Er is nog iets van het verdriet van de zondag in je huid, die ochtend, bij het begin van de nieuwe week. Het mag.
Je hebt een beetje schrik voor de week, de lange rij vergaderingen en afspraken. Alles wat je te doen hebt. Het lijstje dat je al voor je ziet. Gewoon bewegen, denk je, het ene na het andere. Een beetje verdwijnen in dat bewegen.
Je staat voor de groep, de opleiding die je elke maand geeft. Je vraagt verhalen, of ze dingen hebben meegemaakt waarbij ze in een ethisch dilemma terechtkwamen. Een van de vrouwen vertelt een huiveringwekkend verhaal. Toxisch is nog een zacht woord, denk je, voor wat ze vertelt over die vreselijke man. Je probeert je voor te stellen hoe ze zich ingesloten moet hebben gevoeld, tussen die mannen. Het zwijgen van de anderen. Ze heeft een lijn getrokken, een grens. Je ziet haar kracht. Het ontroert je.
Je wilt eerst nog even naar huis, al is het maar voor even. Om daar te zijn, daar nog even iets te eten, voor je weer vertrekt. Je zoekt een plekje in de trein waar je je omringd voelt. Je bereidt je puntjes voor voor de redactievergadering. (Waarom denk je altijd dat je te weinig puntjes zult hebben?)
Vanuit de trein gezien lijkt het of in alle huizen en appartementen waar je binnen kunt kijken al een grote kerstboom staat. (Waarom maakt dat je verdrietig?)
Thuis. Je bent moe, maar je wilt nog even hangen, voor je naar bed gaat.
Een andere dag. Je werkt van thuis. Een dag met vier vergaderingen. (Gewoon bewegen, denk je.)
De eerste. Je praat nog even met de vrouwen aan het onthaal, je bent te vroeg, zoals steeds. Verhalen over betogingen. Misschien klink je wel heel oud.
De tweede. Je probeert ze altijd zo goed mogelijk voor te bereiden. Alles moet netjes in orde zijn. (Alleen nog dat gepruts voor het scherm juist werkt, voor wie volgt op afstand. Pas wanneer dat allemaal werkt, wordt iets rustig in je.) Je bent een beetje trots, zoals steeds, op die groep rond de tafel. (En hoe je iets mocht zijn in die stroom.) Ze zit naast je. Ze heeft de smileys vervangen door kleuren, en het is goed.
De derde. Je probeert nog snel alles klaar te zetten in huis en de afwas te doen, voor ze binnen zullen komen. Daar zijn ze al. (Een tafel met alleen maar mannen.) Je probeert te begrijpen wat er gezegd wordt. (Over piek, en fasen, en kabels, en meters, …) Iets komt stap voor stap dichterbij. (En het begon ooit met een vraag die je stelde.)
De vierde. (Je prutst nog een beetje eer je de lichtknop gevonden hebt.) Ze zitten rond de tafel. Je bent een beetje moe, maar het voelt goed, bij hen te zijn. Je hebt het cadeau bij voor een dierbare vriendin. Ze komt wat later binnen, komt naast je zitten. (Je bent veilig.) Ze haalt na de vergadering ook nog even de plant op die al een tijdje op haar wacht. De dingen zijn goed.
(Je zou nog even willen hangen, voor je naar bed gaat.)
Een andere dag. Toch maar thuis werken, er zijn minder treinen. Het lijstje schiet aardig op. Je wacht met de verwarming, tot het avond zal zijn. Je bent goed ingepakt. (Je mist de trein, merk je.)
Heel even na de middag gaan liggen, onder het dekentje. (Gloeien.)
De avondvergadering. Iets in wat je hoort, maakt je moe. (Misschien ben je alleen maar opstandig. Je zou zo graag…)
(Je blijft nog even hangen, voor je naar bed gaat.)
Een heel ingewikkelde droom. (Hoe slaagt je hoofd erin zo’n complexe verhalen te bedenken? Wanneer je wakker bent, lukt dat nooit.) Je leeft met anderen in een groep, de dingen gaan goed. Tot die ene man in de groep komt, en stap voor stap alles kapot begint te maken. Hoe hij grenzen overschrijdt, terreur organiseert. Hoe hij pijn doet, en daarvan lijkt te genieten.
Die ochtend spreek je met jezelf af dat je in de trein wilt zitten, niet thuis wilt werken. Het is of de trein op je heeft gewacht, je omringt. Het maakt je rustig.
Je hebt een lang lijstje, je kunt het ene na het andere ding wegstrepen.
(De ene na de andere telefoon, ze willen even met je praten.)
Ook in de trein terug, netjes op tijd, heb je veel plaats.
De avondvergadering. Of je een cadeautje mee wilde brengen. Je pakt een van je boeken in. Je kijkt rond, luistert naar de verhalen. (Iets is een beetje moe in je.)
Na het eten sta je in de zaal te wachten. Ze komt naar je toe. Het is al zo lang geleden dat je haar nog zag. Je bent blij dat het haar goed gaat. Ze vertelt dat ze je boek las. (Je had gehoopt dat zij het zou lezen.)
(Je blijft net minder lang hangen dan je eigenlijk zou willen.)
Alle dromen zijn nog steeds welkom.
Een andere dag. Er zijn weer meer mensen in de trein, zie je. Een gesprek met een vroegere collega. Ze staat scherp. Klaar, om te handelen. (Iets met grenzen.)
Je haalt nog een stapeltje boeken. (De koeltas omringt de boeken.)
De laatste dingen op het lijstje. (Bewegen, van het ene naar het andere.)
Weer thuis. De weekendboodschappen al een dag vroeger, je stapt meteen op de fiets. (Vergaderen op zaterdag, van het ene naar het andere.) De zaterdagochtendwinkelmevrouw is er ook op vrijdag, nu jij toevallig een vrijdagklant geworden bent. (Goed van de kosmos.)
Je wilt alleen maar alleen, of zoiets. En nog iets. (Al weet je niet wat dat is.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten