31 december 2023

Kun je thuiskomen?


Hoe doe je dat, een moeder in de dood teruggeven aan de aarde? Misschien zijn er dingen die je hoort te doen, of hoort te voelen. Misschien weten we het niet. Misschien hoeven we het niet te weten.

Ze stond daar al drie jaar, de urne van je moeder. In jouw huis. Ze stierf bij het begin van die vreselijke pandemie. Terwijl zoveel anderen soms nauwelijks afscheid konden nemen van hun dierbaren, kon jij met je zus die laatste dagen bij haar zijn. Het was een verwarrend gevoel, iets tussen dankbaarheid en schuld.

Na die moeilijke weken die eraan vooraf gegaan waren, waren die twee laatste weken als een soort rustpunt voor haar, denk je. De palliatieve afdeling was een veilige plek, ook voor twee kinderen die hun moeder uit het leven zouden gaan dragen.

Misschien is de dood, en hoe je ernaar toe gaat, een beetje zoals het leven. Je komt ook de zoon of dochter tegen die je zelf was. Dat wat er niet was, komt er niet ineens. Dat wat er wel was, blijft en laat zich zien. 

Hoe het juist was, zul je nooit weten, maar het voelde alsof zij daar in die laatste dagen samenviel met zichzelf. Je kon naast haar zitten, en er was alleen maar dat moment. Alsof het even ontdaan was van de zwaartekracht van de tijd. Jij hoorde de laatste woorden die ze zei. Je had gehoopt dat het je zus zou zijn geweest, maar het was anders. 

Ook in afwezigheid kun je zijn, je leert het al een heel leven. Ook als je iemand niet aan kunt raken, kun je er wel naast gaan staan misschien. In elk moment is er een keuze. Dat wat je wel doet, dat doet ertoe, ook als het stotteren is. Het helen vraagt tijd, en in die tijd beweeg je.

Je zei het in de brief die je voorlas bij haar afscheid. Dat je gevochten hebt met haar demonen. Zij hebben hun woorden geschreven in jouw lichaam. Je ziet ook het goede dat ze wilde, en het maakt je dankbaar. Je ziet het gewicht dat zij meekreeg. En soms denk je dat iets daarvan bij jou gestopt is. Het is.

Wat je zag, in die maanden voor en na. Hoe jullie dat deden, je zus en jij. Als een breekbare en onvoorwaardelijke thuis, zoekend, niet wetend, en daardoor vindend. Wat zou je zijn zonder haar. Die laatste ogenblikken op die donderdag net na de middag, het afscheid, het opruimen van het huis. Telkens was er een drempel van thuisloosheid die je over moest. Zoals in het oude huis, tot de laatste opruimdag. Het huis nam geen afscheid, bleef zwijgen. Daar voorbij gebeurde het. Met een thuis zou je misschien geweten hebben hoe dat allemaal moest, of dat hoop je misschien. Het voelde wel goed, dat het was zoals het was.

Ze zou het ongetwijfeld heel grappig gevonden hebben, hoe jij met de bus en de trein haar urne kwam ophalen bij de begrafenisondernemer, op die drukke kerstdag. Hoe je voor die ene keer wel iets zette op de zitplaats naast je in de trein. Hoe je bang was dat die plastic zak zou openscheuren ergens onderweg. Alles kwam veilig en wel aan bij jou thuis. En daar zou ze de hele tijd wachten, tot nu.

Het heeft iets merkwaardigs, dat ze die hele tijd net bij jou in huis was. Misschien was die stille aanwezigheid, naast elkaar, zonder woorden, symbolisch voor iets. Voor wat er was, voor wat er niet was. Misschien zou je verwachten dat er dan iets gebeurt, iets alsnog. Maar zo werkt het niet, niet echt. En toch was het ook wel een rustige plek, denk je. Al bleef er een eenzaam zwijgen.

Tot jullie vonden dat het tijd was. Voor die laatste plek, die ook de eerste plek zou aanraken. Zodra het idee er was, voelde je dat het goed was, dat het tijd was. Het zou een natuurbegraafplaats worden, daar waar ze als kind woonde, daar waar haar moeder stierf. En iets van de as zou nog andere bestemmingen krijgen, zoals de zee, dat hadden jullie haar beloofd.

Zo vaak dacht je dat je iets niet voelde dat je zou moeten voelen. Er kwam geen hevig gemis, er bleef een verdriet over wat er niet was geweest, voor jou en voor haar. En er was in dat alles een trage vrede gegroeid, denk je, naast je opstandigheid. Iets in jou wilde wel dat zij ergens thuis zou kunnen komen. Je zou haar het thuis wel toewensen zoals in dat ene liedje. Een plek waar zij de zwaartekracht van de tijd zou kunnen afleggen.

En in die laatste dagen voor, was er een dubbel gevoel. Dat die urne, die al die tijd daar op die ene plek had gestaan, onaangeroerd, je huis zou gaan verlaten, het leek toch iets te gaan veranderen. Misschien zegt dat ook iets over jouw plek van thuiskomen. En er was dat beeld van haar, van waar ze nu zou zijn. Je zag een tussenplek, een plek van ingehouden onrust, de lippen op elkaar, je zag geen vrede, geen thuis.

Al die praktische dingen, al dat gestotter en gestuntel, ze zou het opnieuw grappig gevonden. Dat je de urne moest openmaken om een deel van de as eruit te halen. Hoe je dat moet doen, en hoe je voorkomt dat er iets fout gaat, hoe heerlijk aards dat is. En weer met diezelfde plastic zak met daarin de doos met de urne op de trein en de bus, terug naar het noorden van het land. Dit keer niet op een plaatsje naast je op de bank.

