De fadozangeres. Je herinnert je nog zo goed hoe het was om haar te zien in de schouwburg. Waar je zat. Met je fadovriendin.
De buurvrouw en haar dochtertje. Ze is nog zo klein. Je smelt een beetje, maar zorgt dat het niet te hard opvalt.
Ergens in de nacht lig je wakker. Het is zo stil buiten. Het is fijn dat het stil is ’s nachts. En toch mis je heel even het geluid van iemand die voorbij loopt, zachtjes iets zegt tegen haar geliefde of zo. Je weet nooit wie het is.
Een toevallige ontmoeting op straat. Het is al zo lang geleden dat je haar nog zag. Er zijn te veel verhalen voor te weinig tijd. Je voegt iets toe aan het lijstje uitgestelde knuffels.
Je krijgt foto’s van de stoel in wording. De stoel die is teruggehaald uit de tijd. Met zachtheid door een vriend uit elkaar gehaald en nu weer in elkaar gezet en hersteld. Je maakt een afspraak om die andere zeteltjes weg te laten halen, zodat er plaats komt. Wie in die stoel zit, zal ook de olielamp op de piano kunnen zien, denk je.
Opruimverlangen. Te spreiden over de volgende maanden, denk je. Stukken van het huis aanpakken. Dingen die mogen vertrekken, dingen die mogen komen. Alsof het op iets wachtte.
Ergens in de nacht schiet je wakker uit een akelige droom. Iemand die je zeer dierbaar is zit in die droom te wenen. Er is haar iets overkomen. Het duurt lang eer je weer in een zacht lichaam neerdaalt.
De eerste smartphone gaat er dan toch aankomen. Na enkele omwegbewegingen en merkwaardige contacten met mensen die je aan de lijn krijgt na zeven doordruktoetsen.
De mevrouw bij wie je de afspraak gaat maken voor de melanoomcontrole. Je schrijft de afspraak in je agenda. Ze vraagt of ze die ook nog eens op zo’n speciaal papiertje moet schrijven. Doe maar, zeg je. Met zo’n papiertje is het net een klein beetje echter.
Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou?
Een proactief verjaardagscadeaubeleid is altijd een goed excuus om in de boekhandel rond te lopen.
Ergens in de nacht wakker liggen. Iets ging fout. Je weet hoe dat gaat, zoals altijd. Het heeft enkele dagen nodig om af te dalen, door je lichaam. Het is niet echt te versnellen. Wachten is goed, niet het eerste gevoel volgen. Rustig kijken naar het eigen aandeel. En wachten. Het is stil buiten. In je hoofd is er een fluittoon.
Die appel is ongelooflijk lekker.
Is die zon niet geweldig? De buurvrouw van aan de andere kant.
Proberen zo lang mogelijk een zo diep mogelijke bromtoon te maken. Als vorm van interne keelmassage.
Een bericht van daar – je kijkt even in die richting – dat andere land, maar dezelfde familie. Iemand is gestorven. Het maakt je droef.
Een beetje gulzig dartelen door de series die je nu kunt bekijken.
Ergens in de nacht. Het geluid van de wind. Hoe het was in het vorige huis waar je woonde. Hoe het hele huis begon te bewegen, dacht je. Hoe je droomde van een nieuw huis, waar je altijd veilig zou zijn voor de storm. Je luistert naar het geluid van de wind, het is alleen geluid geworden.
Je wacht voor je scherm op het begin van doctoraatsverdediging. Mensen bekijken elkaar. Je krijgt een bericht. Over het potlood dat je tussen je vingers laat bewegen. De wereld is wonderlijk.
Je schrijft het lijstje te doen over met de oude pen die je meebracht uit het huis.
Misschien heb je zelf stiekem ook wel een badverlangen.
De trein rijdt door de wind. Het aankondigingsbord kleurt rood.
Je hebt weer iets geleerd, denk je. Misschien wist je het al, en weet je het nu nog beter.
Ergens in de nacht. Je lichaam is niet echt rustig, zo blijkt. Het valt in etappes in een slaap. Het is stil buiten. Een liedje zit in je hoofd. Je concentreert je op je ademhaling. In en uit. Je verdwijnt in een zee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten