29 januari 2023

Een woordverlangen


Soms kun je zo verlangen naar woorden dat het pijn doet. Niet dat je dan weet welke woorden het zouden zijn die die plek kunnen zijn, daar. Niet dat je weet dat het een plek is.

Ze zijn er tegelijk, de materialiteit van de woorden en hun gewichtloosheid. In dat verlangen. Zoals ze in je huid zijn.

Je kunt de woorden voelen in je huid. Ze bewegen daar. Soms doen ze pijn. Soms zijn ze huid.

(Hoe vaak heb je ditzelfde verhaal al proberen te schrijven? Je bereikt het nooit. Het ontglipt je. Misschien is dat het verhaal. Misschien is het proberen genoeg.)

Soms zie je de woorden die in een huid geschreven zijn.

Misschien zijn woorden ook hun afdruk in de lucht. Zoals de sierlijke lijn die je er met je vinger in zou kunnen trekken. Zoals het landschap zich herinnert wie er ooit liep of kuste. 

De woorden maken zo hun woordloosheid. Misschien is dat de plek. Misschien herinnert je huid zich die plek, onbetreden.

Iemand zei dat je bang was, voor een plek zonder woorden, zelfs woordloze. Dat je je daar zou kunnen verliezen, in de ruimte aan de andere kant van de volle leegte. Misschien had ze gelijk.

Soms wacht je op een gedicht, je weet niet welk. Tot je het leest, en je weet dat het op je wachtte.

Soms lees je een gedicht en weet je dat het nog op zichzelf wacht. Het kan je eenzaam doen voelen in de ruimte.

Maar soms lees je een gedicht dat op je wachtte. Misschien is het als traag uitademen. Iets legt zich even neer, als een belofte.

Soms hoor je de woorden van de zanger. Op water geschreven. Soms kun je er gewoon aan denken, en zie je de woorden, in het water. Soms komen ze zomaar naar je toe. Ze zijn opgespaard, ergens in je lichaam, je zult nooit weten waar.

Soms wacht je lichaam op woorden, je weet niet welke. Iemand zou ze kunnen zeggen, zou ze je kunnen geven. Het is raar, hoe je de plek kunt zien waar die woorden in zouden passen, maar niet de woorden. En je zou heel worden, voor heel even. Soms weet je lichaam niet dat het wacht op woorden. En misschien weet het niet dat het verlangt.

Woorden zijn aanraakbaar. Al is het een kwestie van oefenen. Misschien is lang kijken een vorm van oefenen.

Soms komen de woorden zomaar naar je toe. Iemand zegt je: ik denk aan je. Met een omweg. Je wist niet eens dat je wachtte.

En je zit daar, in de hoek van de kamer. Daar waar het warm en veilig is. Je voelt het papier van het boek onder je vingertoppen. Misschien is het papier geblinddoekt, wacht het op je vingers. En terwijl je leest, terwijl werelden zich openen, terwijl de wachtende woordloze woorden in je huid betast worden, zie je ze ook. De woorden. Zoals je met je ogen je focus kunt veranderen.

Soms kun je denken aan de woorden die je zou schrijven in een brief. Ze zien er zo mooi uit, nog voor ze geschreven zijn, nog voor je weet welke woorden het zullen worden. Je weet al hoe het papier zal voelen, hoe het zich laat aanraken. Hoe je adem je hand zal volgen. Nog voor de brief er is.

Soms weet je hoe je je zult voelen na het schrijven van de woorden. Soms weet je dat je er bent. Daar waar je wilde zijn. Voor even.

27 januari 2023

En lege plekken


Een nieuwe week. Op zich is het een fijne gedachte om een nieuwe week als een nieuwe week te omschrijven. Het voelt zo lekker vers. (Zeg je tegen jezelf terwijl je je jezelf vers loopt in de ochtend op weg naar het station.)

(Het voornemen om dat lijstje met wachtende dingen helemaal leeg te krijgen. Een vers voornemen.)