Je komt eraan, je bent nog te vroeg, je zus en de kinderen zijn er nog niet. Je kijkt rond op de begraafplaats van de landlopers, waar ook de natuurbegraafplaats is. De kruisen van de mensen die er alleen met een datum liggen, soms met initialen. Deel van een uitgestrekte plek, van rust en pijn. En dan het grasveld, waar het straks zal gebeuren. Er is nog afwezigheid.

Je loopt de anderen tegemoet. Na een koffietje keren jullie samen terug, dit keer samen. Heel even weegt het besef, jij bent alleen, zij zijn met zes. En daarna is het weer goed, het is.

Dit is de wei, hier dicht bij die grote boom, hier zal het gebeuren. Je opent de urne, je geeft het kleine schepje door. Iedereen doet iets, zegt iets. Het laatste stuk doe jij samen met je zus. Er is nog genoeg over voor bij die twee berkenbomen. Ze had iets met berken. (Zoveel dingen gaan door je hoofd, en zoveel ook niet.)

Wanneer het voorbij is, voel je: dit is een goede plek. Misschien kun je hier thuiskomen dicht bij zoveel ontheemden. Misschien is dit een plek om te blijven. Misschien wilde ze graag alleen zijn in haar samenzijn. Van hieruit kan ze alles bijna zien. Daar waar ze woonde als kind. Daar waar haar moeder begraven ligt. Daar in de verte waar ze geboren werd en ze later zou wonen met haar gezin. En er is die stille natuur, die geen vragen stelt, en haar vredevol in zich opneemt. Misschien kan het hier gebeuren.

Later aan de eettafel worden er verhalen verteld. Je was nog even naar het oude huis geweest. Het zegt je niets meer, het staat er, en het is weg. De anderen aan de tafel, ze ontroeren je diep. Zij zijn een deel van je thuis. We hebben het goed gedaan, zeggen je zus en jij tegen elkaar.

De terugreis, weer in de bus en trein, voelt lichter zonder die zware tas. Het is goed zo.

Je komt thuis, ziet dat er een lege plek is, daar waar de urne stond. En even zie je iets, denk je, van een tussenplek die voorbij is, voorbij zou kunnen zijn.

Gelukkig heb je nog een heel leven om te oefenen in thuiskomen.  

26 december 2023

The Fraud


Wie vertelt de waarheid? Welke waarheid mag verteld worden? Buigen we allemaal een beetje de waarheid om om zelf het leven te overleven? Gebruiken we de werkelijkheid voor onze verhalen? Kan de illusie van een roman de werkelijkheid controleren, of ontsnappen de dingen steeds aan de literaire vorm? Hoe modern kan een historische roman zijn? Je kunt het lijstje van vragen nog een heel stuk uitbreiden als je probeert te vatten wat je nu eigenlijk hebt gelezen nadat je de wervelende roman The Fraud (vertaald als: Charlatan) van de Britse Zadie Smith uit hebt. Het boek is meerlagig, meerstemmig, tegelijk ernstig, komisch en satirisch, een boek over boeken, modern en oud, verwarrend en meeslepend, en bovenal een genot om te lezen, pagina na pagina. Telkens hoor je die briljante en onnavolgbare stem van Smith die de zinnen doet fonkelen. Het is een dik boek, dat zich niet zomaar laat vatten, en dat is ook de bedoeling. Het speelt met een historische werkelijkheid en met bestaande bronnen en maakt daar een eindeloos spiegelpaleis van. Wie hoopt op een eenduidig verhaal dat in een klassieke vorm met een heldere boodschap netjes van A tot Z zal verteld worden, is eraan voor de moeite. Wie een avontuur wil beleven in een boek dat een inspanning vraagt van de lezer, af en toe een klein beetje uit balans is, maar vooral helemaal zichzelf is, is aan het goede adres.

Het verhaal speelt zich vooral af rond het huis van William Ainsworth, een auteur van historische romans, die al een hele tijd op zijn retour is. Het centrale personage is de geweldige Eliza Touchet, een nicht van William. Nadat haar man was overleden is ze bij Ainsworth ingetrokken, waar ze ondertussen al enkele tientallen jaren het huishouden runt. Ze zorgt voor de kinderen, had een nauwe band met de eerste vrouw van Ainsworth, zoekt die met zijn tweede (erg jonge) vrouw, was zijn vertrouwelinge en eerste lezer, vertelde hem vooral niet dat ze zijn boeken maar niets vond, was getuige van allerlei literaire feestjes waarbij bekende auteurs als Dickens of Thackeray opduiken. Ze is Schots en katholiek, heeft een progressieve vrijgevochten geest, wil uiteindelijk zelf ook een boek schrijven, maar moet vaak op de achtergrond blijven. Ze is een complexe, grappige, heel intelligente en eigenzinnige vrouw die bijtend spits kan zijn, en tegelijk ook blind is voor haar eigen privileges of blinde vlekken. Zij draagt het hele boek en blijft je als lezer heel erg bij. Naarmate ze ouder wordt, en ze steeds meer moeite moet doen om de gevolgen van de langzame neergang van Ainsworth te dragen, beseft ze wat er ook in haar leven voorbij is gegaan, en wil ze een eigen vrijheid veroveren.

We zitten ondertussen in de jaren 1870. Er is een groot proces dat vele maanden in de publieke belangstelling zal staan. Een man beweert dat hij Sir Roger Tichborne is, waarvan men tot nu toe dacht dat die was overleden op zee. Sir Roger zou de enige erfgenaam zijn van een grote erfenis. Een man maakt zich bekend en zegt dat hij de dood gewaande Sir Roger is, al spreekt alles tegen hem. Is hij een bedrieger, of spreekt hij toch de waarheid? Het komt tot een proces dat erg druk wordt gevolgd en een soort symbool wordt van een gevecht van arm tegen rijk. Eliza raakt gefascineerd door het proces en gaat het volgen, samen met de nog erg jonge vrouw van William. Die is zonder meer overtuigd van het gelijk van “The Claimant” (de eiser), terwijl Eliza hem van in het begin ongeloofwaardig vindt maar wel houdt van het spektakel en het spel met de waarheid. Een centrale rol in het proces speelt de zwarte man Andrew Bogle, die als slaaf opgroeide op een plantage in Jamaica en als jongen bij het gezin Tichborne werkte. Bogle zegt dat de man – waarvan anderen beweren dat hij gewoon een Australische slager is – wel degelijk Sir Roger zou zijn. Eliza zoekt contact met Bogle en wil zijn hele levensverhaal leren kennen. Ze is zelf voorstander van de afschaffing van de slavernij. Ze denkt dat ze door het verhaal te leren kennen van Bogle dichter bij een maatschappelijke waarheid komt dan de pijnlijk oppervlakkige gesprekken tussen de schrijvers tijdens hun literaire ontmoetingen in huize Ainsworth, en al helemaal dan de roman die William laat afspelen in Jamaica, terwijl hij er nooit geweest is. Bogle vertelt rustig zijn verhaal, maar houdt afstand.

Eliza is op zoek naar hoe de waarheid werkt. Ze kijkt neer op de historische romans die eenzijdige personages opvoeren die niets te maken hebben met de werkelijkheid en gewoon de geschiedenis ‘gebruiken’ om er een product van te maken. Dat soort roman is een vorm van bedrog. En een schrijver van dat soort boeken die zich erg belangrijk voelt, maar eigenlijk vooral weg blijft van het echte leven en zijn gezin overlaat aan anderen is eveneens een bedrieger. Maar Eliza houdt, voor de goede vrede, toch het evenwicht in stand in huis door niet te zeggen aan William wat ze werkelijk denkt. Ze moet verborgen houden dat ze eigenlijk ook op vrouwen valt en dat ze zelf literaire ambities heeft. De man die in het proces de erfenis opeist is een soort lege populist, die als een volksmenner het publiek kan bespelen en met de wind mee kan bewegen. (In een paar zinnen kan Smith zijn personage neersabelen alsof ze iemand als Trump finaal onderuit haalt.) Het is zelfs niet duidelijk of hij zijn eigen waarheid gelooft. Er is dan het merkwaardige personage van Andrew Bogle. Een groot deel van het boek gaat uitgebreid in op zijn levensverhaal. Hij is een rechtschapen goede man, die rustig zijn verhaal wil doen. Waarom verbindt hij zich met zo’n onbetrouwbare man als The Claimant? Of wil hij via dit proces een waarheid in beeld krijgen die zo velen vooral niet wilden zien? Want terwijl de grote massa gulzig het proces volgt, als een soort mediaspektakel, om te weten te komen wie nu eigenlijk de echte bedrieger is, blijft de harde werkelijkheid van de slavernij en de kolonisatie buiten beeld. De rijkdom en de status van dat grote Britse rijk steunen op één groot bedrog. Eliza wil Bogle leren kennen, maar wil in zekere zin vooral zijn verhaal. Ze veronderstelt dat ze heel open en breeddenkend is, maar laat zich toch ook onbewust leiden door een soort paternalisme, waarbij de echte werkelijkheid van het leven van mensen van kleur niet al te dichtbij mag komen.

Het boek heeft schijnbaar de vorm van een 19de eeuwse roman, met korte hoofdstukken met sprekende titels, als was het een feuilleton. Die vorm is op zich een beetje bedrieglijk. De hoofdstukken springen heen en weer in de tijd en geven vaak fragmenten, veeleer dan afgewerkte verhaalonderdelen. Je moet als lezer mee bewegen. Van het oude ideaaltype van een roman die een ‘volledige’ werkelijkheid toont met afgelijnde personages die je helemaal zou kunnen kennen, blijft weinig of niets over. Tegelijk zit je wel te lezen in een boek dat die oude kaders van een historische roman of de sfeer van een roman van Charles Dickens spiegelt, en zo ook iets ‘gebruikt’. (Het is overigens heerlijk hoe Dickens in dit boek subtiel te kijken wordt gezet.) Wat het spel met die vorm nog overstijgt is die heel eigen briljante toon van Zadie Smith. Al vanaf de eerste pagina voel je haar heel eigen stem, haar heel spitse en vaak genadeloos grappige manier van schrijven. De combinatie van het enorme talent van Smith met het heerlijke personage van Eliza Touchet zorgt regelmatig voor literair vuurwerk, zeker wanneer allerlei vormen van mannelijke zelfgenoegzaamheid trefzeker onderuit kunnen gehaald worden.

Is het boek perfect in evenwicht? Niet altijd. Soms moet je een beetje volhouden en wordt het wat ingewikkeld met zoveel personages en sprongen in de tijd. Soms denk je dat sommige stukken iets korter konden. Soms zijn de drie grote lijnen (het leven van William en Eliza, het proces, het verhaal van Bogle) niet helemaal in balans. Tegelijk kun je zeggen dat het een kracht is van dit boek dat je niet zomaar een ‘af’ verhaal krijgt dat mooi van begin naar einde evolueert. Het is een tekst die je voelt bewegen, meerlagig en meerstemmig, en je zo wijst op de controle die je niet hebt als lezer. De leeservaring verplicht je om heel veel vragen te stellen die je niet zomaar kunt beantwoorden. En waarschijnlijk is het net dat wat Zadie Smith beoogde met deze heel bijzondere roman.

23 december 2023

Het kantelt een beetje


Als je stil bent, hoor je het misschien.

