26 maart 2021

Leeg maken


Soms verlang je naar leegte, langzaam, in etappes.

De vergadering. Ze was al lang aangekondigd. Je had alles vooraf goed gelezen. De andere plek in het huis. Het licht is daar anders. Met de kast achter je.

(Je had, denk je, nog wat zitten prutsen met die instellingen. Sommige programma’s zijn gemaakt om intuïtief te zijn, of zoiets. Je zou als het ware vanzelf de juiste dingen doen. Jouw hoofd werkt blijkbaar een beetje anders.)

Alles netjes binnen de tijd.

(Iets in je is een beetje moe en verdrietig. Je weet niet zo goed waarom. Het komt op de lege momenten, het was er al, onder je huid.)

Ergens in de nacht denken aan het stukje dat je nog moet schrijven, later die week. Het komt nog niet naar je toe. Je moet nog wachten.

Een andere dag. Je zit weer aan de tafel. Je moet verslag maken van de vergadering. Als je jezelf later ziet in de opname, schrik je. (Misschien een beetje zoals je grootvader schrok van die foto’s die je van hem had gemaakt.)

Opruimen, dat had je je voorgenomen. Wat weg is, zal niemand opvallen. En toch is het gewicht, dat er niet meer zal zijn. Die grote dozen met hopen kaartjes en brieven van zoveel jaren. De dozen zijn te vol, veel moet eruit. De brieven zullen alleszins blijven. Zoveel dingen gaan weer door je handen. Schriftjes met dingen die je toen schreef. (Je schrikt even bij het lezen.) Een kaartje van zoveel jaar geleden, dat je al lang zocht. (Het is er nog.) Enkele kleine dozen vol, klaar voor het ophalen, de volgende ochtend. Nadien ben je blij en droef tegelijk. Alles zeurt in je lichaam. Tranen, tijdens het koken. (En dan gewoon de zee.)

Die andere vergadering. Je had ze zo goed mogelijk voorbereid. (Iets met handgeklap.) De dingen lopen goed.

(Je bent al een beetje rusteloos voor de volgende dag. Je hebt steeds minder zin in al het gedoe, al die reacties die ongetwijfeld weer alle richtingen uit zullen stuiteren.)

(Ergens in de nacht is het alsof de toestand tussen jou en de tekst kruipt die je nog te schrijven hebt. En je wilt het niet. Het zuigt je naar beneden.)

Een andere dag. Je loopt door de stad, terug naar huis, na de wekelijkse afspraak. Je rug is dankbaar. Wat onderhuids is, kan net iets beter bewegen.

Een mooi gesprek. Het maakt je droef. Iets over de dood en het leven. Iets over niet willen dat een ander iets overkomt wat jou ook al is overkomen. (Iets over erfschuld, dus weer.)

(Verlangen naar leegte. Verlangen om je terug te trekken, voor even. Alleen maar lezen, of zo. Mensen die zwijgen. En alleen maar kijken naar alles wat is. Het zuigt.)

(Die avond ben je week.)

Een verwarrende nacht.

Een andere dag. Straks zal die foto gemaakt worden. (Iets is een beetje zwaar, ergens in je. Het zou handiger zijn als er alleen maar lichtheid was. Maar het is goed zo, denk je.)

Je leest de kranten, iets stelt je gerust. Het maakt je iets minder moe.

De foto’s worden gemaakt. Eerst met de anderen, daarna alleen. (Je probeert een zachte binnenkant van je huid te zoeken.)

(Heel vriendelijk zijn, zacht praten, het helpt.)

Het stukje laat zich voorzichtig schrijven. (Je hebt een papiertje met woordjes. De laatste kwamen naar je toe op de fiets.) Je weet weer niet waar het eigenlijk naartoe gaat, maar het is. Iets over alles wat is, iets over een boom. (Je weet niet of het goed is, maar het maakt je een beetje rustig.)

(Je leert weer allerlei nieuwe dingen over dat apparaat.)

Daarna leggen de dingen zich neer.

(Het verlangen naar leegte is iets trager geworden, voel je.)

Een andere dag. Je neemt de trein.

Het ritme van de dag. (Het zal misschien lang duren eer je nog eens hier zult zijn, denk je.)

Weer thuis. Je krijgt de foto’s van de vorige dag.

(Je schrikt. Je probeert te blijven kijken. Dit is wie je geworden bent, denk je. Misschien is er iets te zien van die zachte huid aan de binnenkant.)

Je denkt aan lege plekken, het is goed.


Geen opmerkingen: