28 maart 2021

Lass of Loch Royale (If I Prove False to Thee)


‘Ik ben blij dat je er bent, het is goed.’
‘Ja, het lijkt al zo lang geleden.’
‘Laten we traag praten, en veel kijken.’
‘We hebben alle tijd, laten we doen alsof dat zo is.’
‘Welke muziek is dat?’
‘Dat is een liedje dat veel voor me betekent. Het is als het ware ook deel van een ritueel. Als ik een feestje organiseer hier in huis en iedereen is weer vertrokken en ik heb de tafel afgeruimd, ergens in de nacht, dan zet ik altijd dit nummer nog een keer op. Het heeft iets wonderlijks om het te horen in de nacht.’
‘Het past bij jou. Liedjes die een beetje droef zijn, het is alsof je die altijd opzoekt.’
‘Misschien zoeken zij mij, dat zou ook kunnen.’
‘Er is iets met je ogen. Ze zijn zacht en open, maar ook moe.’
‘Ja? Dat zou kunnen. We hadden het er al over, eerder deze week, aan de telefoon.’
‘Misschien zie ik het nu gewoon beter. Ik herkende wel wat je zei. Dat het soms een beetje vermoeiend is dat je gewicht krijgt doorheen de tijd. Dingen die mensen die voor jou kwamen door de tijd heen aan jou hebben doorgegeven. Ik voel dat soms zelf ook in mijn lichaam, hier zo.’
‘Ja, bij mij ook hier, in mijn borst.’
‘En soms wil je gewoon drijven.’
‘Zonder zwaartekracht.’
‘Ja.’
‘Soms is het er gewoon een beetje. En daarna gaat het ook wel weer weg. We zijn allemaal in de tijd geworpen, en we doen ons best om ons een beetje los te maken van die tijd, om zelf onze eigen tijd te zijn. Iets in die aard.’
‘Dat is wel een mooi beeld. En je doet dat goed trouwens.’
‘Jij ook.’
‘Heb je vorige nacht die mooie maan gezien?’
‘Ja, ik wou je nog een berichtje sturen. Een maanberichtje.’
‘Zonder dat je dat deed is het toch aangekomen. De lucht leek zo open, met die felle grote maan erin. Het leek even alsof alles mogelijk was, alsof je met heel je lichaam open kon ademen of zo. Het is een raar beeld, maar iets in die aard.’
‘Ik begrijp denk ik helemaal wat je bedoelt. We kunnen straks nog eens gaan kijken naar de maan.’
‘Dat gaan we zeker doen. Denk je dat we ouder geworden zijn?’
‘Misschien zal ik dat straks pas weten als ik naar je kijk in het licht van de maan. We zijn wel veranderd, maar op een goede manier.’
‘Het doet me soms pijn als je vertelt dat je schrikt als je jezelf ziet. Alsof je terugdeinst of zo. Terwijl de tijd mooi is in jouw gezicht.’
‘Vanbinnen voelt de tijd wel goed, meestal. De buitenkant, dat is wat anders. Gelukkig voor jou heb jij dat probleem alvast niet.’
‘Je moest eens weten.’
‘Ik weet het.’
‘Soms vraag ik me dat af, op die momenten dat ik me ook zo moe kan voelen. Op zo’n moment voel je dat gewicht op je. En dan vraag ik me af of het me zal lukken om genoeg lichtheid in mijn lichaam te houden. Ik heb daar natuurlijk allerlei theorieën over en voor anderen altijd heel veel goede raad, maar af en toe, heel even, is er dan een klein moment van twijfel. En dat gaat dan ook wel weer over.’
‘Ik herken het helemaal. Misschien is dat op zich wel een hoopvol beeld. Dat je gewoon even moe mag zijn, en dat het daarna ook wel weer overgaat. Zoals de zee, die op en neer gaat.’
‘Misschien is dat iets van dat ouder worden. Dat je het kunt vertrouwen, dat de dingen komen en gaan.’
‘En dat de maan je zal helpen.’
‘Samen met de verhalen van de nacht.’
‘In dat liedje gaat die man vertrekken voor een lange reis over de zee, terwijl zijn liefje achterblijft. Er is iets in dat verhaal dat me steeds raakt.’
‘Misschien zijn we allemaal wel een beetje onderweg, over de zee, hopend ooit terug te komen.’
‘En dan komt de maan ook wel goed van pas.’

27 maart 2021

Briefplekken


Brieven schrijven.

Telkens iets van jezelf ontdekken. Eens het in de woorden staat, is het er.

(Het was ook zo in de brieven over de liefde, denk je nu. Dat soms verwarrende en drassige terrein van onbestemdheid en schuivende lagen liet iets zien. Door de woorden. Sommige woorden zijn moeilijk om te gebruiken, voor jou toch. Anderen zijn er beter in.)

Het is raar, hoe er eigenlijk niets veranderd is aan de dingen. Alleen is er nu een gewicht gelicht. Er was een plek die de woorden niet konden oversteken. Ze moesten aan die kant blijven. Waar het onbenoemde ook bleef.

En door de woorden veranderen de dingen zelf toch ook een beetje. Eens ze er staan, zijn ze er. Het gewicht dat ze hadden door nog niet verwoord te zijn, kan evaporeren.

(Soms aarzel je nog, alsof iets over je schouders meekijkt. Misschien is iets iemand.)

In de brief mag het, denk je. De verhalen mogen er gewoon zijn. De sluiers zijn niet nodig, het spotlicht ook niet.

Er is iets met de vorm. Een tekst is een plek. Een brief is een plek. De woorden maken de dingen tot een ruimte. Je kunt die plek zien. En er is het ritme van het maken van een plek. Het ritme om woorden na elkaar te zetten in zinnen. Om zinnen na elkaar te zetten, soms gescheiden door een kleine leegte. In dat ritme is er een grote adem. Je begint eraan, weet nog niet waar je naartoe zult gaan, hoe de overtocht zal zijn. En ergens voorbij de helft, voel je hoe de dingen zich neer gaan leggen. Hoe ze aangeven tot waar de plek zal komen. Daar kun je het loslaten. Je kunt daarna vanop een afstand naar de brief kijken, en je ziet een plek, zelfs zonder de woorden te lezen.

(Misschien komt er een vrijheid. Misschien is het de vrijheid van de wees.)

Ofwel is er het schrijven met de hand. Zwarte inkt, het kan niet anders. Je moet je hand volgen. Je adem loopt langs je hand. Ofwel zijn er de toetsen. Die erg zachtjes worden aangeraakt voor een brief. Het geluid mag nauwelijks hoorbaar zijn. Het nadert het strelen. En het maakt de woorden zachter.

Je begrijpt na een heel leven nog steeds niets van woorden. Hoe ze echt werken. Waar ze vandaan komen. Hoe ze bewegen in je huid. Je hebt nog een leven nodig.

Brieven maken een plek tussen mensen. Misschien slijten ze heel voorzichtig een pad uit in het zand of in het gras. Soms kun je kijken naar een pad in het bos of in het veld en beseffen dat dat pad er ooit niet geweest is. De mogelijkheid van een pad was er wel altijd. Net als het bos of het veld zelf.

(Misschien verander je zelf, door de woorden. Je bent een plek van verhalen.)

Er is magie in het reizen. De reis kan dagen duren, geduldig gedragen door handen. De reis kan een flits zijn. Iets van het wezen van de brief kan alleen maar bestaan in dat onderweg zijn. Er is een niemandsland tussen hier en daar.

Soms kun je een klein papiertje maken met woorden die in de brief zouden moeten komen. In het denken dat aan de brief voorafgaat, komen die woorden naar je toe. Je schrijft ze op, zodat ze niet verloren gaan. Soms komt er een woord tijdens het schrijven. Een woord dat straks zou moeten komen, het mag nog even op het papiertje. Als je ziet dat alle woorden op het papiertje ondertussen in de brief zijn geland, wordt er iets rustig.

(Je denkt dat anderen veel beter echte brieven kunnen schrijven. Je oefent nog in plekkerigheid.)

De brief is een plek, is een ruimte en is zo ook tijd. De woorden vragen de tijd die nodig is. Misschien waren ze in voorlopige afwezigheid al voorvoelbaar op het nog lege blad of scherm. Ze wachtten rustig in hun leegte. En daarna was er de tijd van de zinnen. De zinnen vragen tijd, ook al verwoorden ze vaak zoveel gelijktijdigheid. De woorden hangen in de tijd. Er is het niet goed te omschrijven besef van de tijd na het laatste woord van de brief. Er is de tijd van het reizen. Maar er is ook de tijd van het lezen. Alleen in de tijd van het lezen, het herlezen, het nog niet lezen is er iets van de gelijktijdigheid, is er iets van het verhaal. Het besef hier van de tijd daar is als een voorwaarde van de brief.

En alle dingen die niet gezegd zijn. Soms laten ze zich pas voelen als de brief al lang weg is. Misschien heeft de brief bij het nog niet gezegde een nieuwe open plek gemaakt, waardoor de andere dingen zich wat kunnen herschikken en zichtbaar worden.

(Iets in jou is rustiger geworden. De dingen mogen er gewoon zijn. Ze worden misschien gewoon een beetje trager door de brief.)

En hoe je ook kunt dromen van een brief die nog moet geschreven worden, die zou kunnen geschreven worden. Je kunt die brief al een klein beetje zien in je hoofd, lang voor het eerste woord er staat.

(Of een geliefde die je zegt dat ze je een brief zal sturen. Die brief kun je ook al zien, ergens.)

De brieven die bewaard zijn, ze blijven altijd iets van het geheim van hun mogelijkheid behouden.

26 maart 2021

Leeg maken


Soms verlang je naar leegte, langzaam, in etappes.

De vergadering. Ze was al lang aangekondigd. Je had alles vooraf goed gelezen. De andere plek in het huis. Het licht is daar anders. Met de kast achter je.

(Je had, denk je, nog wat zitten prutsen met die instellingen. Sommige programma’s zijn gemaakt om intuïtief te zijn, of zoiets. Je zou als het ware vanzelf de juiste dingen doen. Jouw hoofd werkt blijkbaar een beetje anders.)

Alles netjes binnen de tijd.

(Iets in je is een beetje moe en verdrietig. Je weet niet zo goed waarom. Het komt op de lege momenten, het was er al, onder je huid.)

Ergens in de nacht denken aan het stukje dat je nog moet schrijven, later die week. Het komt nog niet naar je toe. Je moet nog wachten.

Een andere dag. Je zit weer aan de tafel. Je moet verslag maken van de vergadering. Als je jezelf later ziet in de opname, schrik je. (Misschien een beetje zoals je grootvader schrok van die foto’s die je van hem had gemaakt.)

Opruimen, dat had je je voorgenomen. Wat weg is, zal niemand opvallen. En toch is het gewicht, dat er niet meer zal zijn. Die grote dozen met hopen kaartjes en brieven van zoveel jaren. De dozen zijn te vol, veel moet eruit. De brieven zullen alleszins blijven. Zoveel dingen gaan weer door je handen. Schriftjes met dingen die je toen schreef. (Je schrikt even bij het lezen.) Een kaartje van zoveel jaar geleden, dat je al lang zocht. (Het is er nog.) Enkele kleine dozen vol, klaar voor het ophalen, de volgende ochtend. Nadien ben je blij en droef tegelijk. Alles zeurt in je lichaam. Tranen, tijdens het koken. (En dan gewoon de zee.)

Die andere vergadering. Je had ze zo goed mogelijk voorbereid. (Iets met handgeklap.) De dingen lopen goed.

(Je bent al een beetje rusteloos voor de volgende dag. Je hebt steeds minder zin in al het gedoe, al die reacties die ongetwijfeld weer alle richtingen uit zullen stuiteren.)

(Ergens in de nacht is het alsof de toestand tussen jou en de tekst kruipt die je nog te schrijven hebt. En je wilt het niet. Het zuigt je naar beneden.)

Een andere dag. Je loopt door de stad, terug naar huis, na de wekelijkse afspraak. Je rug is dankbaar. Wat onderhuids is, kan net iets beter bewegen.

Een mooi gesprek. Het maakt je droef. Iets over de dood en het leven. Iets over niet willen dat een ander iets overkomt wat jou ook al is overkomen. (Iets over erfschuld, dus weer.)

(Verlangen naar leegte. Verlangen om je terug te trekken, voor even. Alleen maar lezen, of zo. Mensen die zwijgen. En alleen maar kijken naar alles wat is. Het zuigt.)

(Die avond ben je week.)

Een verwarrende nacht.

Een andere dag. Straks zal die foto gemaakt worden. (Iets is een beetje zwaar, ergens in je. Het zou handiger zijn als er alleen maar lichtheid was. Maar het is goed zo, denk je.)

Je leest de kranten, iets stelt je gerust. Het maakt je iets minder moe.

De foto’s worden gemaakt. Eerst met de anderen, daarna alleen. (Je probeert een zachte binnenkant van je huid te zoeken.)

(Heel vriendelijk zijn, zacht praten, het helpt.)

Het stukje laat zich voorzichtig schrijven. (Je hebt een papiertje met woordjes. De laatste kwamen naar je toe op de fiets.) Je weet weer niet waar het eigenlijk naartoe gaat, maar het is. Iets over alles wat is, iets over een boom. (Je weet niet of het goed is, maar het maakt je een beetje rustig.)

(Je leert weer allerlei nieuwe dingen over dat apparaat.)

Daarna leggen de dingen zich neer.

(Het verlangen naar leegte is iets trager geworden, voel je.)

Een andere dag. Je neemt de trein.

Het ritme van de dag. (Het zal misschien lang duren eer je nog eens hier zult zijn, denk je.)

Weer thuis. Je krijgt de foto’s van de vorige dag.

(Je schrikt. Je probeert te blijven kijken. Dit is wie je geworden bent, denk je. Misschien is er iets te zien van die zachte huid aan de binnenkant.)

Je denkt aan lege plekken, het is goed.


21 maart 2021

Eerste persoon enkelvoud


Er is een eenzaamheid in ouder worden. Er zijn herinneringen die je sterk bijblijven over merkwaardige gebeurtenissen. Die hebben je leven niet echt veranderd in de zin dat ze inzicht gaven in een diepere zin. Ze weerstaan aan eenvoudige interpretatie of aan vragen die wat gebeurde zouden willen omzetten in een thema of een betekenis. Ze zijn in een verhaal ook geen heldere metafoor. Ze zijn. Als de wereld minder surrealistisch wordt, is het alsof de vervreemding transparanter wordt. En het lijkt alsof de auteur zo zelf meer in beeld komt. Dat is het gevoel dat overblijft na het lezen van Eerste persoon enkelvoud, van de Japanse schrijver Haruki Murakami.

Het is een verhalenbundel met acht verhalen. Je begint er als lezer aan met enige aarzeling. Als je al veel van hem hebt gelezen, is het een beetje of die andere boeken meekijken over je schouder. Je verwacht een bepaald universum te herkennen dat tegelijk heel helder en lichtjes verstoord is. Je verwacht dieren die ineens spreken, een logica die je hoofd af en toe doet tollen en mensen die een beetje verdwalen in de absurde alledaagsheid. De vanzelfsprekendheid van dat universum lijkt in zekere zin een spiegel van een werkelijkheid die op zich vervreemdend is. Mensen dolen er doorheen, houden zich vast aan routines. Misschien wil je als lezer net heel erg dat universum opnieuw herkennen. Misschien ben je tegelijk bang dat het een bepaalde formule is, die de auteur telkens opnieuw kan opvoeren, een beetje gemakzuchtig.

Wat we kennen van Murakami komt ook in deze verhalen terug, maar met mate. Er zijn de vele verwijzingen naar muziek, zoals in een heerlijk verhaal over een niet bestaande plaat van Charlie Parker die bossa nova speelt. De jazzmuzikant komt de auteur bedanken voor zijn verhaal of droom. Er is een verhaal waarin een stuk van Schumann een hoofdrol speelt. Er is een fascinerend verhaal met een sprekende aap die zich beter thuis voelt in de wereld van de mensen dan in die van de apen. Er zijn figuren die ineens uit het niets lijken te verschijnen en wijsheden geven die raar lijken, waarna ze weer verdwijnen. Er zijn mysterieuze vrouwen.

De dingen die je kent, zijn er wel, maar het lijkt alsof de balans verschuift naar een andere toon. De melancholie lijkt directer. De verschillende verhalen lijken in een min of meer chronologische volgorde te staan. Ze worden telkens verteld door een ik-verteller, een schrijver, die zich in een van de verhalen ook Haruki Murakami noemt. De schrijver denkt meestal terug aan ontmoetingen met meisjes of vrouwen in de loop van zijn leven. Ze waren heel erg mooi, of net heel lelijk. Ze maakten een diepe onmiddellijke indruk en verdwenen toen. Ze bleven door een toeval bij hem slapen, waarna ze onzichtbaar werden. Ze lieten na jaren van zich horen, maar bleven afwezig. Ze deelden een tijd zijn leven, en waren toen ineens weg. Ze bleken dingen gedaan te hebben die hij totaal niet had verwacht. 

Die momenten zijn er, en ze vervliegen in de tijd. Ze lijken telkens iets aan te raken, iets van de liefde, iets van een verbinding, iets van wat echt belangrijk zou kunnen zijn. Maar ze laten zich tegelijk niet lezen, niet interpreteren, niet vatten in een wijsheid. Het is alsof de ouder wordende verteller aanvoelt hoe de werkelijkheid onkenbaar is. Er zijn die sterke herinneringen, maar die helpen of troosten niet echt. In het laatste verhaal trekt de schrijver een pak aan en gaat hij naar buiten, waar hij al snel voelt dat hij niet samenvalt met zichzelf. In de spiegel in een café is hij voor zichzelf een vreemde geworden. Een vrouw die naast hem zit, begint hem te provoceren, daarbij verwijzend naar iets dat hij zou hebben gedaan ooit.

Wat wel heel erg aanwezig blijft, is de taal van Murakami. Die heeft altijd een merkwaardig soort helderheid. Als je zijn boeken leest, is het soms alsof het papier van glas is. Er is veel licht tussen de woorden. Hij heeft een heel eigen stijl, die karig, een beetje onderkoeld en ook sprankelend is. Je merkt dat in hoe hij de vrouwen beschrijft. Dan lijken zijn woorden jong en fris.

In het geheel van de verhalen kun je wel een soort verschuiving voelen. Het is alsof de echte auteur Murakami zichzelf dichter bij het verhaal laat komen. Of de verhalen echt autobiografisch zijn, doet er eigenlijk niet zoveel toe. Het zou kunnen. Er klinkt een zekere eenzame vermoeidheid in de woorden. Ze zijn die van een ouder wordende man die minder opsmuk nodig heeft. De vervreemdende werkelijkheid komt niet zozeer via een spiegeleffect in beeld, maar laat zich voelen in een meer directe melancholie. Het onderhuids droeve neemt het magische een beetje over.

Je houdt er als lezer een wat dubbel gevoel aan over. Niet alle verhalen in het boek zijn even sterk. Niet alles blijft goed hangen in je hoofd. Soms is er een zekere vrijblijvendheid of heb je het gevoel dat een verhaal nogal abrupt wordt afgebroken. Tegelijk voel je ook hoe de verhalen op een of andere manier dichter naar de werkelijkheid bewegen en dichter bij de persoon van Murakami zelf komen. Hij verschuilt zich minder achter zijn spiegelpaleis. Je voelt die lichte vermoeidheid en tegelijk ook een zoeken naar een andere vorm voor zijn schrijven. En zo blijf je toch benieuwd naar wat er nog gaat komen de volgende jaren.

20 maart 2021

De stoel


Het boek ligt lekker in je hand.

Hoe hij over vrouwen schrijft.

Zo komt er meer licht op je blad.

De stem van een kind.

Je been trekt.

Ergen is er een verdriet.

Bij het boek blijven.

Een andere bank daar, welke kleur zou dat moeten zijn?

Ze komt in jouw hoofd.

Die plaat van The Beatles in het verhaal, jij hebt die in de Duitse uitvoering.

Hoe zat de stoel vroeger?

Je zou moeten poetsen.

Soms zie je verlangen, maar je begrijpt het niet.