Heel even ben je gewichtloos.

Heel even maar.

Even zie je het.

Hoe het zou zijn, zonder je zwaartekracht.

Even zie je het.

De plek tussen hier en daar.

Waar je aanraakbaar bent.

Je legt de dingen neer.

Heel traag.

Misschien is er een scheurtje in de tijd.

Tussen donker en licht.

Hoe je kunt verlangen.

Naar dat nulpunt.

Misschien is dat al genoeg.

Misschien is alles er al.

Liet het kantelen 

Een afdruk in je huid.

Laat wat je niet wist dat er was

Zich herinneren.

Als kijken.

Ben je

Het kantelen.

22 december 2023

De dagen tot aan


Het zijn de laatste dagen voor, de dagen tot aan. Daar waar het net voorbij het kantelpunt zal zijn, daar waar iets zich neer zal leggen. (Dat is toch het plan.)

Je probeert de dagen die zullen komen al een beetje in je hoofd te zien. (Daar waar je aan land zult gaan.)

Er is nog zoveel te doen, een lijstje, een uitzicht op een clean desk. (Of toch iets dat daarop lijkt.)

Je praat met de meneer die de toegangscontrole moet doen. Je praat met de meneer aan het onthaal. Iemand komt je ophalen. De vergadering zoekt zichzelf, voorzichtig. Dingen worden gezegd, bij elke herhaling telkens iets duidelijker.

(In het station is er een ongeval gebeurd, lees je. Het verkeer komt weer op gang, iemand heeft iets ergs meegemaakt.)

De wenskaarten beginnen binnen te komen. (Hopelijk zal het je lukken om de jouwe op tijd buiten te krijgen.)

Je mag op bezoek gaan bij de baby. (Het is als een feestje.) Je kijkt. Je kijkt. (Je smelt.) Even mag de kleine uk bij je zitten. Hij kijkt je aan, heel uitgebreid, elke rimpel bestuderend (waarschijnlijk). (Zo’n kale kop, het zorgt meteen voor een verwantschap.) Nadien loop je glimlachend door de stad.

Een andere dag. Het lijstje, het loopt lekker, denk je.

(O ja, tussendoor zou je ook nog je wens moeten maken.) Je leest de wens van vorig jaar. (Merkwaardig hoe je wens je een jaar later laat zien waar je stond, toen.) Welke woorden zouden er komen? Je wacht. (Een woord komt. Het was op zondag naar je toe gekomen, als woord voor dat stukje dat je nog te schrijven hebt.)

Je begint aan je stukje. Het zou fijn zijn als er al iets komt. (Een tekst kan op weg gaan. Daarna kun je gewoon volgen.)

De laatste avondvergadering van het jaar. Nadien loop je naar huis, ineens heel erg moe. (En je hebt nog die afwas te doen.)

Een andere dag. Op weg naar de kinesiste kom je haar tegen. Het is zo lang geleden dat je haar nog zag, al dacht je al vaak aan haar. (Nu wil je niet naar de tijd moeten kijken, nu wil je alleen maar luisteren, denk je.) Hoe het met haar gaat? Of ze het een beetje vol kan houden? (Het verwart je dat je moet vertrekken. Je probeert zo snel mogelijk te stappen, loopt sommige stukjes. Je verontschuldigt je voor die twee minuten te laat.)

Het lijstje. (Dat en dat en dat nog.)

Je werkt je wens af. Je werkt je stukje af. (Die twee haken in elkaar.) (Bij het schrijven dacht je aan haar, ze zal het wel zien, denk je.)

Terug in de stad. (Al de hele week lijkt iedereen zo onrustig. Voetgangers, fietsers, automobilisten, … iedereen lijkt zenuwachtig, wil nog snel iets.)

Vooruit denken, in het kader van de nieuwjaarskaartenlogistiek. Je staat aan te schuiven in het postkantoor, het is er druk. (De man naast je zaagt omdat hij vindt dat het niet snel genoeg vooruit gaat.) Extra voorraad postzegels, check. Op weg naar de andere winkel. (Een groot bord met het woord ‘Wintertijd’. Waarom willen mensen poseren voor een bord met het woord ‘Wintertijd’?) Extra voorraad omslagen, check. En o ja, je hebt ook nog kaas nodig.

Je leest de tekst van je stukje in. Je stuurt alles door. (Het was alsof dat de laatste grote opdracht was voor dit jaar.)

Het raadsel van de kerstfilms.

Een andere dag. Een conferentie en een grote vergadering. Heen en weer lopen met het fototoestel. Momenten in een gezicht afwachten.

Tussendoor nog proberen je ander werk te doen, in etappes.

Bijna weer thuis. In de winkel glimlach je naar de mevrouw van de kaas. (Je bent voorspelbaar.)

(Die enkele kerstcadeaus die je nog zou moeten kopen. Je zou het nog ergens tussendoor moeten schuiven.)

Een ingewikkelde droom

Een andere dag. (De laatste dag voor, een soort marathon.) De mensen in de trein zien er moe uit. Ze willen allemaal een beetje alleen gelaten worden, zo lijkt het.

We zijn aan de andere kant van de langste nacht, denk je.

Je begint eraan, probeert zo snel mogelijk door te werken. (Normaal ben je op deze dag bijna altijd helemaal alleen op het werk, nu is iedereen er. Telkens een beetje afgeleid.)

Je probeert zoveel mogelijk af te krijgen voor het kerstetentje begint. Het is gezellig aan de tafel. Snel na het dessert ga je weer verder werken, nog net enkele dingen te doen voor het stadium van de relatieve clean desk.

