huizes speelt een actieve rol in het verzet tegen de Fransen. Fatna is opgegroeid in een wereld die rijk is aan betekenissen en verhalen. Al kan ze niet lezen en schrijven, ze weet heel veel. Tegelijk zijn er veel codes, over wat je plaats is als vrouw, tegenover mensen die hoger geplaatst zijn in de maatschappij, … Die dingen schuren door haar heen. Ze heeft een enorme organische kennis over eten en hoe het te maken. Het is haar taal. Ze weet zelfs niet of ze wel wil leren lezen en schrijven. Ze zwijgt vooral. Tegelijk wil ze zichzelf verliezen in het eindeloos schoonmaken van de dingen, bijna dwangmatig, als iets dat haar een gevoel van controle geeft. De druk van wie ze als ‘vrouw van’ zou moeten zijn is groot. Het lijkt alsof dat de enige vorm van zijn is, een plek die afgeleid is van een ander. Maar in haar is er ook een verlangen om haar eigen weg te gaan. Samen met het land op de achtergrond wordt ze in dat huis waar een vrouw de regels van het spel bepaalt meer zelfstandig. Het is alsof ze letterlijk en figuurlijk in haar eigen lichaam komt. Ze vindt een liefde die haar warm maakt vanbinnen. Uiteindelijk zal ze vertrekken uit Marokko om te gaan wonen in Nederland.

Er zijn nog twee andere stemmen in het boek. Er is dochter Hamouda, geboren in Nederland. Ze schrijft brieven naar een man in Marokko, van wie ze hoopt dat die haar echtgenoot zal worden. Via haar brieven krijg je als lezer een vermoeden van wie Fatna geworden is in dat nieuwe land. De zelfstandigheid die ze op haar context veroverde, heeft er niet voor gezorgd dat ze een veilige warme plek kan zijn voor haar dochter die al een deel is van de andere wereld waar ze naartoe is gegaan. Het zwijgen is als een kille plek geworden. En er is kleindochter Shams die we leren kennen via enkele vlammende essays. Shams zit in de academische wereld, heeft de taal volledig veroverd en wil die inzetten om te vechten tegen het onrecht van kapitalisme, patriarchaat, kolonialisme, … De woorden zijn een obsessie, net als het schoonmaken was bij haar grootmoeder. Shams leeft ook in een gespannen relatie met haar moeder. Grootmoeder en moeder hebben hun pijn, verdriet en machteloosheid doorgegeven als trauma’s. Shams wil zelf geen kinderen. Ze is zelfbewust, maar ook nogal arrogant. Achter die grote woorden, helemaal ingeplugd in de discussies van deze tijd, voel je ook eenzaamheid. Misschien had Fatna een geweldige stap vooruit gezet – zeker als je beseft waar ze vandaan komt – en is er in de andere helft van haar leven een soort stagnatie gekomen. Haar hele verhaal, met alle mooie dingen en het gewicht van de dingen, weegt echter op de vrouwen die na haar komen, waardoor die precies maar een half leven kunnen leiden.

Werkt dit alles als boek? Ja en tegelijk ook een beetje nee. Het hele verhaal van Fatna brengt je op een heel lijfelijke manier in een wereld die je nog niet kende. Misschien keek je zelf door codes waarvan je dacht dat je ze niet had, had je ideeën over het leven van vrouwen in Marokko. Misschien wist je helemaal niets over de onafhankelijkheidsstrijd. Je leert een heel complexe vrouw kennen, die door alles heen laveert. Het is alsof je in haar nabijheid de geuren van haar eten kunt ruiken, de temperatuur kunt voelen, met haar lichaam mee kunt denken. De verteller beschrijft alle dingen in veel woorden, misschien in woorden die Fatna zelf helemaal niet zou gedacht of gekend hebben. Maar dat is niet zo erg, je blijft lezen, tot het einde van het boek. Met de twee andere vrouwen, in onbemiddelde stemmen (via een brief of essay) wringt het soms een beetje. Het zijn dan wel hun woorden geworden, ze blijven soms te ver weg. Het is bijzonder moeilijk om je beeld te vormen van wie Hamouda eigenlijk is, waardoor ze een veel vlakker personage wordt dan haar moeder, en dat is jammer. Shams lijkt in een aantal opzichten meer op haar grootmoeder, denk je. Je voelt het vuur en de lichte overmoed. Je voelt de trots om de woorden, maar soms klinken die wel nogal drammerig. Erg veel blijft buiten beeld. Uit al die verhalen en vormen krijg je wel een vermoeden van het gewicht dat is doorgegeven doorheen de generaties. Er is zoveel onuitgesproken pijn, waarmee de een de ander een beetje versmacht. Maar het boek lijkt niet echt helemaal in balans te zijn. Niet in de invulling van de verschillende personages en niet in de woorden die bij elk van hen horen. Nochtans voel je wel dat zelfstandigheid via het veroveren van de taal net een van de centrale lijnen is die de auteur in het boek wil laten zien. En als het de bedoeling is om net aan te tonen hoe die levens half zijn en op hun beurt andere levens half maakt, heb je als lezer toch net te weinig verhaal om er de andere helft van vooral de dochter en de kleindochter bij te denken.

Het boek dat in veel opzichten indrukwekkend en zinderend is, laat je tegelijk een beetje verward achter. Het lijkt niet helemaal in balans te zijn. Misschien is het een boek over het gewicht van het leven van één vrouw in de levens van twee andere vrouwen. Maar ook als je het zo leest, wil je toch iets meer weten over die twee vrouwen, ook al kunnen ze maar een half leven leiden. Maar de vaststelling dat je het boek wel tot het einde in een lange beweging las en dat je nog in verwarring bent wijst erop dat het je de hele tijd meenam. En dat is alleszins sterk.

01 mei 2023

Shy


Je bent jong en er raast een storm door je hoofd. Je bent kwaad op alles en iedereen, en soms weet je niet meer zo goed waarom eigenlijk. Je hebt een hoop ellende veroorzaakt, het knaagt, maar je ziet niet meteen een manier om iets te doen met dat gevoel. Er zijn dingen waar je van houdt, maar die je als een geheime plek voor je houdt. Je zoekt liefde, maar eigenlijk wil je niet dat iemand dat ziet. Je bent een beetje verloren, al zijn er mensen die je proberen terug op weg te helpen. De samenleving stroomt dwars door je heen. Max Porter heeft met zijn nieuwe roman Shy een meerstemmig universum van woorden gemaakt waarin je mee kunt stuiteren in het hoofd van Shy. Net als dat hoofd is de roman als een plek waar literaire vormen en verwijzingen, manieren van spreken en verschillende registers door elkaar heen schuiven en schuren.

Shy is een jongen die op zijn vijftiende verblijft in Last Chance, een huis voor probleemjongeren, waar ze hun ‘laatste kans’ krijgen. Het verhaal speelt in Groot-Brittannië in 1995. De Tories zijn aan de macht. Het huis draait op de grote inzet van enkele mensen die er hun hele ziel in steken. Maar het zou kunnen dat het huis verkocht zal worden, waardoor ze weg zullen moeten. Het is een huis met een geschiedenis, met demonen, onder meer van jongeren die er eerder verbleven. Shy is enkele keren van school gestuurd, heeft een hoop mispeuterd en is onlangs gearresteerd. De relatie met zijn moeder en stiefvader is stormachtig. Hij wil een hoop dingen, maar die zijn ver weg. Zo zou hij graag eindelijk ook een keer seks hebben, maar zijn lichaam sputtert. De jongeren in het huis zijn hard voor elkaar, maar vormen tegelijk iets als een echte gemeenschap. Alle tektonische spanningen worden er zichtbaar.

Al die dingen razen onophoudelijk door het hoofd van Shy, putten hem uit en jagen hem tegelijkertijd op. Hij is kwaad op alles, op de hypocrisie in de maatschappij. Maar kwaad worden gebeurt ook vanzelf, stelt hij vast. Waarom het steeds weer gebeurt, weet hij niet altijd. Hij luistert fanatiek naar drum-’n-bass, zou er uren over kunnen praten. Die harde klanken brengen enige rust in zijn hoofd. Onder al die schijnbaar harde lagen zie je een gevoelige jongen, die op zijn manier op zoek is naar een plek en naar iemand die hem wil houden. Zijn geduldige begeleiders in het huis zien dat in hem, willen in hem blijven geloven. Voor Shy wordt het allemaal een beetje veel. De storm in zijn hoofd lijkt zo uitzichtloos.

Het boek speelt gedurende enkele uren tussen diep in de nacht en de vroege ochtend. Shy sluipt naar buiten. In zijn rugzak zitten zijn Walkman met een reeks tapes en vooral een hoop stenen. Hij is op weg naar een vijvertje. Zijn weg daar naartoe is als een soort hellevaart. Alles wat tot dan toe met hem is gebeurd echoot de hele tijd in zijn hoofd. Zijn eigen herinneringen worden de hele tijd doorkruist door allerlei stemmen van mensen die iets over hem of tegen hem zeggen. Je hoort zijn moeder, zijn begeleidster, andere jongens, een documentairemaker die met een film over Last Chance bezig is, … Het schuift de hele tijd heen en weer, in verschillende registers van woorden, in verschillende lettertypes of een speciale opmaak. Als lezer ben je getuige, waarbij je in het hoofd van Shy blijft. In zijn beleving zijn de vele pogingen van zijn moeder om hem te overtuigen om te communiceren over wat er echt in hem omgaat eindeloos vervelend. Maar je kunt ook wel de machteloosheid vermoeden van die moeder, die niet weet hoe ze haar zoon kan bereiken. Shy lijkt te zoeken naar iets dat heel eenduidig is, waar bij wijze van spreken maar één verhaal in zit, waar wat als A klinkt niet B als bedoeling heeft, waar er geen verwachtingen zijn. De muziek is zijn passie. Als anderen ook maar zouden zien wat hij ziet, zou er erg veel communicatie kunnen zijn. Hij beseft ook wel dat hij zich ergens in heeft vastgereden, maar hij ziet geen uitweg.

In die nacht, in het tussengebied tussen mens en de rest van de natuur en tussen droom en werkelijkheid, gebeurt er iets. De verschillende werkelijkheden lijken elkaar aan te raken. De woorden stromen in een andere richting. De vorm verandert. Er zijn haarscheurtjes waar licht doorheen komt. Misschien is Shy aanraakbaar. Misschien kun je iets van het gewicht afleggen. Tussen het geweld door kun je misschien de mensen zien die proberen om echt van je te houden.

Shy van Max Porter is een wervelend boek dat je niet loslaat. Het is intens, donker, hard en tegelijk heel ontroerend. Het is chaotisch, als het hoofd van Shy, maar het is ook strak gecomponeerd. Het is heftig, maar het stuwt je voort. Het is alsof je het in één lange adem leest. De meerstemmige vorm weerspiegelt de innerlijke wereld van die gedeukte jongen en zegt ook iets over hoe allerlei krachten van een (harde en soms hyprocriete) samenleving door mensen heen bewegen. Shy is een vat van tegenstellingen, met diep vanbinnen een kwetsbaar verlangen naar liefde en gezien worden. Er is geen verteller die vanop afstand alles netjes kadert. Er is geen veilige literaire vorm die je als lezer rustig toeschouwer laat zijn. Er is geen troost in mooie woorden. Maar als je goed toekijkt, zie je wel hoe ingenieus het boek in elkaar zit en hoe goed deze (soms uitdagende) vorm werkt voor dit boek. Heel erg de moeite dus.