Soms zijn de dagen alsof je van de ene naar de andere vluchtheuvel moet springen. Net te veel dingen die je allemaal goed wilt doen, en dat dagen na elkaar. Door het lot hadden ze elkaar opgezocht, schurkten ze samen in dat rijtje dagen. Het is alsof je stapeltjes hebt die voor je neus liggen. Telkens iets van het ene naar het andere leggen. Eerst dit, dat nog even laten wachten, dat nu voorlopig even niet, dat al een stapeltje opschuiven. In je hoofd altijd alle stapeltjes zien. En uiteindelijk stel je vast dat er nog een enkel stapeltje overblijft. Het stapeltje gewoon. Vaststellen dat je dus gewoon aan de andere kant van wat een brede drukke straat leek bent geraakt, netjes in één stuk.
En hoe daarna de dingen zich neerleggen, hoe je lichaam verandert. Als een ingehouden adem die zich mag bevrijden. En hoe daarna de achtergrondbeelden, de onderhuidse stroom, de aanrakerigheid zich weer laten zien. De mist is weg.
En wat je ziet. In dromen. In beelden. En wat je voelt.
En zo loopt de dag verder. Je kijkt.
Je schouders merken het. Die ene plek ook. Je kijkt.
Je laat lege plekken, waar het zich laat zien.
Je kijkt naar het licht, dat langer in de dag blijft.
Er is een verlangen naar verhalen.
(Je ziet de dingen waar je een tijdje niet meer over wilt schrijven.)
Hoe gaat het met jou? Gaat het goed met jou? Wat was jouw verhaal vandaag?
Even aarzel je, tussen de twee kamers. Misschien is dat het kantelen.
Met die bon kun je een tijdje allerlei nieuwe series ontdekken. Je begint gulzig. En het is alsof je die personages veel scherper ziet dan anders. Je slurpt verhalen.
De nacht breekt een beetje. Een falend ritme.
Je ziet verhalen die je terug komen bezoeken.
Die ochtend is het stil op het perron. De trein schuift rustig binnen. Je zoekt een knus plekje. De treinmevrouw komt je abonnement controleren en wenst je een mooie dag. (Je denkt nog even aan die treinmevrouw van vorige week, die als een wervelwind tussen de stoelen leek te dansen, met die wiegende beweging.)
Het licht.
(De dingen die je te doen hebt, je kunt ze gewoon na elkaar doen, een voor een.)
De radio mag iets harder. Je houdt van die diepe bas.
Iets beweegt.
Je loopt terug naar het station. Er lijken zo weinig mensen te zijn.
Je wacht buiten aan het dokterskabinet. In de wachtkamer binnen hoor je de twee kindjes roepen. Zodra zij bij de dokter zijn, ga jij naar binnen. Even later is het aan jou. Het lijkt al zo lang geleden dat je haar nog zag. Met die verwijsbrief kun je later een andere afspraak maken. Het gewone ritme van de seizoenen.
Weer thuis. Je eerste glas wijn sinds meer dan een maand.
Het andere ritme laat zich langzaam zien.
De nacht hapert nog, in rare dromen. Misschien een na-ijlen.
Je popelt een beetje in de ochtend. Zo fijn, na al die weken, om weer op een zaterdagochtend je boodschappen te doen. Zo geruststellend om te merken dat je weer te vroeg voor de deur van de winkel staat. Sommige dingen veranderen niet. De winkelmevrouw is blij je fiets te zien.
(De dingen die je nog moet doen, een heel klein stapeltje.)
Je fietst naar een vriendin. Het is al zo lang geleden dat je haar nog zag. Er was die afspraak, vele maanden geleden, om samen naar dat concert te gaan. Het concert evaporeerde. Er zijn zoveel verhalen die wachten. Er is behoorlijk veel wind, denk je. (Je hebt eraan gedacht om wat zonnemelk op te doen, wat al behoorlijk wild lijkt.) Er is altijd die illusie dat je bij het terug naar huis fietsen rugwind zult hebben. Het wordt een mooie wandeling. Je herkent een stuk van het pad, nabij het kasteel.
De wind terug valt redelijk mee. Het is nog wel een heel eind.
Het huis wacht op je. De varen ook.
2 opmerkingen:
Opnieuw een zeer mooie tekst, heb er zeer veel van genoten. Herkenbaar ook.
Dankjewel voor je reactie.
Een reactie posten