27 juni 2021

De overlevenden


Sporen van het verleden, in het nu. De dingen die worden doorgeschoven, schurend in het nu. Opgroeien in onveiligheid. Je begrijpt het als kind niet altijd, weet niet wat normaal is of zou moeten zijn. Pas veel later ga je inzien wat er gebeurde, na jaren van niet uitgesproken dingen. Wat dat betekent, laat de Zweedse schrijver Alex Schulman voelen in zijn roman De overlevenden. Het boek trekt je als lezer mee en gaat onder je huid zitten, terwijl je langzaam afdaalt in de tijd en in het inzicht.

Drie mannen keren na twintig jaar terug naar een huisje bij het water, ergens diep in de bossen. Ze zijn broers. Ze gaan daar de urne met de as van hun moeder uitstrooien. Net de avond voor haar uitvaartdienst hebben ze via een brief ontdekt dat dat haar wens was. Ze wilde niet naast hun vader liggen, maar wel nabij het huisje. Het is de plek waar ze in hun jeugd de zomer doorbrachten, met hun disfunctionele gezin. Het is ook de plek van tragische gebeurtenissen.

Bij het begin van het boek, komt de politie naar het huisje, nadat er tussen de broers een vechtpartij ontstond. Het boek beslaat een hele dag, omgekeerd verteld. Je gaat telkens twee uur terug, en komt zo als lezer te weten wat er aan dat moment voorafging. Tussen die terugstappende hoofdstukken worden dan telkens hoofdstukken geschoven die vertellen over vroeger. Hoe het was in het gezin, wat er gebeurde in die zomers.

Zo ontstaat stap voor stap, laag per laag, een beeld van een gezin dat niet oké was. Een moeder die te veel drinkt en erg wisselvallig is. Een vader die geen veilige structuur kan brengen en de kinderen soms tegen elkaar uitspeelt. De jongens die zichzelf moeten redden en rare dingen doen om toch maar een beetje liefde te krijgen. Wat in het begin misschien een beetje chaotisch of onvatbaar lijkt, krijgt naarmate het boek vordert een heel andere lading. De jongens leefden in een situatie van emotionele en fysieke verwaarlozing. Ze waren op elkaar aangewezen en groeiden in die context uit elkaar. Als volwassenen kennen ze elkaar nauwelijks, kunnen ze niet tonen welke sporen het verleden in hun lichaam heeft nagelaten. Ze zitten voor een deel vast in een personage dat ze geworden zijn, terwijl ze eigenlijk zoveel te delen en te ontdekken hebben.

In het boek kijken we vooral door de ogen van Benjamin, de middelste van de broers. Hij is een gevoelige observator die als kind al hypergevoelig was voor alle subtiele signalen in het gezin. In hem voel je de hyperalertheid van kinderen in een gezin dat onveilig is.

De kracht van het boek zit in de opbouw. De omgekeerde chronologie van die ene lange dag geeft een grote spankracht aan het boek, met daarin ook een zekere fataliteit. Steeds meer zie je spiegels met dingen van vroeger, die je leert kennen in de andere hoofdstukken. Allerlei kleine en veelbetekenende details worden toegevoegd. Zo zie je als lezer steeds meer en neemt het wrange gevoel toe, samen met het besef van hoe het werkelijk was in het gezin. Die structuur vormt op zich ook een soort spiegel van hoe het moet gegaan zijn voor Benjamin, en waarschijnlijk ook voor zijn andere broers, op hun manier. Terwijl je er als kind midden in zit, besef je niet dat het anders zou kunnen zijn. Je probeert soms krampachtig om gezien te worden, en het komt niet, het komt nooit. Daardoor drijft ook diegene die het dichtst bij je staat van je weg. Een situatie van verwaarlozing leidt nog tot een extra verwarring in de zin dat je als opgroeiende volwassene denkt dat andere gezinnen, waar er bv. duidelijk fysiek geweld was, het veel erger hadden. Het zijn anderen die je moeten zeggen dat het niet in orde was in jouw gezin. En naarmate je dat zelf inziet en het probeert te verwoorden, kan de weerstand bij wie toeschouwer of betrokkene was, toenemen. Die hele dynamiek zit indirect in het boek en zorgt ervoor dat het zo onder de huid gaat kruipen bij de lezer. (Veel elementen uit het boek zijn trouwens gebaseerd op het leven van de auteur, wat mee de intensiteit verklaart.)

Helemaal perfect is het boek toch ook niet. In het boek wordt – en dat merk je pas dan – toegewerkt naar een onverwachte ontknoping helemaal op het einde. Daarbij kun je als lezer een dubbel gevoel hebben. Aan de ene kant maakt die het verhaal nog heftiger. Het laat je iets zien over hoe mensen omgaan met intens ingrijpende gebeurtenissen. Aan de andere kant zou je ook kunnen denken dat het boek dat element niet echt nodig had. In die lezing lijkt het alsof er absoluut een ‘verklaring’ of oorzaak moest gegeven worden voor de tragische gezinssituatie, wat daardoor – paradoxaal genoeg – de tragiek een beetje uit balans brengt.

De overlevenden is een heel sterk boek dat je na het lezen nog wel een hele tijd bezighoudt. Tijdens het lezen wil je het liefst in één ruk doorlezen. Naarmate je teruggaat in de tijd, naarmate het personage door wiens ogen we kijken zelf begint te begrijpen wat er toen was, daalt het boek op een of andere manier af in je lichaam. Het is mooi hoe zoveel dingen niet gezegd worden, terwijl ze zich wel laten voelen. Je ziet hoe een gezin een vreselijke en verwarde plek kan zijn om op te groeien, waarbij ouders en kinderen eilanden voor elkaar zijn. Dat voel je als lezer in alle dingen die je niet weet.  Je zou graag meer willen weten. Het hoort allemaal bij de tragiek die dit boek bijzonder goed weet aan te raken.

26 juni 2021

Geluiden


Vogelgeluiden, vroeg in de ochtend.

Het ruisen van de regen, die net niet tegen het raam komt.

Het brutale geronk van een dieselauto.

De twee kindjes in de enigszins oversized kinderwagen met de mama er achteraan, in de winkel.

Het raspende geluid van een vinger over je weekendbaard.

De fluittoon in je oren.

Ergens in de verte hoor je aan het roepen dat iemand een doelpunt heeft gemaakt, of net niet.

Een van de buren ergens op een terras, ze spreekt Engels.

De trompet van Sam Vloemans, de gitaar van Jokke Schreurs.