En net wanneer je klaar bent met alles op je lijstje, klaar om nog te gaan helpen met de afwas, komt er nog een mail binnen. (Iemand schept er blijkbaar een of ander plezier in om jouw opgeruimde gevoel nog net ultiem te komen verstoren. Sommige mensen zijn raar, en heel vermoeiend.)

Voor je vertrekt, probeer je nog snel zoveel mogelijk dingen af te wassen. De vermoeidheid begint te komen, terwijl je naar het station loopt. Je laat die ene volle trein zonder jou vertrekken, neemt de volgende, met veel plaats om alleen te zijn.

Bijna thuis, je loopt over de markt. Een auto stopt naast je, het raam gaat open. De mevrouw binnen vraagt of je misschien op weg bent naar je auto, zodat ze misschien jouw parkeerplaats kunnen hebben. Je zegt dat je gewoon op weg bent naar huis. Ze zegt dat dat oké is. In al die jaren heb je dat nog nooit meegemaakt, denk je. (Een stem in je roept iets dat mogelijk als onbeleefd zou kunnen worden beschouwd.)

Je bent eindelijk thuis. (Het huis is blij je te zien, zegt dat het je graag zou omarmen, in etappes.)

Het mag komen, denk je, alles aan de andere kant.

15 december 2023

Een aftelhoofd


(Iets blijft nog hangen van de zondag. Iets dat je verdrietig maakt, en een beetje alleen. Het is.)

In je hoofd zal het net lukken, in een aanvaardbare staat van nog levend zijn de kerstvakantie halen, denk je. Alle dingen zie je op een rijtje. Je zou telkens een streepje kunnen zetten, telkens aftellen. (Als het zo zou blijven, zal het net lukken. Gewoon telkens ding per ding in volle aandacht, niet aan de andere dingen denken, zeg je tegen jezelf.)

Een koffieafspraak. Je keek er al lang naar uit om haar nog eens even gewoon te spreken, ook al is het maar voor even. (Misschien heeft zij nu ook wel een aftelhoofd?) De verhalen over de kinderen, die wil je graag horen. (Misschien kun je zo praten dat deze plek gewoon heel rustig wordt.)

De student interviewt je. (In dat zelfde hoofd moet je ook antwoorden zoeken, die liefst ook een beetje intelligent klinken.) Hij vindt het interessant. (Zijn definitie van een ‘kort’ interview is wel niet helemaal de jouwe, maar hopelijk was het nuttig voor hem.)

Of het nog zou lukken om voor de kerstvakantie nog een samenkomst te doen. (Minuscule kortsluiting in het aftelhoofd.) Ja, natuurlijk.

Ze is wat te laat. Ze wou jou absoluut interviewen, dat had ze uitgelegd. In academische vragen wil ze allerlei dingen weten over wat jij als een andere, iets meer banale werkelijkheid hebt ervaren. (Die spanning is altijd interessant.) Ze vertelt waar ze vandaan komt. Ineens lijkt het gesprek zo futiel, het verwart je een beetje. (Misschien kan het haar helpen om zich zo even op andere dingen te kunnen concentreren.) Na haar vragen heb jij nog enkele vragen voor haar. Het wordt een heel erg mooi, heel erg breekbaar gesprek. (Er is geen goed Nederlands woord voor ‘humbling’.) Iets over fluïde identiteiten, en nergens meer thuis kunnen zijn. Iets over verdriet en kwaadheid. Iets over kinderen. Je vertelt over je boek (een beetje verlegen), haar ogen veranderen. Het gesprek is een geschenk, je bedankt haar.

(Nog net op tijd thuis om heel snel iets te koken net voor de vergaderingen beginnen op het scherm.)

Een andere dag. Een mooi gesprek. Iets over een plan met je boek. Wat ze vertelt ontroert je. (Je vroeg haar wat ze van Julia vond.)

Of het zou lukken voor jou om nog later van de week een extra overlegje te hebben. (Minuscule flits van hoofdpijn.) Ja, natuurlijk.

Het is een beetje hollen, maar je wilt nog even over huis voor je weer moet vertrekken. Daar iets eten, even daar zijn, en dan ben je weer weg.

Je bent goed op tijd. Je kunt nog even spreken met enkele mensen die je dierbaar zijn, en dan begint het. Je mag heel even naar voor komen, je wilt alleen maar zeggen dat je trots bent op hen. Ze stellen het boek voor dat ze samen schreven. Je bent zo blij voor hen. Het is een mooie avond. (Je zou zo graag wat langer gebleven zijn, je had zo graag nog langer gepraat met de mensen, je had zo graag zo veel.) Je vertrekt iets te vroeg, om die ene trein nog te halen, zodat je bij de overstap nog altijd twee opties hebt. Je bent op tijd, haalt de trein die die andere route neemt. Die duurt iets langer, maar op een of andere manier voel je je steeds een beetje meer geborgen in die trein. Je kunt eindelijk weer wat verder lezen in die roman. (Net voor middernacht ben je weer thuis.)

Een andere dag. De kinesiste kneedt je weer in een plooi. Je hebt nog even tijd voor je volgende afspraak.

Je zit in de wachtzaal van het station. Er staan enkele merkwaardige kerstconstructies, met flikkerende lichtjes. (Iemand heeft die dingen bedacht, en gemaakt, denk je.) Je loopt door naar je afspraak. Een boeiend gesprek.

Of je ook nog kunt kijken naar die tekening die van je is gemaakt. (Oei, zie ik er zo uit?)

Je krijgt een belangwekkend bericht, iets over Downton Abbey, en dat het mag. Je glimlacht.

Je bent net op tijd weer thuis, denk je, om nog rustig te koken en af te wassen voor je naar het concert gaat.