Geen idee hoe lang je hier al zit, niet naar je horloge kijken.

Iets in je buik ontspant, tranen.

De kast staat daar rustig.

Verder lezen.

Niet vergeten straks de digicorder te programmeren voor die dansvoorstelling.

Er is iets met het licht, in al zijn boeken.

Zul je straks zin hebben om er een bespreking over te maken?

Wat een stom verhaal was dat in die serie.

Minder magisch, meer melancholisch, dit boek, denk je.

Waar in je rug zal het straks pijn doen als je opstaat?

De telefoon ligt op de tafel, goed dat er niemand een berichtje stuurt, je zit goed.

Haar na het weekend zeker nog bellen, zoals je je voorgenomen had.

Zou het dezelfde vertaler zijn als in zijn andere boeken? Je denkt dat het een andere is.

Die ene opmerking die je las maakte je verdrietig.

Was je stem goed?

Van ergens, in de winkel of zo, kartonnen dozen meenemen, zodat je verder kunt opruimen.

Die leuningen zijn echt goed. Het is goed hier te zitten.

Misschien kun je morgen het boek al uit hebben.

Op deze plek in de kamer alleen zijn.

Hoe zou het nu echt met haar gaan? 

Dat tafeltje zou je ook kunnen veranderen.

Was er ook iets met nieren en trauma?

Zou hij dit boek ook al gelezen hebben? Of heeft hij een beetje afgehaakt?

Je voelt je voller, als de tijd lezend voorbij gaat, denk je.

Buiten, achter je rug, is er een mooie zon. Het is stil.

Bijna genoeg voor vandaag. De andere helft is voor morgen.

Dat ene kussen doet iets goeds.

Zo meteen eerst alle spullen op het aanrecht inladen in de kast en de koelkast.

Het boek, met het juiste kaartje, met die foto van dat bootje met die blote mensen, terug op de stapel.

Er is nog altijd veel licht buiten.

19 maart 2021

Tussenstanden


Soms komen verjaardagscadeautjes wel op tijd aan.

Voor het eerst na al die weken die afspeellijst horen.

De foto komt dichterbij.

Nadenken over de betekenis van niet storen.

Slaapaarzeling.

Rare dromen, na een omweg terug in de nacht schuiven.

Een bericht lezen en wat er gebeurt.

Iets is er nog.

Opruimplannen.

Een verhaal is ver weg.

Teleurstelling, sommige mensen zijn vermoeiend voorspelbaar.

Bloemetjes halen, nood aan bloemerigheid.

Al bijna een beetje wennen aan de nieuwe smartphone.

Zien wat er niet was.

Bloemetjes in de bakken, lichte overmoed.

Net toen je haar die dag wou bellen.

De dingen vinden zichzelf.

Pom, pom, pom.

Even je stem kneden.

Een pakje in het postkantoor, altijd op het verkeerde lijntje schrijven.

Goed nieuws horen, opgelucht.

Bijna knuffelbaar.

Zoveel verslagen.

Die pauze in de lange videovergadering is net lang genoeg om de was in te steken.

Die mevrouw heeft een mooie naam.

Een emotie neemt het over.

Nog even het lijstje afwerken.

Net voor je je presentatie moet geven.

De verschillende geluidjes bijna allemaal herkennen.

Anders alleen.

De felle zon in de ochtend.

Je zult wel weer op een verkeerde knop hebben geduwd.

Misschien is jouw associatieve logica anders.

De koffie, met chocoladeverlangen.

Eraan denken een nieuwe grote zak koffiebonen te halen.

Foto’s maken met dat ding, oefenen.

Al die planten, dus.

Nieuwe plaatjes voor de presentatie.

De trein wiebelt aangenaam.

Denken aan een stapel platen.

Het huis glimlacht.

14 maart 2021

Het blijven en daarna


Die blokjes in het blad van die tafel en van de kast. Ze hebben zich goed genesteld in deze tijd. Misschien hebben ze alles gezien. Ze vragen enkel om aangeraakt te worden.

Hoe je ergens in de nacht een vroegere geliefde door je heen voelt bewegen. Hoe jullie even naar elkaar kijken. Hoe iemand zegt dat het echt was, en dat is goed.

De jazzplaat, en die trage uitvoering van Saint James Infirmary. Je blijft even staan in de kamer om alles goed te horen. Hoe dat nummer met je meegaat.

De stoel heeft een plekje gevonden. Het is nog een beetje zoeken met de planten. De stoel voelt als een nieuw leven. En de leuningen zijn perfect om de boekenbijlage te lezen.

Je leest het interview. Zij schrijft gedichten. Je kijkt lang naar de foto. Die ogen. Wat zou je haar vragen als ze hier nu voor je zat?

Sommige spullen verzetten zich tegen het verdwijnen. Ze zijn minder elegant dan andere, zoals de kast. Die heeft zelfs geen verzet nodig. Ze is soeverein.

De actrice in de nieuwe serie. Het beeld is zo scherp dat je haar huid als van dichtbij kunt zien. Je ziet de tijd in die huid. Het lijkt zo rustig, dat landschap.

De ene plek vrij maken, het betekent soms dat je een andere plek later moet aanpakken. Misschien bewegen de dingen zo ook door het leven, in etappes.

Je denkt aan haar hand. Hoe je er naar kon blijven kijken. Herinneringen voorbereidend. Je indekken tegen het verdwijnen, zou een ander zeggen.

Je had het met een lichtjes hardnekkig geloof volgehouden. Die ene plant op het terras elke ochtend weer netjes op de terrasrand zetten. Tot je onder ogen moest zien wat de zon al wist.

Heel traag en zorgvuldig die appel schillen en daarna in kleine partjes snijden. Wel partje per partje. Je houdt wel van een beetje zurig, stel je weer vast.

Uit je bed floepen en vaststellen dat je rug nog niet helemaal in de goede haak zit of zo. Wat beter klinkt dan nog te stramme spieren in je nek. En je hoofd dat nog een beetje wazig is, bijna duizelt.

Die radio voelt zich nu helemaal thuis op dat plekje op de piano. De radio is een deel geworden van de rituelen, die zich in de kamer verlegd hadden.

De verhalen die je graag zou willen horen van iemand. Ze lijkt zo ver weg. Je zou haar veranderende tijd willen zien, denk je. Misschien zal iets niet verloren gaan.

Je hebt die app geïnstalleerd (net echt). Je kijkt naar je medische dossiers. Naar de woorden en de zinnen in de verslagen. Je lichaam lijkt ineens een klein beetje minder poëtisch.

Je kijkt naar je spiegelbeeld in de ochtend. De lijnen. Je probeert te zien hoe ze gezien zouden worden. Je probeert de foto te denken die nu van dit moment zou gemaakt zijn.

Je had die hoop glazen potten voor iemand opgespaard, toen. Ze lieten zich niet wegbrengen, gaven telkens nieuwe excuses voor het uitstel. Je brengt de bak met potten naar de glasbak.

Je weet niet hoe je lichaam zal reageren, als. Het leeft soms in een parallelle tijd, of gewoon in een eigen ritme. Het weet meer dan jij weet.

In de propvolle doos met potloden vond je ook zo’n potlood met rood en blauw terug. Het is net iets dikker dan de andere. Het is uit je herinnering weer naar hier gekomen.

Je haalt een nieuwe, kleine, boodschappentas in de wereldwinkel. Je had een kleinere en een grotere. De kleinere begon te scheuren. Die kleine past netjes in je fietstas.

De aardappeltjes bakken in de pan. Het hoort bij deze dag, als antwoord op melancholie. Ergens tussen de twee is er een klein niemandsland.

Die twee planten op de hoek van de tafel. Ze hebben een beheerste uitbundigheid. Misschien bewaken ze de kamer. Ze zijn nog jong, maar zien het helemaal zitten.

13 maart 2021

Waterverlangen


Je ziet het voor je. Alle dingen die je gaat opruimen. Stukje per stukje. Zo is het in je hoofd. De ene steen veranderen door een andere, en uiteindelijk de muur veranderd hebben.

Het gaat in golven, denk je. Lange golven. Ergens voorbij de helft begin je te voelen dat het tijd is.
Anderen lijken daar altijd beter in. (Maar dat denken die anderen misschien ook.) Hoewel. Sommigen ook helemaal niet.

Sommige veranderingen maken je preventief moe. Iets in jou wil altijd dat er dingen zijn die blijven, toch enkele. Maar dat is het punt niet, denk je. Misschien duurt het even eer je kunt zien wat er kan blijven, rustig.

Misschien loop je tegen de uiteinden van jezelf aan. De dingen die je voor jezelf bedacht had, en wat je ermee verbond. Dat je het telkens alleen moet doen, wat niet is, zoals je wel weet.

Misschien heb je je ermee verzoend, dat je lichaam een eigen ritme heeft, dat sommige wegen helemaal ten einde (of toch bijna helemaal ten einde, misschien telkens net niet helemaal ten einde) moeten worden gelopen. De dingen komen uiteindelijk wel op het juiste moment.

Iets in die aard.

Soms is het zo dat je droomt dat er iemand even naast je zit. Niet oordeelt, je niet wijst op hoe buiten de tijd je bent, maar gewoon met je mee kijkt en denkt. Die lichte vermoeide angst, dat iemand het falen zal zien. (Het zegt meer over jezelf.)

Wat je nu in je hoofd hebt, je weet aan wie je het zou willen vragen. En het zou mogelijk zijn, als niet net, nu, voor een tijdje nog, minstens.

Soms kan een ander, door bijna niets te doen, je net over een drempel helpen die je zelf ook al zag.
Het is niet zo moeilijk eigenlijk, besef je telkens nadien. Je weet ook wel hoe het moet, eigenlijk.
(En zo is het waarschijnlijk voor iedereen.)

Je loopt door het huis. Maandenlang werd onderhuids zoveel van je energie ingenomen door dat aangekondigde vertrek en alle rimpels op het water nadien. Misschien is dat wel een mooie gedachte. Dat je ingenomen wordt, en naarmate de dingen zich daarna langzaam terugtrekken dat je dan weer kan bewegen in je adem. Je kijkt anders naar het huis, voel je.

Maar er is meer, denk je. Misschien zijn er dingen die nu pas kunnen. Je weet niet wat het zou willen zeggen. Iets met stapeltjes verleggen.

Je loopt door het huis, ziet wat er zou kunnen gebeuren, hoe dat een evenwicht zou kunnen doen kantelen, wat het met jou zal doen. Het zijn misschien honderd kleine dingen.

Elk stapje apart, denk je. Het is allemaal goed. De lente zal de rest wel doen.

Het duurde een tijd eer je dat verlangen toe kon laten. Een winter of zo. Of iets dat erop lijkt.

De dingen hebben hun eigen ritme. Misschien wacht je altijd net een klein beetje te lang, misschien ook niet. En misschien is het ook niet erg, net na deze winter, dat je in leegte nog een beetje voor je uit kijkt.

Het is wel goed voor jou, denk je, dat van die steen per steen.

En het zal ergens anders gaan liggen dan je nu denkt, en dat is ook goed. Daarna gaan de dingen weer verder, en begin je weer.

Elke dag een beetje beginnen, misschien is dat wel een goed plan. Een plan dat geen plan mag zijn.

Misschien is het gewoon een verlangen naar water.
 

11 maart 2021

Geluiden in de nacht


De fadozangeres. Je herinnert je nog zo goed hoe het was om haar te zien in de schouwburg. Waar je zat. Met je fadovriendin.

De buurvrouw en haar dochtertje. Ze is nog zo klein. Je smelt een beetje, maar zorgt dat het niet te hard opvalt.

Ergens in de nacht lig je wakker. Het is zo stil buiten. Het is fijn dat het stil is ’s nachts. En toch mis je heel even het geluid van iemand die voorbij loopt, zachtjes iets zegt tegen haar geliefde of zo. Je weet nooit wie het is.

Een toevallige ontmoeting op straat. Het is al zo lang geleden dat je haar nog zag. Er zijn te veel verhalen voor te weinig tijd. Je voegt iets toe aan het lijstje uitgestelde knuffels.

Je krijgt foto’s van de stoel in wording. De stoel die is teruggehaald uit de tijd. Met zachtheid door een vriend uit elkaar gehaald en nu weer in elkaar gezet en hersteld. Je maakt een afspraak om die andere zeteltjes weg te laten halen, zodat er plaats komt. Wie in die stoel zit, zal ook de olielamp op de piano kunnen zien, denk je.

Opruimverlangen. Te spreiden over de volgende maanden, denk je. Stukken van het huis aanpakken. Dingen die mogen vertrekken, dingen die mogen komen. Alsof het op iets wachtte.

Ergens in de nacht schiet je wakker uit een akelige droom. Iemand die je zeer dierbaar is zit in die droom te wenen. Er is haar iets overkomen. Het duurt lang eer je weer in een zacht lichaam neerdaalt.

De eerste smartphone gaat er dan toch aankomen. Na enkele omwegbewegingen en merkwaardige contacten met mensen die je aan de lijn krijgt na zeven doordruktoetsen.

De mevrouw bij wie je de afspraak gaat maken voor de melanoomcontrole. Je schrijft de afspraak in je agenda. Ze vraagt of ze die ook nog eens op zo’n speciaal papiertje moet schrijven. Doe maar, zeg je. Met zo’n papiertje is het net een klein beetje echter.

Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou?

Een proactief verjaardagscadeaubeleid is altijd een goed excuus om in de boekhandel rond te lopen.

Ergens in de nacht wakker liggen. Iets ging fout. Je weet hoe dat gaat, zoals altijd. Het heeft enkele dagen nodig om af te dalen, door je lichaam. Het is niet echt te versnellen. Wachten is goed, niet het eerste gevoel volgen. Rustig kijken naar het eigen aandeel. En wachten. Het is stil buiten. In je hoofd is er een fluittoon.

Die appel is ongelooflijk lekker.

Is die zon niet geweldig? De buurvrouw van aan de andere kant.

Proberen zo lang mogelijk een zo diep mogelijke bromtoon te maken. Als vorm van interne keelmassage.

Een bericht van daar – je kijkt even in die richting – dat andere land, maar dezelfde familie. Iemand is gestorven. Het maakt je droef.

Een beetje gulzig dartelen door de series die je nu kunt bekijken.

Ergens in de nacht. Het geluid van de wind. Hoe het was in het vorige huis waar je woonde. Hoe het hele huis begon te bewegen, dacht je. Hoe je droomde van een nieuw huis, waar je altijd veilig zou zijn voor de storm. Je luistert naar het geluid van de wind, het is alleen geluid geworden.

Je wacht voor je scherm op het begin van doctoraatsverdediging. Mensen bekijken elkaar. Je krijgt een bericht. Over het potlood dat je tussen je vingers laat bewegen. De wereld is wonderlijk.

Je schrijft het lijstje te doen over met de oude pen die je meebracht uit het huis.

Misschien heb je zelf stiekem ook wel een badverlangen.

De trein rijdt door de wind. Het aankondigingsbord kleurt rood.

Je hebt weer iets geleerd, denk je. Misschien wist je het al, en weet je het nu nog beter.

Ergens in de nacht. Je lichaam is niet echt rustig, zo blijkt. Het valt in etappes in een slaap. Het is stil buiten. Een liedje zit in je hoofd. Je concentreert je op je ademhaling. In en uit. Je verdwijnt in een zee.

07 maart 2021

Josefina


Ik zag haar voor het eerst bij het wandelen. Ergens onderweg was ik even op een bankje gaan zitten. Ik kijk graag naar mensen. Hoe ze bewegen. Welke evenwichten er in hun lichaam zitten. Hoe het komt dat je net naar die ene persoon blijft kijken. Soms kun je er een verhaal bij bedenken. Soms zie je vermoeidheid, de tijd die weegt, dingen die er niet gekomen zijn. Soms zie je gulzige liefde, verlangen dat nog niet is uitgesproken. En misschien zie je soms iets dat alleen maar in je eigen hoofd bestaat.

Ze was me al opgevallen terwijl ze voorbij kwam. Ik was meteen aangetrokken door de felle kleuren van haar jas en sjaal. Het leek alsof er een lichte aarzeling in haar stap was. Haar schouders waren een beetje naar binnen gebogen, alsof ze zich moest beschermen tegen iets, een of ander gewicht. Even had ze in mijn richting gekeken. Met ogen die niet geheel vrij waren van de zondagmelancholie. Al kan het ook zijn dat die er vooral in mijn ogen was.

Bijna was ik opgestaan om te vertrekken, maar iets hield me nog even daar. Ik zag ineens hoe zij terug in mijn richting kwam. Ze kwam naast me zitten op de bank, vroeg of dat oké was voor mij. Ze heette Josefina. Van dichtbij zag ik dat het niet alleen mijn ogen waren. Ze keek me aan, sloeg daarna haar ogen neer. Het was alsof er een verhaal zat te wachten.

‘Je zult het misschien wel heel raar vinden dat ik hier zomaar kom zitten. Ik vind het zelf ook een beetje raar. Toen ik daarnet voorbij liep, zag ik jouw ogen, en iets in mij zei: met hem kan ik praten, hij zal luisteren, hij heeft al veel gezien.’ Ik vond dat alleszins een mooiere openingszin dan iemand die vraagt of je al boven de 65 bent en je niet lijkt te geloven als je zegt dat je pas 56 geworden bent.

En ze vertelde me haar verhaal.

Ze zat een beetje vast in de liefde.

‘Die vriend van mij, Leo, soms zou ik hem tegen de muur willen duwen of zo. Gewoon opdat hij iets zou zeggen of doen. Ooit dacht ik dat het zijn mysterieuze kant was, die geslotenheid. Ik vermoedde dat er allerlei diepere lagen waren die ik kon bevrijden of zo. Vrouwen denken dat vaak, dat ze een man kunnen veranderen, zodra ze ermee aan de slag kunnen gaan. Maar na een tijd merk je dat sommige mannen voor geen meter te bewegen zijn. Zelf wil je veranderen, wil je dat de dingen heen en weer stromen, maar je botst op iemand die vooral niets wil veranderen.’

Ik vroeg haar wat ze zelf verlangde.

‘Weet je, ik ben zelf ook niet altijd gemakkelijk, ik weet het. Ik ben een beetje gedeukt door het leven, ben soms nogal hevig, of veel. Ik weet het. Maar diep vanbinnen wil ik denk ik gezien worden. Niet zozeer in de zin van veel aandacht krijgen of zo, of de hele tijd horen hoe geweldig ik ben. Nee, helemaal niet. Meer iets van: zie je wie ik ben, waar ik kwetsbaar ben, waar ik groot ben, waar mijn dromen zijn, waar ik in de war ben. Wil je met mij een stuk meegaan, dat gevoel. Als ik dat uit, ben ik kwetsbaar, en als er dan niets terugkomt, voel ik me in de war of eenzaam. En het is niet fijn dat bij elkaar zijn ertoe leidt dat je je alleen voelt, verlaten.’

Ik luisterde, probeerde zo weinig mogelijk te zeggen. De melancholie had ondertussen bij haar plaatsgemaakt voor zachte tranen.

‘En ik weet wel dat hij ook dromen moet hebben. Ik weet dat hij in wezen geen slechte man is. Misschien wil ik soms te veel, maar als je weinig terugkrijgt, ga je misschien een beetje hollen. Soms heeft hij het moeilijk, ik zie dat. Dan wordt hij lastig, begint zich op mij af te reageren. Wat ook een vorm is van jezelf uit de weg gaan. Het voelt dan alsof ik de hele tijd zijn emotionele kussen ben dat alles moet opvangen. Het zou gemakkelijker en evenwichtiger zijn als hij soms even zou vragen of hij klein mag zijn en of ik hem dan heel even zou vasthouden. Dat is directer en eenduidiger, en het verstikt me niet. Ik zou dat dan ook bij hem kunnen doen, wanneer ik dat zou willen. Soms wil ik ook gewoon dat hij er is, dat ik hem aanwezig kan voelen in de ruimte, als gewoon een veilige rustige kracht. Denk je dat ik te veel verlang?’

Ik zei dat ik daarop niet kon antwoorden. Te veel is een wat onwerkbare uitdrukking. Ik zei dat ik het haar toewenste dat ze een manier zou kunnen vinden om twee verlangens in één stroom te krijgen of zoiets.

‘Soms ben ik bang dat ik mijn verlangen op zal geven. Dat ik zal denken dat het toch niet anders kan. Misschien ook wel omdat er ergens in mij een stem is die zegt dat ik er geen recht op heb om me veilig en gezien te voelen. Misschien zal ik denken dat ik het probleem ben, dat ik wel te onhandelbaar of veeleisend zal zijn. Maar ik ben bang dat daardoor de pijn niet over zal gaan. Soms is het alsof ik ons huis niet meer herken, dat het me benauwt om daar te zijn. Heb jij dat soms ook, dat je huid pijn doet?’

Ja, zei ik. Ik had het de voorbije dagen nog gevoeld af en toe. Ze keek me aan, leek een beetje in de war, al was er ook iets van een geruststelling.

‘Het is alsof het verkrampt, zo hier vooraan, als ik eraan denk dat ik me bij iets neer zal moeten leggen. Dat gevoel klopt niet. Ik wil ook niet zomaar opgeven wat we samen hebben opgebouwd. Maar ik wil ook niet dat ik de rest van mijn leven in ademnood zal zijn. Ik ben bang dat het me bitter zou kunnen maken. Misschien zal ik denken dat het anders zou kunnen zijn, alleen of met iemand anders, maar iets in mij zal zeggen dat ik er geen recht op heb. En dat zou niet kloppen. Misschien moet ik het nog eens proberen. Een rustige atmosfeer maken en hem dan vragen wat zijn verlangens zijn. Misschien zal ik zo iets te weten komen dat ik nog niet wist. Misschien zullen we zo ergens een deur openen die tot nu toe gesloten was. Of misschien zullen we inzien dat we wachten op iets dat niet zal komen, niet kan komen.’

Haar verhaal maakte me een beetje verdrietig. Ik wou zo graag voor haar dat het anders zou zijn geweest. Als het niet zou bewegen, zou er misschien een grauwe sluier over haar mooie gelaat komen. Dat kun je zo niet zeggen tegen iemand, maar ik dacht het wel.

‘Dankjewel voor het luisteren. Het heeft me geweldig geholpen om alles nog eens op een rijtje te zetten. Je bent een goede luisteraar. Niet iedereen kan dat. Ik wens je nog een heel mooie zondag.’

Ze stond op en vertrok. Er was iets veranderd in haar schouders. Ze stapte ook op een andere manier.

Ik bleef nog even zitten. Er kwamen nog mensen voorbij, maar het was alsof ik hen niet echt zag. Ik dacht aan Josefina. Na een tijdje stond ik op en ging terug naar huis. Ik stelde vast dat ik het een beetje koud had gekregen. Thuis zou het warm zijn, wist ik.

06 maart 2021

Het legt zich neer


Soms zijn de dagen alsof je van de ene naar de andere vluchtheuvel moet springen. Net te veel dingen die je allemaal goed wilt doen, en dat dagen na elkaar. Door het lot hadden ze elkaar opgezocht, schurkten ze samen in dat rijtje dagen. Het is alsof je stapeltjes hebt die voor je neus liggen. Telkens iets van het ene naar het andere leggen. Eerst dit, dat nog even laten wachten, dat nu voorlopig even niet, dat al een stapeltje opschuiven. In je hoofd altijd alle stapeltjes zien. En uiteindelijk stel je vast dat er nog een enkel stapeltje overblijft. Het stapeltje gewoon. Vaststellen dat je dus gewoon aan de andere kant van wat een brede drukke straat leek bent geraakt, netjes in één stuk.

En hoe daarna de dingen zich neerleggen, hoe je lichaam verandert. Als een ingehouden adem die zich mag bevrijden. En hoe daarna de achtergrondbeelden, de onderhuidse stroom, de aanrakerigheid zich weer laten zien. De mist is weg.

En wat je ziet. In dromen. In beelden. En wat je voelt.

En zo loopt de dag verder. Je kijkt.

Je schouders merken het. Die ene plek ook. Je kijkt.

Je laat lege plekken, waar het zich laat zien.

Je kijkt naar het licht, dat langer in de dag blijft.

Er is een verlangen naar verhalen.

(Je ziet de dingen waar je een tijdje niet meer over wilt schrijven.)

Hoe gaat het met jou? Gaat het goed met jou? Wat was jouw verhaal vandaag?

Even aarzel je, tussen de twee kamers. Misschien is dat het kantelen.

Met die bon kun je een tijdje allerlei nieuwe series ontdekken. Je begint gulzig. En het is alsof je die personages veel scherper ziet dan anders. Je slurpt verhalen.

De nacht breekt een beetje. Een falend ritme.

Je ziet verhalen die je terug komen bezoeken.

Die ochtend is het stil op het perron. De trein schuift rustig binnen. Je zoekt een knus plekje. De treinmevrouw komt je abonnement controleren en wenst je een mooie dag. (Je denkt nog even aan die treinmevrouw van vorige week, die als een wervelwind tussen de stoelen leek te dansen, met die wiegende beweging.)

Het licht.

(De dingen die je te doen hebt, je kunt ze gewoon na elkaar doen, een voor een.)

De radio mag iets harder. Je houdt van die diepe bas.

Iets beweegt.

Je loopt terug naar het station. Er lijken zo weinig mensen te zijn.

Je wacht buiten aan het dokterskabinet. In de wachtkamer binnen hoor je de twee kindjes roepen. Zodra zij bij de dokter zijn, ga jij naar binnen. Even later is het aan jou. Het lijkt al zo lang geleden dat je haar nog zag. Met die verwijsbrief kun je later een andere afspraak maken. Het gewone ritme van de seizoenen.

Weer thuis. Je eerste glas wijn sinds meer dan een maand.

Het andere ritme laat zich langzaam zien.

De nacht hapert nog, in rare dromen. Misschien een na-ijlen.

Je popelt een beetje in de ochtend. Zo fijn, na al die weken, om weer op een zaterdagochtend je boodschappen te doen. Zo geruststellend om te merken dat je weer te vroeg voor de deur van de winkel staat. Sommige dingen veranderen niet. De winkelmevrouw is blij je fiets te zien.

(De dingen die je nog moet doen, een heel klein stapeltje.)

Je fietst naar een vriendin. Het is al zo lang geleden dat je haar nog zag. Er was die afspraak, vele maanden geleden, om samen naar dat concert te gaan. Het concert evaporeerde. Er zijn zoveel verhalen die wachten. Er is behoorlijk veel wind, denk je. (Je hebt eraan gedacht om wat zonnemelk op te doen, wat al behoorlijk wild lijkt.) Er is altijd die illusie dat je bij het terug naar huis fietsen rugwind zult hebben. Het wordt een mooie wandeling. Je herkent een stuk van het pad, nabij het kasteel.

De wind terug valt redelijk mee. Het is nog wel een heel eind.

Het huis wacht op je. De varen ook.

01 maart 2021

To Be a Man


Hoe worden we wie we zijn? Hoe zwaar weegt de erfenis die je van mensen voor jou krijgt? Kun je een ander kennen? Hoe dun is de lijn waar passie en liefde kunnen kantelen in geweld en vernietiging? Hoe alleen en hoe samen kun je zijn? Kan de aanwezigheid van een ander je minder eenzaam of ontheemd maken? Wanneer zie je ineens dat je een ander moet loslaten? Wat betekent het om iemand te zijn. En nog zoveel vragen meer. Ze komen aan bod in de tien bijzondere verhalen in To Be a Man (vertaald als Een man zijn) van de Amerikaanse schrijfster Nicole Krauss. De verhalen kijken naar mannen, meestal door de ogen van vrouwen, die zo ook naar zichzelf kijken. Elk verhaal heeft een eigen kleurschakering en een vorm die daarbij past. Soms stoppen ze eerder dan je verwacht had, soms gaan ze langer door. Er blijft nog veel ongezegd en er zijn nog veel geschiedenissen buiten het verhaal die hun gewicht hebben. Krauss schrijft in een taal die nauwkeurig en ingehouden is. Een beetje alsof de lucht doorheen de woorden kan bewegen.

In Switzerland denkt een vrouw terug aan een schooljaar dat ze doorbracht in Zwitserland, samen met andere meisjes op de rand van de volwassenheid in een huis. Ze verkennen de rand van de liefde. Een van de meisjes krijgt iets met een oudere man. Hij kijkt naar haar, trekt haar naar zich toe. Zij laat zich bekijken, misschien, gaat mee in een gevaarlijk verhaal, of kan zich er niet tegen verzetten, en verdwijnt. Jaren later ziet ze iets in haar dochters, hoe ze bekeken worden en hoe ze zich laten bekijken.

In Zusya on the Roof voelt een oude man het gewicht van de traditie. Hij deed alles zoals het al eeuwen gebeurde in zijn geloofstraditie en stelt vast dat hij een soort lege huls (van zichzelf) is geworden, een niemand. Net op een moment dat zijn kleinzoon in de traditie zal binnenkomen, wil hij iets doen, in een soort wanhopige poging van machteloosheid en verlangen.

I Am Asleep but My Heart is Awake is een verhaal over een huis, een thuis, ontheemding en eenzaamheid, het onuitgesproken en verwarrende verlangen naar nabijheid. Een vrouw uit New York erft het appartement van haar vader in Tel Aviv. De vader ging heen en weer, zij was nooit daar geweest. Ze gaat er naartoe en beseft dat daar zijn echte thuis was. Bij het huis hoort blijkbaar ook een man, een vriend van haar vader. Misschien zijn zij en hij wel allebei eenzaam.

In End Days moet een vrouw de scheiding afhandelen van haar ouders, die allebei in het buitenland zijn. Ze is in de war en kwaad omdat zij die scheiding op een bijna vanzelfsprekende manier lijken aan te pakken. Zelf doolt ze in de liefde. Voor haar werk moet ze bloemen gaan bezorgen bij een koppel dat gaat trouwen, terwijl er rondom de stad hevige bosbranden zijn. Iets trekt haar naar een man.

In Seeing Ershadi komt een vrouwelijke danser na een tijd tot het besef dat ze een spoor moet loslaten. Een film speelt daarbij een grote rol. Een film kan een immense indruk op je maken, tot je zoveel jaar later vaststelt dat die heel anders in je hoofd zit dan wat je ziet wanneer je de film opnieuw ontdekt.

Future Emergencies gaat over een grote stad waar ineens een alarm wordt afgeroepen. Mensen moeten gasmaskers ophalen om zich te beschermen tegen een dreigend gevaar en zich thuis terugtrekken in een soort quarantaine. Vervreemding hangt als een mist over het verhaal. De situatie doet de balans in een relatie tussen een vrouw en een oudere man (vroeger haar professor) kantelen.

Amour is een verhaal over een liefde die zo noodzakelijk, onvermijdelijk en allesomvattend leek. Alleszins in de ogen van anderen. Eén klein moment doet alles kantelen. Het verhaal wordt verteld in een vluchtelingenkamp. Wat er juist in de wereld gebeurd is, weet je niet. Het hevige licht van die noodzakelijke liefde is omgeslagen in een uitzichtloze duisternis.

In In the Garden leren we een landschapsarchitect kennen, door de ogen van zijn persoonlijke assistente. Ergens in zijn leven heeft hij een compromis gesloten met de macht.

The Husband beweegt ook tussen de VS en Israël. De dochter (in de VS) verneemt dat haar moeder (in Israël) die al een tijd weduwe was ineens in een nieuwe situatie zit. Via de sociale dienst is een man die beweert dat hij haar vroegere echtgenoot is – hoewel dat om allerlei redenen onmogelijk – haar leven komen binnenwandelen. Hij nestelt zich naast haar, begint op een vanzelfsprekende manier mee te bewegen in haar familie. De dochter is in de war en maakt zich zorgen. De dingen verlopen niet zoals ze vreesde en zijn misschien vooral een spiegel voor haar.

Het slotverhaal To Be a Man brengt heel wat van de thema’s uit de andere verhalen op een indringende manier samen. Een vrouw kijkt naar haar vader, naar haar geliefde, naar een vriend en naar haar kinderen. De lange schaduw van de holocaust beweegt mee, ook in een spiegel van het hedendaagse Israël. Kun je uit de tijd kantelen? Kun je voorkomen dat je die dunne grens naar het geweld overschrijdt? Ze kijkt naar haar zonen die een beetje onwennig schuiven in de man die ze zullen worden. Misschien willen ze zelf het kind niet zomaar loslaten, misschien wil de moeder die overgang nog niet zien.

De verteller in de meeste verhalen is een vrouw. Ze kijkt naar mannen die telkens op hun manier een knooppunt van allerlei krachten zijn. Ze voelt zich zelf vaak een beetje machteloos tegenover zichzelf, doolt door haar eigen leven, vaak een beetje ontheemd in het heen en weer gaan tussen plekken. Nicole Krauss beschrijft dat alles op een heel bijzondere manier. Als je stukken opnieuw leest, merk je als lezer allerlei kleine details die telkens een wat ander licht laten schijnen. Er is een wereld van geschiedenissen en menselijk onvermogen die onderhuids onder de verhalen aanwezig is. Er is veel duisternis in die wereld. De verhalen raken die wereld telkens even aan en verdwijnen dan weer in zichzelf. Ondanks het donkere op de achtergrond en de grote vragen die aan bod komen, hebben de verhalen in hun stijl en vorm iets van lichte kleuren en een weefsel waar je precies een zachte wind doorheen kunt voelen. Iets kan elk moment kantelen, of toch niet. Een heel bijzonder boek.