De stem van iemand die je dierbaar is en hoe die verandert tijdens het gesprek.

De galm, die als een zwart gat de woorden van iemand opslokt, tijdens de videovergadering.

De stem van de vrouw die je het brood geeft.

Ze praten zachtjes, terwijl ze in de nacht door je straat lopen.

De stemmen die je je probeert te herinneren.

Het zachte en geborgen geluid van de eerste geut water die je in de koffiefilter giet.

Het kindje dat altijd zo hartverscheurend aan het wenen is.

De vrouw die over haar liefdesleven aan het vertellen is, terwijl je in de winkel staat.

Het zachte en rustgevende tikken van de toetsen van je laptop.

Het geluid van handen, in je droom.

De geluidjes wanneer iemand aan het antwoorden is op een berichtje.

Je piepende rem op je fiets, die telkens mensen doet schrikken.

Het geluid van je buik die zich weer ontspant.

De stem van die fascinerende vrouw in het webinar. (Of zijn het haar ogen?)

De dampkap die je eindelijk weer uit kunt zetten.

Geluiden in de traphal.

De taal van de mannen die bezig zijn aan de bouwwerf.

Die ene weekendkrant die zachter klinkt dan de andere.

Het vreselijke accent van die ene stem op de radio.

De pretgeluidjes van het kleine meisje dat probeert de duif te pakken.

De omroepstem in de trein. Iemand doet zijn best om opgewekt te klinken.

Mamaaaaaaa! Mamaaaaaaaaaaaa!!

Blote voeten op de stenen vloer.

Het sissen in de pan.

De fluisterende stem en de laagjes geluiden in de video.

Je adem, ineens.

Dat ding waarmee de tandarts even op al je tanden duwt om ze te controleren.

Het holle geluid bij het snijden van het brood.

Je krijgt een berichtje in woorden, en het is alsof je een stem hoort.

Het waarschuwingssignaal van de vuilniskar die achteruit de straat in rijdt.

Denken aan een concert waar je hopelijk binnen enkele maanden naartoe kunt gaan.

Het potlood in je schriftje.

De pepermolen.

De niet gezegde dingen.

25 juni 2021

Hand in hand, en zo mooi


Beste god

Ik ben nu zelf een beetje in de war. In mijn hoofd bent u een vrouw, maar misschien denkt u daar zelf anders over, of voelt u zich de ene dag al wat meer vrouw dan de ander. (Bij mij is dat als man ook zo trouwens.) Ik heb ook geen idee hoe ik me uw geliefde mag voorstellen. Het is een beetje droef eigenlijk, dat we altijd het beeld krijgen van god die alleen is. God is een onuitputtelijke bron en stroom van liefde, een eindeloos geven in een al even eindeloze goedheid. Maar ik kan me voorstellen dat dat soms toch ook een beetje vermoeiend kan zijn. Misschien wilt u ook wel eens uw hoofd in de schoot van een ander leggen. Misschien verlangt u ook wel eens ernaar om gewoon heel klein te mogen zijn, om dan tegen iemand aan te kruipen die zachtjes in uw oor fluistert dat het allemaal wel goed zal komen. Bijna had ik gezegd dat zo’n dingen u alleen maar meer menselijk kunnen maken, maar misschien is dat ook verwarrend. Het lijkt uit te gaan van zo’n binaire tegenstelling tussen god en mens. Misschien kunt u af en toe ook wel een mens zijn in het diepst van uw gedachten. Misschien verlangt u ernaar om af en toe gewoon sterfelijk te zijn, omdat net in dat besef iets van de liefde pas echt gevoeld kan worden. Zoals die woorden in dat ene zo mooie gedicht: …but from this night / Not a whisper, not a thought, / Not a kiss nor look be lost. Dat verlangen moet iets met de dood te maken hebben, denk ik. Het is een mooie gedachte, dat u als god zou verlangen naar de sterfelijke wereld.

Aangezien u alomtegenwoordig bent en in uw wijsheid alles kunt zien, weet u dat ik soms tegen het scherm zit te roepen of dat ik ’s nachts soms rusteloos woel in mijn bed. Ik zag in het journaal die mannen die kwamen vertellen waarom de wet die in hun land gestemd is helemaal niet discriminerend is. U weet ongetwijfeld waarover ik het heb. Ik heb al elke uithoek van mijn gammele lijf opgezocht, maar het valt me zo moeilijk om ergens enige mildheid te vinden bij het zien van die arrogante venten op mijn scherm. Sorry voor de lichte volumestijging. Ik doe mijn best nu in mijn woorden, maar eigenlijk neemt op zo’n moment een enigszins withete razernij het een beetje over van mijn schijnbaar rustige zelf.

Ik begrijp het gewoonweg niet. Ik doe dan mijn best om niet meteen bevooroordeeld te zijn. Die ene minister en daarna die premier, ze zeggen dat het niets te maken heeft met discriminatie van LGBTQ+. Het zou enkel gaan over ouders en hun kinderen. Mijn verstand probeert dan te begrijpen wat dat zou willen zeggen. Als je iets uit beeld wilt houden, als je wilt dat ouders hun kinderen moeten kunnen beschermen door als enigen het recht te hebben over iets te spreken, dan moet dat iets toch iets ongewenst of gevaarlijk of bedreigend of abnormaal of zo zijn. Daarna zegt de eerste minister nog dat hij voor holebi’s is, want hij heeft als vrijheidsstrijder tegen het Sovjetregime gevochten, waar holebi’s werden vervolgd. Ook die redenering begrijp ik niet goed. U moet me mijn beperkte intellectuele capaciteiten vergeven, god, maar ik weet dat u af en toe wel een beetje geduld heeft met mij, als falend wezen. Als je hebt gevochten tegen een regime dat holebi’s wil ontkennen, waarom gebruik je dat dan als argument om een wet te verdedigen die het onzichtbaar maken van mensen als een normaliteit beschouwt? En als je weet dat in de opvolger van de USSR, Rusland, de bange en zielige macho’s zich ook bedreigd voelen in hun mannelijkheid door enkel al maar het idee dat er bv. mannen bestaan die van mannen houden, zou je dan van een vrijheidsstrijder niet net het tegenovergestelde mogen verwachten?

Je kunt allerlei grote analyses maken over wat er gebeurde in Midden-Europa na de val van de Muur, over de effecten van de als package deal verpakte mengeling van kapitalisme en liberale waarden, maar dat verandert er in wezen niet zoveel aan. Het feit dat ik hier zo kwaad word, en samen met mij zoveel anderen, waaronder ook heel veel regeringsleiders, wil zeggen dat we dat ene land als een lid van onze club beschouwen, wat toch eigenlijk een prachtige gedachte is. 