Of het goed is dat we dat ding zo en zo organiseren volgend jaar, en hoe jij dat ziet. (Die afwas is dan maar voor straks.)

Je staat aan te schuiven voor het concert. Zij komt er iets later ook bij staan. Jullie zagen hem al vaak. Je zit perfect. (Wat zij van die tekening vindt. O nee, zegt ze. Je zult het zo doorgeven, zeg je.) Een wonderlijk mooi concert. Hij heeft geen schrik om zijn muziek traag te laten ademen, denk je. (Je huid is in voor melancholie.) En nog een mooi gesprek, bij het einde van het concert.

(Toch nog even die afwas afwerken, belangrijk voor het ochtendgevoel.)

Een andere dag. Eerst even naar de tandarts voor de halfjaarlijkse controle. De dingen gaan goed. Ze zegt iets over je wijsheidstanden. (Ze lijken geen existentieel probleem te hebben, doen rustig verder.)

Het lijstje voor deze dag. (Verder aftellen. En je zou haar ook graag nog eens rustig schrijven, het zal nog even moeten wachten.)

Je wilt eerst nog even naar huis, voor je weer moet vertrekken. De trein zorgt ervoor dat het nipt is, maar het lukt nog net. Onderweg voor de lezing die je gaat geven. (Vertraging, hopelijk niet te lang.) Je bent nog op tijd daar. (Je had de route door de stad al een beetje geoefend in je hoofd.) Je vraagt of ze het niet te erg vinden dat je straks iets vroeger vertrekt dan voorzien, zodat je toch nog die ene trein kunt nemen. Ze vinden het goed. Je doet je verhaal, kunt nog enkele dingen antwoorden op vragen. Je belooft dat je een andere keer nog eens terug zult komen, en holt dan naar de trein. Je zit nog even op het perron te wachten. (Dit is haar station denk je, hier haalt ze je steeds op als je haar bezoekt.) In de trein. Je bent blij dat wat vroeger thuis zult zijn, niet weer net voor middernacht. Het is weer diezelfde trein. Geborgen. Verder lezen in het boek.

Veel dromen die nacht.

Een andere dag. Nog twee afspraken voor je weer in de trein zult zitten. Je zit naast haar in wat blijkbaar de rode cel is. (Het gaat over dingen die je moet maken aan de andere kant van de jaarwissel, het moet dus niet echt nog bij de andere dingen in je hoofd.)

Op het werk. Je probeert alle vrijdagdingen zo goed mogelijk te doen. Bijna alles lukt. Je staat klaar om naar huis te vertrekken, een vermoeidheid overvalt je. Je haalt nog net een trein eerder dan je hoopte. In de winkelstraat praat je nog even met enkele wijze mannen. (Je wilt vooral naar huis, voel je.)

Eerst even niets, met een dekentje. Je schuift ongemerkt terug in het avondritme dat je de voorbije dagen telkens weer ontsnapte. Je glimlacht.

09 december 2023

Misschien verdwijnen


Misschien verdwijnen.

Even.

Alleen water zijn.

Even geen vorm.

Geen huidtijd.

Alleen vloeibaar.

Zonder afwezigheid.

Alleen maar hier.

En de troost.

Geen woord.

Voor wie je bent.

Even nog.

Alleen water.

En warm.

En kijken.

Misschien hoor je de wind.

Misschien is er ergens iemand.

Het verandert niets.

Aan wat blijft.

Waterverlangen.

Water kun je niet hebben.

Alleen de illusie ervan.

Dat alle tijd er zou zijn.

Tot alles wat zich herinnert.

Verdampt zou zijn.

Wie zou je zien.

Als water.

Water kun je vermoeden.

Een bedding niet.

Je vertelde het haar.

En ze begreep het meteen.

Ze wist het.

Misschien kun je het zien.

Dat verdwijnen.

Waar het zou zijn.

08 december 2023

Grenzen


Er is nog iets van het verdriet van de zondag in je huid, die ochtend, bij het begin van de nieuwe week. Het mag.

Je hebt een beetje schrik voor de week, de lange rij vergaderingen en afspraken. Alles wat je te doen hebt. Het lijstje dat je al voor je ziet. Gewoon bewegen, denk je, het ene na het andere. Een beetje verdwijnen in dat bewegen.

Je staat voor de groep, de opleiding die je elke maand geeft. Je vraagt verhalen, of ze dingen hebben meegemaakt waarbij ze in een ethisch dilemma terechtkwamen. Een van de vrouwen vertelt een huiveringwekkend verhaal. Toxisch is nog een zacht woord, denk je, voor wat ze vertelt over die vreselijke man. Je probeert je voor te stellen hoe ze zich ingesloten moet hebben gevoeld, tussen die mannen. Het zwijgen van de anderen. Ze heeft een lijn getrokken, een grens. Je ziet haar kracht. Het ontroert je.

Je wilt eerst nog even naar huis, al is het maar voor even. Om daar te zijn, daar nog even iets te eten, voor je weer vertrekt. Je zoekt een plekje in de trein waar je je omringd voelt. Je bereidt je puntjes voor voor de redactievergadering. (Waarom denk je altijd dat je te weinig puntjes zult hebben?)

Vanuit de trein gezien lijkt het of in alle huizen en appartementen waar je binnen kunt kijken al een grote kerstboom staat. (Waarom maakt dat je verdrietig?)

Thuis. Je bent moe, maar je wilt nog even hangen, voor je naar bed gaat.

Een andere dag. Je werkt van thuis. Een dag met vier vergaderingen. (Gewoon bewegen, denk je.)

De eerste. Je praat nog even met de vrouwen aan het onthaal, je bent te vroeg, zoals steeds. Verhalen over betogingen. Misschien klink je wel heel oud.