Ten gronde – en daarover moet het gaan, denk ik – is het toch heel simpel. Een willekeurig beeld. Als het regent, wordt de grond nat. Als het niet regent, is de grond droog. Soms is het ergens tussen de twee. Dat uitleggen is een vaststelling, het is geen propaganda. Als je stelling is dat je een van die dingen niet aan je kinderen mag zeggen, als je daarmee impliciet of expliciet zegt dat alleen die ene toestand normaal is, dan lijkt dat voor mij toch net erg sterk op propaganda. Met andere woorden: we moeten onze kinderen beschermen tegen een vaststelling. De vaststelling dat mijn zoon van zestien zich vooral tot jongens zou aangetrokken voelen is dus een gevaar waartegen ik hem als vader moet beschermen. Pas als hij achttien is, zal ik als vader voorzichtig proberen hem er mentaal op voor te bereiden dat regen nat is. Alleen volwassenen zijn blijkbaar in staat om zich veilig in een wereld te bewegen waarin ze zomaar, los, in het wild, zouden worden geconfronteerd met een jongen die houdt van een jongen en daarmee hand in hand op straat loopt. Misschien wil die wet alleen bange mensen beschermen tegen hun eigen angsten...

Sorry dat ik maar blijf doorzeuren tegen u. Maar diezelfde mannen die die wet verdedigen zeggen ook nog dat ze van hun land het meest christelijke van Europa willen maken. Het zogezegd normale, dat we dus wel met alle middelen mogen aanleren aan onze kinderen, is dat jongens van meisjes houden en dat ze in die liefde netjes wachten tot ze volwassen zijn om dan gezinnetjes te maken, alleen in die combinatie. Dat alles wordt in uw naam en die van uw zoon verantwoord. Maar ik denk dan: dat kan toch nooit de bedoeling geweest zijn. Het is uw pijnlijke lot dat u moet zwijgen, in alle eeuwigheid. Dat is uw mysterie. U kunt dus niets zeggen. Maar u bent een god van liefde, u bent mogelijk de liefde zelf. Ik weet nog steeds niet helemaal zeker wat ik me bij dat laatste moet voorstellen, maar ik weet dat vele anderen dat wel zo voelen en begrijpen. (Ik denk waarschijnlijk te plastisch.) Net zomin dat ik kan geloven dat u het een goed idee vond dat sterke vrouwen op een brandstapel gezet werden omdat ze blijkbaar niet genoeg geloofden in u, geloof ik niet dat u het een goed idee zou vinden dat mensen zich in dit geval zo laten leiden door hun angsten. Als we jonge mensen iets willen leren over de liefde, kunnen we hun dan niet beter leren hoe ze van een ander kunnen houden, in plaats van aan hen te zeggen van wie ze wel en van wie ze niet mogen houden en in welke vorm dat moet gebeuren? Uw eigen zoon groeide op in een laten we zeggen nieuw samengesteld gezin en hij werd een onafhankelijk denkende man die inging tegen vastgeroeste gedachten en machtsprivileges. Heel wat mannen die zogenaamd in uw naam uw boodschap in de wereld moesten verspreiden lagen zelf zozeer in de knoei met de vaststelling dat regen nat is, ook in hun lichaam, dat ze veel te veel anderen levenslang voor de liefde beschadigd hebben. Het moet u allemaal ongelooflijk frustreren. Misschien staat u ook wel te roepen tegen het scherm. Als we onze kinderen willen beschermen, is het misschien veel beter dat ze traag leren kijken naar alle gradaties van water, om in hetzelfde beeld te blijven. Laten we hun leren dat ze ook traag mogen zijn in hoe ze reageren op het vuur dat ze in hun lichaam voelen. Laten we hun leren dat ze nee mogen zeggen wanneer iemand iets doet of vraagt dat onveilig aanvoelt, dat ze hun lichaam mooi mogen vinden, dat ze mogen zoeken in welke versie van zichzelf ze het meest thuis zijn, dat ze weten dat ze nooit eigendom zijn van een ander, en nog zoveel meer. Iets over de trage, soms falende, en zo vaak overweldigende kracht van de liefde. Eigenlijk al die dingen die als het ware uw core business zijn, om het even oneerbiedig te zeggen. Mensen die zich veilig voelen in zichzelf, die zich gedragen en gezien voelen door hun dierbaren, die niet bang moeten zijn, die kunnen kiezen met wie ze samen willen zijn, die kinderen op weg kunnen helpen in de wereld als ze dat graag willen. Als u de god van de liefde bent, zou dat toch uw grootste wens kunnen zijn, dat u zo’n licht zomaar in de wereld kunt brengen.

Ik kwam enkele uren geleden terug naar huis van het werk. Ik liep door de stad op weg naar huis. Net voor mij liepen twee jonge meiden. De ene had een hoofddoek, de andere niet. Ze liepen hand in hand, een beetje zigzag over de straat. Ze keken elkaar liefdevol aan, terwijl ze tien verhalen door elkaar vertelden, zo leek het wel. Zo ziet de liefde eruit, dat dacht ik. En ik was zo gelukkig. Misschien hebben ze ondertussen al een kleine frictie gehad, omdat de ene net iets te veel rommel maakt op het aanrecht bij het koken. Misschien krijgen ze volgende week ruzie, of doet een van de twee iets dat de ander kwetst. Het kan allemaal. Maar de simpele vaststelling dat die twee mooie jonge vrouwen in dat ene moment zo vanzelfsprekend hand in hand over straat konden lopen, dat ze niet hoefden te twijfelen aan de mogelijkheid van de liefde, al was het maar in dat moment, hoe geweldig is dat. Als u alomtegenwoordig bent, stond u vast en zeker naast mij mee te kijken met een brede glimlach. Misschien voelt dat voor u als uw goede daad van de dag, dat het weer gelukt is. Wat kunnen we als ouders meer wensen dan dat onze kinderen geloven in de liefde? Hoe mooi is het dat we hen net genoeg kunnen beschermen tegen de angst voor de liefde. Het leven en de liefde zijn al ingewikkeld genoeg, al het falen komt vanzelf wel. Maar je kind dat denkt: ik mag er zijn, ik mag mijn weg zoeken in de liefde, ik mag liefde krijgen en ik weet waar mijn grenzen zijn. Als we daar als ouders een beetje in slagen, om dat mee mogelijk te maken, dan moet u als god toch heel erg gelukkig zijn. Nou ja, iets in die aard. Om een of andere reden denk ik nu dat u daar met een brede glimlach zit te knikken.

Tot weer eens. Doei!

20 juni 2021

Soms


Soms ben je zo blij met het licht, hoe het rond de planten draait, en hoe het dan is als je de binnenkomt.

Soms wil je alleen maar alleen zijn. En wachten op je adem.

Soms zie je de handen van je grootvader.

Soms kun je jezelf wijsmaken dat je echt wel smoothly en gezwind uit het bed floept en dat je er daarna in de spiegel behoorlijk strak uitziet. Er zijn strategische voordelen aan alleen leven en geen selfies maken.

Soms blijf je lang staan, om te kijken naar hoe die bloemenzaadjes in de plantenbak ondertussen al in groene blaadjes zijn veranderd. Je weet nog niet waar ze naartoe groeien.

Soms is er alleen maar dat. Met een boek op het terras. En alleen maar dat, en hoe je dan samenvalt met jezelf.

Soms kijk je van ver naar een artikel in de krant en vraag je je af of het wel goed is dat je het zult lezen. Waarna je het meestal uiteindelijk toch doet. Soms met twee dagen tussen.

Soms lijkt het alsof je iemand hebt verloren. Al is dat waarschijnlijk niet zo.

Soms ben je bang dat ook dit jaar weer het kantelmoment van de seizoenen te snel is gekomen. Dat je niet hebt opgelet, terwijl de tijd verder ging.

Soms staat het verdriet zachtjes aan te schuiven. Het heeft alle tijd.

Soms vertelt de boom je iets.

Soms herinnert een artikel in de weekendkrant je eraan dat je nog eens moet luisteren naar Blue.

Soms besef je dat je dit seizoen nog geen aardbeien hebt gegeten.

Soms besef je ineens dat je wees bent.

Soms kun je al voelen hoe het zal zijn als je weer in de trein naar Nederland zult zitten. Hoe de trein lijkt te zweven. Hoe het landschap beweegt. Hoe de verhalen in het landschap glimlachen naar jou, blij je weer te zien.

Soms ben je bang dat ze je niet meer zullen kennen.

Soms lijkt het alsof er nog maar enkele dingen op je wachten in de tijd die komt. Dat je die dan heel traag zult kunnen doen, en dat het dan vakantie is. Soms loopt soms anders dan je soms hoopt.

Soms, terwijl je praat met je schoonbroer aan de telefoon, herinner je je ineens die geur. Hoe het was, toen, ondertussen meer dan twintig jaar geleden. Hoe alle geuren verschoven waren. Je probeert het uit te leggen.

Soms begrijp je ineens waarom die ene vraag zo moeilijk voor je was.

Soms wil je buik je iets vertellen.

Soms wil je alleen maar kijken, heel erg lang kijken.

Soms lijkt het inderdaad alsof je van sommige jaren meer herinneringen hebt dan van andere.

Soms schrik je ervan hoeveel lawaai de hogedrukreiniger van de buurman kan maken.

Soms ben je niet bestand tegen een banjo.

Soms vergeet je om genoeg te drinken, net als je grootmoeder.

Soms komen die tintels zomaar naar je toe.

Soms begrijp je nu pas waarom je toen en toen en toen dat deed.

Soms moet je hard nadenken over een vraag over een vader en een zoon.

Soms is alles goed zoals het is.

19 juni 2021

Bewegingen


Hoe haar arm beweegt, terwijl ze aan de kassa je spullen van het ene in het andere mandje legt.

Hij rijdt met zijn wankele fiets zigzag door de drukke winkelstraat.

Het mes is weer scherp. Je snijdt de tomaat met zo weinig mogelijk druk in stukjes en legt het mes nauwkeurig en traag op de snijplank.

Die man op de televisie in het kookprogramma. Er is iets met hoe zijn mond beweegt.

Je gaat in de stoel zitten. Je kijkt naar hoe je in de stoel zit. Rustig, maar klaar voor iets, klaar voor een beweging.

Je bent aan het praten. Hij komt dichter bij je staan. Je zet heel voorzichtig een stap achteruit. Hij komt dichter bij je staan.

De vrouw wandelt voorbij met de kinderwagen. Een heel warme dag. Haar hele rug is bloot. Je ziet haar huid bewegen.

Ergens diep in een nacht. Je lichaam is rusteloos. Beelden van rare dromen bewegen in en uit.

De drie meisjes tegenover je in de trein. Ze praten de hele tijd, lachen telkens een beetje zoekend. Alsof ze een beetje hier en daar tegelijk zijn.

Je ziet een arm. Iets verkrampt in jou. Iets heeft een laag geraakt.

Iemand kijkt naar je, volgt je woorden.

De naald zakt langzaam in de plaat, klikt in de groef. Je gaat op het terras zitten en luistert. De energie overvalt je weer.

Je fietst naar beneden. Je houdt niet zo van al te steile hellingen, zeker niet met deze fiets.

Je zoekt het filmpje op, een stukje uit die concertfilm die je leven veranderde. Je wilt zien hoe de muzikanten bewegen. Je ademt groot.

De man stapt aarzelend. Het lijkt alsof hij elk moment zomaar voorover zou kunnen vallen. Een beetje toch.

De vrouw in het filmpje laat bewegingen zien. Deze is triest, naar binnen, deze is trots, naar buiten. De man op het stoeltje zorgt voor het ritme.

Iemand komt binnen. Je lichaam zet zich in alertstand. Iets herinnert je aan. Iets is dubbel.

Het meisje is helemaal één met haar racefiets.

Je denkt aan bewegingen in het water. Hoe ze zouden voelen.

De vrouw die je voorbij loopt. Het is alsof ze haar loopje heeft ingeoefend, voor op de catwalk of zo.

Bewegingen die je nu niet zou kunnen verdragen.

De auto die achter je aan rijdt en ineens optrekt en voorbij schiet.

Je been dat niet weet hoe het zich neer moet leggen.

De spreker tijdens het webinar. Hij heeft de functie achtergrond vervagen geactiveerd. Hij spreekt heel beweeglijk, verdwijnt telkens net even in de vaagheid.

Je probeert je bewegingen te herinneren. Waarom ze je bang maakten.

Je leest een bericht. Iemand gaat over een grens.

De gedachten en beelden stromen heftig door je heen. Je probeert te volgen.

Je kijkt naar de mensen op het perron. Hoe ze allemaal anders bewegen.

Hoe de bamboeplant op je terras de hele tijd meebeweegt met de wind.

Bewegingen lopen je voorbij.

Misschien beweegt de regen naar je toe.

13 juni 2021

Een vaderdag


Lieve Julia

Stel je voor dat het zo zou zijn. Stel je voor dat jij mijn dochter zou zijn, en ik jouw vader. Dan zou ik je misschien nu een brief sturen, op deze verwarrende dag.

Gisteren kreeg ik een mooi berichtje van iemand die me dierbaar is. Ze wenste me alvast een gelukkige vaderdag. Het ontroerde me dieper dan ik haar kon zeggen, dus zei ik dat maar tegen haar. Zij is ook een mooie moeder zonder kind. Ze was in mijn gedachten, tijdens de voorbije moederdag.

Misschien hing er iets in de lucht de voorbije dagen. Misschien ben ik gewoon een watje. (Of allebei.) Ik had niet alleen het gevoel dat het beeld op mijn televisie veel scherper was dan anders. Het was ook alsof ik helemaal week werd bij beelden in een film of zo die iets hadden met een vader en een zoon of dochter. Als jij er zou zijn, zou je me ongetwijfeld plagen, en daarbij rollen met je ogen. En ik zou het, weliswaar verlegen, wel fijn vinden.

Ik was zelf nooit echt goed met moederdag, en ook al niet met vaderdag. Ik had dus geen handleiding voor hoe ik me moest voelen op vaderdag. Of beter: hoe ik me had moeten voelen, in geval dat. Jij zou dat wel voor me opgelost hebben, denk ik. Met een of ander onnozel plan. En ik zou een beetje bang zijn dat ik niet flitsend genoeg zou reageren op dat plan, waardoor ik je misschien zou teleurstellen.

Misschien weet ik niet goed hoe ik een vader zou moeten zijn, had moeten zijn. Of misschien geloof ik het soms niet als iemand me zegt dat ik een goede vader zou zijn geweest.

Welk gevoel zou ik, misschien, hebben gehad vandaag? Het had natuurlijk gekund dat ik het volledig had verknald als vader, maar misschien zou dat ook niet zijn gebeurd. Het feesterige zou ik misschien niet zo leuk hebben gevonden. Het zou misschien voelen alsof jij iets aan mij verplicht zou zijn of zo, en dat zou ik niet willen. 

Ik denk dat ik altijd terug bij hetzelfde punt kom, wanneer ik probeer om over deze dingen na te denken. Iets met de tijd. Ik weet soms niet goed waar in de tijd ik ben. Het is het omgekeerde van wat ik me voorstel dat ik zou voelen vandaag. Ik zou me een beetje breed voelen, denk ik. Gedragen in de tijd. Alsof mijn plek in dit hier tegelijk ook een daar is. Als ik langzaam zou verdwijnen in dit hier, zou dat daar er nog altijd zijn. Ik zou er rustig naar kunnen zitten kijken.

Met het ouder worden overvalt dat gevoel me wel eens, op een onbewaakt moment, ergens in een late namiddag. Dat de tijd aan me voorbij gegaan is, me achterlatend in dit hier. Daarna gaat het weer gewoon voorbij, en is alles goed.

Ik kan me voorstellen dat jij me nu met een diepe frons zou aankijken, Julia, als ik je deze brief zou hebben geschreven, als jij er zou zijn geweest. Onze oude zou zich weer te veel zorgen maken.

En de moeilijkste vraag blijft of ik voor jou, Julia, in die ingewikkelde wereld van vandaag en morgen een veilig plekje had kunnen maken. Dat is mijn grootste droom voor jou. Dat ik het had kunnen doen, met deze handen als het ware. Een plek zijn van geborgenheid. En dat die plek dan ook zou huizen in jouw lichaam. En dat je er zomaar naartoe zou kunnen gaan. En dat je zou weten dat ik er zou zijn, wanneer je dat zou willen, als het stormt daarbuiten. En dat ik dat dan ook zou weten, dat jij dat zou weten. Iets in die aard. Dat je zou weten dat ik zou blijven.

Als ik je deze brief zou hebben geschreven, zou je nu misschien weinig zeggen. En zo hoort het waarschijnlijk ook.

Ik vind het wel fijn dat ik je zomaar mag schrijven. Dat je, zelfs al ben je er niet, het niet erg vindt dat ik je schrijf. En vergeet niet dat ik heel erg trots ben op jou.

En zo kwam het toch nog goed met die vaderdag, dus.

12 juni 2021

De kinderen in de dag


De baby bij de bovenburen is al wakker zo te horen. De kleine meid weent.

De kleine uk in de bakfiets kijkt geheel stoïcijns, terwijl de mama hevig trappend voorbij sjeest.

Er staat een klein iemand naast je. Stilte. Dan ineens: “Amai nie.”

De twee kleine kinderen beginnen te spelen op het plein. Iets gaat fout. Ze beginnen allebei hevig te wenen. De mama komt naar buiten. (Dialoog op hoog niveau.) De kinderen spelen verder. Dolle pret.

De andere bovenburen komen met de kinderwagen uit de lift. De baby slaapt diep. Ze proberen heel voorzichtig die enkele trappen te doen.

De voetjes van de baby, bij zijn mama. Het terras zit vol. Het kindje is nog zo klein. Slapend met een lichte frons.

De twee jongens fietsen voor je. Een skateboard tussen hun rugzak en hun rug geklemd. Een beetje zigzag. Ineens slaan ze af.

Je vertelt over die ene zomer. Met de zonsverduistering. Je zus was op bezoek, toen je ineens koorts kreeg. Je toen nog heel kleine nichtje was er ook bij.

Je denkt aan die vakantie. Je zag toen haar eerste stapjes.

Je krijgt een foto doorgestuurd door een goede vriendin. Ze is opnieuw oma geworden. Je smelt.

Dat programma waar je sinds kort een beetje aan verslingerd bent. Ze repareren dierbare spullen die mensen brengen. Bij het ophalen is er ineens weer dat meisje of dat jongetje in hun ogen.

Je beseft ineens hoe het bij jou ook zo was, toen met de stoel. Je besefte, toen je dat programma voor het eerst zag, ineens hoe je vader zou zitten kijken.

Hoe gaat het met de kinderen? Het doet je goed hun verhalen te horen. Je kijkt, zo onopvallend mogelijk, naar je maatje, terwijl hij vertelt.

Een verhaal over een afgebroken liefde. Hij maakte het uit, kreeg schrik, waarschijnlijk. Ineens zie je haar weer voor je, toen ze pas geboren was. De tijd.

Je ziet de mama. Je ziet de dochter. Je ziet hoe de dochter heel langzaam groeit in het lichaam van haar mama.

De vijf jongens staan een beetje stoer en tegelijk slungelachtig een filmpje op te nemen. Waarschijnlijk een soort clipje, waarschijnlijk iets hiphopperig. Eigenlijk heb je zin om er even naartoe te lopen om te vragen iets te vertellen over het filmpje. Je doet het maar niet, het eten staat op het vuur.

De papa die vertelt over zijn dochter, heel lichtjes voetbalgek. (Misschien mogen de woorden heel en lichtjes weggelaten worden.) Zijn ogen.

En dat je dat nog altijd af en toe denkt: later als ik groot ben.

Je denkt aan twee meisjes, ergens in de verte. Wat zouden ze nu aan het doen zijn?

Je bent een beetje te vroeg voor de koffieafspraak. Je gaat nog even in het park zitten. (Wat zit die bank slecht, trouwens.) Aan de andere kant van het gras een – denk je – Chinees gezin. De twee kinderen zijn nog klein. Ze lopen een beetje wankel door het gras. Ze lijken daar met zijn vieren de hele tijd bijna onbeweeglijk te staan. Tot de mama ineens met veel lawaai heen en weer begint te lopen en de kinderen probeert te lokken met een flesje water. De kinderen gieren het uit. De papa lacht minzaam.

Het meisje komt voorbij gestapt. Het is alsof ze zich nog wat onwennig voelt in haar bijnazomerlichaam. Misschien komt haar kleurige jurkje voor de eerste keer buiten. Misschien is het nog een heel klein beetje frisjes, misschien vallen er zelfs enkele druppels. Ze stapt, een heel klein beetje aarzelend, stoer verder.

De jongen in het journaal. Hij roetsjt naar beneden in de lange glijbaan van het zwembad dat weer geopend is. (Iemand heeft bedacht dat die lange rit naar beneden qua belevingswaarde nog niet genoeg is. Hij heeft een 3D-bril op en lijkt daarmee iets te doen ergens in de ruimte.) De jongen vindt het geweldig. (En zou het waarschijnlijk anders ook geweldig hebben gevonden.)

De jongen in het journaal. Hij heeft meegeholpen om allerlei gedumpte spullen uit de rivier te halen. Hij staat bij de supermarktkar die ze uit het water gehaald hebben. De reporter vraagt of de jongen denkt dat het niet meer zal gebeuren, nu ze dat ding eruit gehaald hebben. (Of iets in die aard.) De jongen denkt heel even na en zegt dan dat hij denkt dat het nog zou kunnen gebeuren. Het besef van de wereld, in die twee seconden nadenken.

Het meisje met haar mama. Hoe ze bijna zomaar het fietspad oversteekt, zonder te kijken. Geheel in beslag genomen door het ongetwijfeld gigantisch lekkere ijsje dat ze net met haar mama gekocht heeft in de ijsjesboot.

Het jongetje in je dat zich verbaasd afvraagt waar dat fascinerende tikkende geluid vandaan komt terwijl blijkbaar ergens in de ruimte iemand een antwoord intikt op je Messengerbericht. En dat dat bericht daarna dan ook daadwerkelijk vanuit de ruimte op jouw scherm floept. (Het jongetje van toen in je dat zich ook telkens afvraagt hoe die meisjes van nu zo razendsnel met hun vingers boodschappen kunnen intikken. En of je ook zult kunnen. Later, als je groot bent.)

11 juni 2021

O ja


Alles door elkaar.

Die trui die net een heel klein beetje heel zachtjes gloeit op je schouders.

De geur van vers brood.

Geen fundamenteel bezwaar tegen zomerjurkjes.

Blote voeten op de frisse vloer.

Meezingen met One More Cup of Coffee (en Tom Jones).

Het geluid van een huilende baby, een echte professional.

Even geen zin in gedoe.

Tussentintels.

Proberen het eindeloze prutsen met die vertaling als een zenoefening te beschouwen.

Het gesprek met die vriendin gisteren.

O ja, het fruit is op.

Die ene man in de krant zou toch eens over iets anders moeten schrijven.

Hee, je wist niet dat die melodie ook in een cantate gebruikt is.

Dat ene bericht maakte je rusteloos.

Naar dat concert zou je wel willen gaan.

In lichte staat van uitputting.

Je petje meenemen op de fiets.

Zoveel klaprozen in de wei.

De plant met de rode bladeren.

Daar kun je binnenkort nog eens gaan eten.

Naar het schijnt is er ook nog iets met voetbal.

Binnenkort kantelt het seizoen al, en je bent er weer niet op voorbereid.

Die ene film wil je graag zien.

De vrouw met de bakfiets.

Iets over de brieven.

De foto’s in je hoofd.

Iets dat je afstootte.

Geluidjes van dat ding in je broekzak.

O ja, die ene sleutel heb je niet meer.

Even een slokje tijdens het koken.

Het jongetje.

O, dat stukje chocolade.

En nog even de planten.

Misschien liefst een romantische film.

En de grote leegte.

07 juni 2021

Misschien heel traag schrijven


Soms ben je doorwaadbaar.

Wat zou je verlangen? Stel dat iemand het zou vragen. Misschien heel traag schrijven. Dat zou al iets kunnen zijn.

Je hoort de kora. Hoe die komt en gaat. Er is een mysterie. Misschien is het gewoon huid.

Soms wil je niet meer zijn dan alleen maar heel traag schrijven. Niemand die iets vraagt, niemand die iets van je zou willen, niets dat je verkeerd zou kunnen uitleggen, niets dat te veel plaats inneemt. Alleen maar heel traag schrijven.

Waar lijkt het op?

Het eerste dat naar je toe komt, is hoe je daar soms zat, daar of daar, ergens, met een baby op je buik. Slapend, warm. Hoe je adem verdwijnt, hoe één adem heen en weer gaat tussen jullie twee. Hoe je soms nauwelijks durft te bewegen, in de hoop dat het eeuwig zal duren. Hoe dat kind zich zomaar veilig voelt bij jou, en hoe je mag kijken. En niet begrijpen.

Stel dat je zo zou kunnen schrijven.

Misschien zou je in dat ene moment niet falen.

Misschien hoe je niet te weten wat verlangen is. Leg me uit elkaar, zou je denken. Leg me uit elkaar. Laag naast laag. Met alle tijd om te kijken.

Wat je leerde, wat geheeld is, en wat op de dool blijft.

En waar je zo ja op zou kunnen zeggen, wat je zo zou kunnen doen. En wat je zou doen samentrekken. En waar het ene in het andere kantelt.

Soms zijn er zoveel beelden. In een eindeloze rij. Ze verdringen elkaar. Tussen jou en de rivier.

En misschien wou je alleen maar heel traag schrijven.

En natuurlijk is alles er al. Ben je je eigen stilte, en je afwezigheid.

Soms weet je niet goed hoe het zit met de dood. De plekken van het leven, en de plekken van de dood. Het is niet zo erg, waarschijnlijk. Het is.

En het komt ook naar je toe. Dat moment ergens onderweg, tijdens de reis. Je bent langzaam verdwenen in de adem van de trein. Het landschap kijkt mee, kent al je verhalen, al je geheimen. Je hebt de grens niet gezien. Hoe je in dat ene moment gewichtloos kunt worden, en weten dat je alleen daar zou willen zijn. Zoals in heel traag schrijven.

De kora heeft plaats gemaakt voor de fado.

Misschien wil je niet ineens zoveel gezichten, zoveel kleuren, zoveel indrukken, zoveel gretigheid. Dat zou het ook kunnen zijn. 

Je denkt aan grote trage foto’s. In zwart-wit. Je denkt aan de lege ruimte waar ze zouden ontstaan, waar ze zouden zijn. (Soms bestaan ze alleen in je hoofd. Alleen daar ontsnappen ze je niet.)

Je denkt aan handen. En aan iets van de zomer. Er is dat hier, dat alleen maar hier. En terwijl hoor je ergens de vogels. Ze beschermen dat alleen maar hier.

En je ziet de zee, en het wachten. Verhalen die verteld worden, misschien.

De nacht zuigt zich zachtjes in wat nog rest van de dag. Soms zijn de geluiden van de nacht zo alleen zichzelf, zo als heel traag schrijven.

Het tafelblad en je vingertoppen. Misschien zijn de woorden daar wel.

En alles wat je niet weet. Niet vandaag.

06 juni 2021

Het zout der aarde


Een oorlog trekt zich op gang. De handtekening van een oude man hier zal het leven van een kleine man daar veranderen. De wereld van keizer en god kantelt. Wat voorspelbaar en geordend was, wordt ineens absurd en tragisch. De wervelende veranderingen worden verteld door de ogen van een ‘niemand’, die daardoor een beetje een iedereen wordt. En dat in een ingehouden satire, die verbluffend goed is geschreven. Het zout der aarde van de Poolse auteur Józef Wittlin verscheen voor het eerst in 1935. Het was het eerste deel van wat een trilogie had moeten worden. Wittlin was een goede vriend van Joseph Roth.

Wat een boek… Wanneer je begint te lezen in de proloog begint het je bijna te duizelen. Zo overweldigend is het allemaal geschreven. Een oude man, de keizer Franz Joseph, staat op het punt zijn handtekening te zetten op een papier dat de Eerste Wereldoorlog in gang zal zetten. Hij is een oude en wat bizarre man, nauwelijks te onderscheiden van andere oude mannen in dezelfde zaal. Allerlei figuren kronkelen rondom hem in een microkosmos waarin de verteller in- en uitzoomt. De wereld is geordend en tegelijk al vol van absurditeit. De keizer zet zijn handtekening. Hij vertrekt weer, en zegt: “Als ik me niet vergis… zal er bloed vloeien.” In de stad begint de nieuwe werkelijkheid, het is oorlog, als een lopend vuurtje rond te gaan. En in heel dat grote keizerrijk trekt de oorlogsmachine zich op gang. Bij het einde van de proloog lees je hoe het boek is opgedragen aan de Onbekende Soldaat. Ergens in de uithoek van het rijk zal Piotr Niewiadowski meegezogen worden in die fatale, niet meer te stoppen, stroom. Hij zal vertrekken voor zijn Odyssee. Al weten we als lezer niet of hij ooit zal terugkeren.

Ergens helemaal in de rand van het keizerrijk woont dus Piotr. Hij werkt als drager op het kleine station van Topory-Czernielica, in het Hoetsoelse bergland. “Het hele leven van Piotr had bestaan uit dragen.” Zijn droom is om een beetje hogerop te geraken. Hij wil graag ook zo’n mooie pet en hij zou graag baanwachter worden. Hij woont in een klein huisje. Hij deelt af en toe het bed met de jongere Magda, maar wil niet met haar trouwen. Hij houdt eigenlijk vooral van zijn hond. In het Pools wil die naam Niewiadowski iets zeggen als ‘onbekend’. Piotr kent eigenlijk alleen zijn eigen wereld, en houdt zich voor dat hij een onderdaan is van de grote keizer, die samen met de grote god de orde der dingen bepaalt. Het treinspoor is normaal enkel een lijn naar de buitenwereld die dient om goederen tot in de uithoek te brengen. Er zijn ook treinen met mensen die van verre onbekende oorden komen, maar die stoppen niet in zijn station. Maar dat alles zal veranderen. Er passeren treinen met soldaten, op weg naar het front. Wanneer die treinen later terugkeren, is er van de trotse soldaten niets meer over. De stationschef heeft aan Piotr gemeld dat de oorlog is begonnen. De baanwachter moet naar het front, dus Piotr krijgt dan toch onverwacht de pet en de baan waar hij op hoopte. Het spoor wordt alleen nog gebruikt voor eindeloze militaire transporten. Piotr kijkt ernaar tegelijk naïef en heel lucide.

Piotr wordt opgeroepen voor de militaire keuring en zal uiteindelijk moeten vertrekken uit zijn dorp. Hij bereidt zich voor, neemt afscheid, min of meer, van Magda en de hond en komt met een hoop andere mannen in de trein terecht. In een eindeloze lange rit doorkruist de trein verschillende landen. Hij hoort zoveel talen en ziet ineens iets van de wereld die hij nog niet kende. Ergens in de verte is de oorlog bezig. Soms komt die dichterbij in de verhalen over de Russen die plek na plek veroveren. Soms is die precies nog heel ver weg. Ergens in Hongarije stappen de mannen uit en worden ze naar een kazerne gebracht waar ze stap voor stap zullen veranderen van burgers in soldaten. De kazerne ligt tussen een slachthuis en een kerkhof. De verhalen over de oorlog komen in stukjes het verhaal binnen. Heel wat mensen sterven, raken gewond of verdwijnen. De kranten kunnen moeilijk de trieste werkelijkheid verbloemen. Er hangen vlaggen uit, maar niemand weet goed waarom eigenlijk. 