De tweede. Je probeert ze altijd zo goed mogelijk voor te bereiden. Alles moet netjes in orde zijn. (Alleen nog dat gepruts voor het scherm juist werkt, voor wie volgt op afstand. Pas wanneer dat allemaal werkt, wordt iets rustig in je.) Je bent een beetje trots, zoals steeds, op die groep rond de tafel. (En hoe je iets mocht zijn in die stroom.) Ze zit naast je. Ze heeft de smileys vervangen door kleuren, en het is goed.

De derde. Je probeert nog snel alles klaar te zetten in huis en de afwas te doen, voor ze binnen zullen komen. Daar zijn ze al. (Een tafel met alleen maar mannen.) Je probeert te begrijpen wat er gezegd wordt. (Over piek, en fasen, en kabels, en meters, …) Iets komt stap voor stap dichterbij. (En het begon ooit met een vraag die je stelde.)

De vierde. (Je prutst nog een beetje eer je de lichtknop gevonden hebt.) Ze zitten rond de tafel. Je bent een beetje moe, maar het voelt goed, bij hen te zijn. Je hebt het cadeau bij voor een dierbare vriendin. Ze komt wat later binnen, komt naast je zitten. (Je bent veilig.) Ze haalt na de vergadering ook nog even de plant op die al een tijdje op haar wacht. De dingen zijn goed.

(Je zou nog even willen hangen, voor je naar bed gaat.)

Een andere dag. Toch maar thuis werken, er zijn minder treinen. Het lijstje schiet aardig op. Je wacht met de verwarming, tot het avond zal zijn. Je bent goed ingepakt. (Je mist de trein, merk je.)

Heel even na de middag gaan liggen, onder het dekentje. (Gloeien.)

De avondvergadering. Iets in wat je hoort, maakt je moe. (Misschien ben je alleen maar opstandig. Je zou zo graag…)

(Je blijft nog even hangen, voor je naar bed gaat.)

Een heel ingewikkelde droom. (Hoe slaagt je hoofd erin zo’n complexe verhalen te bedenken? Wanneer je wakker bent, lukt dat nooit.) Je leeft met anderen in een groep, de dingen gaan goed. Tot die ene man in de groep komt, en stap voor stap alles kapot begint te maken. Hoe hij grenzen overschrijdt, terreur organiseert. Hoe hij pijn doet, en daarvan lijkt te genieten.

Die ochtend spreek je met jezelf af dat je in de trein wilt zitten, niet thuis wilt werken. Het is of de trein op je heeft gewacht, je omringt. Het maakt je rustig.

Je hebt een lang lijstje, je kunt het ene na het andere ding wegstrepen.

(De ene na de andere telefoon, ze willen even met je praten.)

Ook in de trein terug, netjes op tijd, heb je veel plaats.

De avondvergadering. Of je een cadeautje mee wilde brengen. Je pakt een van je boeken in. Je kijkt rond, luistert naar de verhalen. (Iets is een beetje moe in je.)

Na het eten sta je in de zaal te wachten. Ze komt naar je toe. Het is al zo lang geleden dat je haar nog zag. Je bent blij dat het haar goed gaat. Ze vertelt dat ze je boek las. (Je had gehoopt dat zij het zou lezen.)

(Je blijft net minder lang hangen dan je eigenlijk zou willen.)

Alle dromen zijn nog steeds welkom.

Een andere dag. Er zijn weer meer mensen in de trein, zie je. Een gesprek met een vroegere collega. Ze staat scherp. Klaar, om te handelen. (Iets met grenzen.)

Je haalt nog een stapeltje boeken. (De koeltas omringt de boeken.)

De laatste dingen op het lijstje. (Bewegen, van het ene naar het andere.)

Weer thuis. De weekendboodschappen al een dag vroeger, je stapt meteen op de fiets. (Vergaderen op zaterdag, van het ene naar het andere.) De zaterdagochtendwinkelmevrouw is er ook op vrijdag, nu jij toevallig een vrijdagklant geworden bent. (Goed van de kosmos.) 

Je wilt alleen maar alleen, of zoiets. En nog iets. (Al weet je niet wat dat is.)

03 december 2023

En de sneeuw


De week begint stil. Met nog veel week voor je. (Wat misschien gewoon een manier van kijken is. Of niet. Je dacht het onlangs nog, hoe je ritmes nodig hebt, in je dag, in je week, in je lichaam. Misschien zoals je adem, misschien zoals kleine seizoenen, elke dag.)

Een bijzonder overleg. Een toelichting over een onderzoek. (Hij zegt dat jouw rol in de organisatie in de wetenschap niet bestaat. Wat eigenlijk wel een fijne gedachte is, denk je.)

Een gesprek in de avond. Je kunt alleen maar beamen wat zij zegt, zeg je. (En o ja, je moet nog altijd dat etentje organiseren.)

Een andere dag. De dingetjes die je nog klaar moest maken voor de vergadering van volgende week. Eens je het allemaal voor je ziet, begint de puzzel netjes in elkaar te vallen. (Waar je wel voorstander van bent, in het algemeen, denk je.)

De avondvergadering, in een bijzondere omgeving. Een beetje chique. (Je bent blijkbaar de enige veggie.) Iets in je bewegingen verstilt, denk je.

(Je verlangt naar warm, op weg naar huis.)

Een andere dag. (Er staat iets met huid in je agenda.)

De kinesiste deukt je lijf een beetje uit. (Circulaire huid.)

Gewoon een lijstje met dingen, dat zou goed zijn, denk je. Gewoon het ene na het andere, meer niet. (Een ritme. Misschien verlang je ook naar een ritme. Of ben je een ritme.)