De officieren in het kamp, de ene grotesk, de andere vooral heel eenzaam, nog een andere brutaal en wreed, proberen van de kleurrijke groep mannen uniforme soldaten te maken. Piotr blijft observeren en wacht af, vraagt zich af wanneer hij al dan niet moet vertrekken naar het front. Dat de oorlog in enkele weken voorbij zou zijn, gelooft ondertussen stilaan niemand meer, voel je tussen de regels.

Bij een boek dat de tragische absurditeit van de oorlog wil aanklagen denk je misschien al snel aan grote gevechten en valse heroïek, aan gewetenloze legerleiders en de eindeloze gruwel van de dood. Dit boek heeft een heel andere invalshoek. Het laat de weg er naartoe zien. Hoe iemand die een klein leven leidt in de uithoek, nadat de rimpel op het wateroppervlak hem heeft bereikt, meegezogen wordt doorheen het veelkleurige land om uiteindelijk een niemand te worden. Bij zijn compagnie denkt de officier niet aan zoveel mensen, maar aan zoveel geweren. Józef Wittlin schrijft ongelooflijk goed. Hij heeft een enorme souplesse in beelden en stijlen die hij kan gebruiken. De satire is eigenlijk heel onderhuids en indirect. Het boek staat vol met schitterende beschrijvingen die vooral heel triest zijn, zoals wanneer Piotr een laatste nacht doorbrengt met Magda of wanneer de kazernecommandant eindeloos de militaire reglementen opnieuw leest en in stilte treurt om zijn lege bestaan. De auteur neemt zijn tijd voor die beschrijvingen die telkens dimensies en lagen toevoegen. Hij bouwt het geheel op met allerlei (authentieke) details die telkens een hele wereld in beeld brengen, zoals de beschrijving van de zonsverduistering die samenvalt met de dood van de paus. Het boek is ook schitterend vertaald door Dirk Zijlstra. Het voelt fris en eigentijds.

Het zout der aarde is een indrukwekkend goed boek. Het is moeilijk te begrijpen dat dit boek zo lang verdwenen was uit de aandacht. Het verdient heel veel lezers. Nadat je het gelezen hebt, wil je eigenlijk meteen opnieuw beginnen. En tijdens het lezen zijn er ook eindeloos veel zinnen of beelden die je zou willen vasthouden. Het is moeilijk te beschrijven hoe overweldigend en tegelijk ook verstillend de leeservaring is. Misschien omdat je dat alleen kunt begrijpen door dit boek te lezen.
 

04 juni 2021

Daar waar zij speelt


Je hoort op de radio hoe iemand vertelt over een pianiste. Ze wordt tachtig. De radio organiseert een feestje voor haar.

Het is zo mooi hoe hij vertelt over haar. Over hoe ze jong wordt zodra ze aan de piano zit en speelt.

Er is een plek. Daar waar zij speelt. Alleen al door zijn verhaal.

Het is alsof je daar wilt zijn.

Misschien verlang je het. Dat je zo vol van leegte zou kunnen zijn als nodig is om daar te kunnen zijn. Daar waar je kunt kijken. Alleen maar kijken. En verdwijnen.

Hoe mooi zou het zijn, te verdwijnen.

Er is iets met de tijd. De vrouw beweegt in de zwaartekracht van de tijd. Tot ze daar zit.

Je hebt geen idee hoe ze eruit ziet, maar het is of je iets van dat kantelen kunt zien.

En je hebt haar nog niet horen spelen, besef je ineens. Ze laten een stuk van de Engelse Suite horen. Je houdt je adem in, terwijl ze speelt. Ze raast door de noten, maar je hoort alles. En ergens hoor je iets van de tijd, tussen de noten misschien. Los en strak tegelijk.

En de dag gaat verder.

Ze blijft ergens in je hoofd bewegen. Iets van de plek heeft je aangeraakt.

Je gaat zoeken. Een filmpje waarop ze zo dicht mogelijk bij nu is.

Je ziet haar spelen. Ze speelt een Partita.

Er is iets in hoe ze daar zit. Hoe ze beweegt. Hoe ze naar de toetsen kijkt. Wat ze met haar handen doet. Hoe ze een golf lijkt te volgen.

En hoe je alleen maar kunt kijken.

Je kijkt naar haar adem. Iets is zwaar in haar lichaam, denk je. Soms lijkt ze iets te willen zeggen. Tegen iemand die niet daar is, denk je. Iemand op een andere plek. Soms lijken het woorden op de rand van het ijlen.

Er is ook iets met de piano. Soms lijkt een piano zo groot, zo machtig. Deze piano lijkt zo bewegingloos. Misschien houdt de piano zelf ook de adem in, trekt de piano zich een beetje terug in zichzelf, wil de piano een klein beetje onzichtbaar zijn.

Het licht zuigt zich naar de plek waar haar handen bewegen. Daar is er een intens onzichtbaar licht, ingedikt. Zij is er helemaal, en ze is tegelijk haar eigen rand. Je begrijpt het niet goed.

Hoe ze opstaat, na de laatste noten. Even een beetje ontheemd. Dan ineens terug helemaal in de zwaartekracht. Op weg. Naar elders.

Je weet niet helemaal zeker of je haar stem zou willen horen.

Je hebt die muziek al zo vaak gehoord. Dat is niet wat je verwart.

Het is alsof iets je lichaam uit elkaar trekt. Je voelt je oude lichaam, of hoe oud het zal zijn. En je ziet die plek. De plek met het licht. En het kantelen naar die plek. En de onbereikbaarheid, dan, van die plek, voor jouw lichaam.

Iets maakt je bang. Het heeft iets te maken met pijn die er nu al is. Je kunt het zien, dat wat je verwart, niet wat je ontwart. Denk je.

Kun je me over de pijn vertellen? Dat zou je haar misschien wel vragen.

Je kijkt nog eens terug.

Er is iets met hoe ze de tijd neemt. Je begrijpt zelf niet wat die gedachte zou willen zeggen.

Je kijkt nog eens naar je handen.

(Je ziet de handen van anderen.)

Je kijkt weer naar haar handen.

Het is goed dat je hier was.