Die avond ga je nog even langs bij vrienden. Ze vertellen over hun kleindochter. En je smelt helemaal, het is zo geweldig, hoe ze praten, hoe ze bewegen. Je bent zo blij voor hen.

De rest van de avond wil je alleen maar onder een dekentje, en kijken. Series die je een beetje week maken. Verdwijnen in verhalen, waardoor je voelt dat je voelt. (Even zou je willen dat het nooit voorbij gaat, maar de nacht wacht op je.)

Een andere dag. Je begint vroeg met de dingetjes die dringend zijn, ook al heb je een vrije ochtend.

Ze wacht al op je, op de plek waar jullie meestal afspreken. Je bent zo blij haar weer te zien. Het gesprek beweegt zo mooi. Ze ziet dingen in je, en vertelt het je. Ze heeft gelijk, zeg je. Je vertelt haar iets dat jij ziet. Een gesprek als een plek die blijft.

En daarna weer de dingen. Gelukkig is de trein er nog, tussen hier en daar.

Je hoort geweldig nieuws. (Iets van hoop, iets van een kans.)

Die avond, een gesprek aan de tafel. Gedachten gaan heen en weer. (Dromen in uitvoering.)

(Warm mag nog steeds, denk je, op weg naar huis.)

Een andere dag. Zoals elke week heb je dat ding te maken, telkens in één lange adem, zo lijkt het wel. Het vraagt al je aandacht. (Het is een beetje vermoeiend en rustig tegelijk.)

Je hoort, je leest reacties op dat wat de vorige dag naar je toe kwam. Dat wat klonk als een overwinning, als hoop. De eerste reacties, de vorige avond waren goed, deemoedig en strijdbaar. Maar nu hoor je de andere reacties. Ze maken je kwaad, je handen trillen. (Iets valt over je, voor de rest van de dag, als een zware doek.)

Op weg naar huis haal je nog even de cd op, met die mooie muziek, voor een vriendin. (Verjaardagscadeau in vertraging, maar dat vindt ze zeker niet zo erg.)

Die avond. Je hebt een lezing te geven. Op weg daar naartoe. (Je voelt die zwaarte nog over je. Het cynisme maakt je een beetje misselijk, of zoiets.) Ze ontvangen je zoals steeds als een warm bad. Je verontschuldigt je bij het begin van de lezing, dat je een beetje emotioneel bent. Terwijl je vertelt, stroomt de kwaadheid door je heen. Het mag zeggen ze, het is goed, het is wat wij ook voelen, zeggen ze.

Je verkoopt nog enkele boeken. Iemand vraagt je iets te vertellen over wat je zei over boeddhist zijn. Je probeert het uit te leggen, een beetje bang dat je niet de juiste woorden zult gebruiken. Ze herkent wat je zegt, het is goed.

Het huis wacht op je, met een kleine glimlach.

Een nacht met bijzondere dromen.

De weekendboodschappen, het ritme van elke week.

Je gaat nog even langs bij de winkel die gaat uitverkopen. (Het maakt je een beetje droef.) Je hoopt dat er misschien nog van die warme sloffen zullen zijn in jouw (grote) maat. Ja! Je vertelt aan de mevrouw dat je het een beetje jammer vindt van de winkel.

(Een dag van gesprekken met je dierbaren, dat wordt het.)

Een koffiegesprek met je maatje. Het ontroert je heel erg. Iets over ziekte en sterven, iets over leven en het goede doen, iets over Kant en Arendt, iets over chocolade. (Je bent zo blij dat hij in je leven is.)

Een namiddagtheegesprek met een dierbare vriendin. Ze heeft waarschijnlijk weer eens gelijk in de dingen die ze je zegt. Misschien wil je ze nog niet helemaal horen.

Een avondetentje met een vriendin die verjaarde. Ze is blij met het boek. De verhalen raken je. Iets over gesprekken in je hoofd, met sommigen, maar niet met iedereen. En je vertelt nog even over Julia, en iets dat misschien voorbij is.

(Je verlangt naar het gloeien, onder het dekentje.) Het komt naar je toe, onder het dekentje.

(Ingewikkelde dromen.)

Een zondagochtend. Je hebt nog enkele dingen te doen, voor je je straks klaar kunt maken.

De nota is klaar, en verzonden. Je kunt aan het bordje beginnen. Je kleurt de letters in. (Met de stiften die je ooit nog kocht voor de meiden, in die grote doos waar toen hun spullen in zaten, voor wanneer ze op bezoek kwamen.)

Het is al druk in de trein. Veel mensen zijn op weg.

(Hoe vaak deed je dit al? Hoe vaak zul je dit nog te doen hebben? Iets tussen trots en droef.)

Je loopt tussen de mensen. Het begint te sneeuwen. Het zal nog even duren eer jullie kunnen vertrekken. Je ziet bekenden, het doet je goed.

Iemand komt je bedanken voor je boek. Ze gaat naast je staan voor een foto. (Je bent zo blij dat zij blij is met jouw boek, dat had je gehoopt.)

De mars komt langzaam in beweging. Het is goed hier te zijn, denk je. (Het is waar, dat je veranderd bent, besef je.)

Julia laat je weten dat ze er ook is. Ze loopt ergens met haar vriendinnen. Ze stuurt je een gekke foto. (Zo zou het zijn, denk je.)

Je bent bij je vrienden, Julia is er, je bent waar je wilde zijn. En toch. Heel even. Iets is zo eenzaam. Iets is droef. Iets is moe. (Het is goed dat Julia niet ziet dat je even een traan wegpinkt.)

Er is veel plaats in de trein terug. Je bent bij je vrienden. Je loopt door de stad naar huis. Het sneeuwt nog een beetje. Je verlangt alleen naar warm, voor de rest van de avond. Alleen en week wil je zijn.