Je wacht op laatste antwoorden om die ene opdracht af te kunnen ronden. Als iedereen zegt dat de tekst goed is, is die klaar. Alle antwoorden moeten binnen zijn om 12 uur ’s middags. Een zo goed als ja-antwoord komt binnen één minuut na twaalf. Het ziet er goed uit. Drie uur te laat komt alsnog een nee-antwoord binnen, één. (Je roept tegen het scherm, merkt je collega op. Iets in jou zal nooit begrijpen waarom het zo moeilijk is om gewoon stipt en goed georganiseerd te zijn. Een ander iets in jou is natuurlijk altijd begrijpend en verbindend en vriendelijk. En een dienaar des volks.)

Je zou moeten inloggen voor een overleg met je Europese collega’s. Je probeert het zeven keer opnieuw. Het lukt niet. (Het zij zo. Een iets in jou zegt dat je ook dit mild moet bekijken.)

Een andere dag. Op weg naar het werk word je nu langs de andere kant van de grondwerken omgeleid. Je stapt lekker door, zoals steeds, en gaat bij het kleine trapje helemaal onderuit. (Terwijl je valt denk je: ik ben aan het vallen, dat is precies lang geleden.) 

De vroege vergadering wordt uitgesteld. Het voelt als cadeautijd.

Je werkt alle dringende dingen af, en begint aan het lijstje met wachtende dingen. (Ze zijn blij, stel je al snel vast.)

Die meditatie ’s avonds doet je goed.

Een bijzondere droom, die je heel lang kunt zien.

Een volgende ochtend. (Je past een beetje op voor trapjes.)

Je werkt thuis, want die middag krijg je bezoek. Na een tijdje wordt het een beetje koud onderhuids.

Je ontvangt de twee mannen die mogelijk gaan meedenken over energiedromen. (Jouw dromen zijn altijd groot, stel je vast bij jezelf. Wat ook wel een geruststelling is.)

Je werkt het laatste dingetje op je lijstje af. Iets valt van je af.

De vraag was gekomen om voor de digitale vergadering alle vragen vooraf door te sturen. Andermaal merk je dat jij de enige was die dat ook effectief heeft gedaan. (Iets zegt je iets over je best doen, proberen toch.)

Een andere ochtend. Uitzonderlijk ga je eens met de fiets naar het station. Onderweg gaat het even fout. Iets als een kleine fietsbotsing. (Terwijl het gebeurt, denk je: we gaan botsen.) Na even wat gedoe, wordt het nog een fijn gesprek.

Het is gedichtendag. Die ochtend bij het koffiezetten was er een zin naar je toe gekomen. Je moet nog even wachten op de andere zinnen die zich rond die ene zin willen neerleggen. Of dansen ze? Het tekstje schrijft zichzelf, je laat het snel los, het mag de wereld in.

Je fietst naar de vergadering. Je bent helemaal eerst in de zaal onder het dak. Het voelt bijzonder. Die ene minuut daar helemaal alleen zitten, en kijken. (En dromen van lege plekken.)

Die avond ben je op weg naar een andere vergadering. Een deel van de stad is gehuld in duisternis. De buurt waar je vroeger woonde. Je beweegt in het donker. Zou er iemand zomaar tegen jou rijden, en zou je dan denken: er is iemand die tegen mij rijdt?

Je zit in de grote, goed gevulde zaal. Een hele rij sprekers. Ze hebben het over zonnepanelen en laadpalen. Alles wat je wilde weten. (In je hoofd zie je al hoe je binnenkort het hele verhaal zult vertellen aan je buren om hen te overtuigen.)

Op weg naar huis loop je ook nog even door de straat waar je vroeger. Je had even geaarzeld, maar je doet het toch. Het is nog steeds donker. Je woont hier niet meer, denk je.

Een verse ochtend. Een belangrijke vergadering, waar je die ene nota moet verdedigen. In je hoofd heb je alles goed voorbereid. Het lukt mooi, zoals je hoopte.

De mevrouw die net voor je in de trein stapt, glimlacht naar je. De man met zijn grote zwarte tas voor een contrabas komt je bekend voor.

Je werkt de dingen af, een voor een.

Iemand is over de oceaan aan het vliegen, denk je. Op weg terug naar deze kant.

(Je verlangt, hevig, denk je, naar lege plekken.)

Je loopt door de stad. De twee mannen lopen hand in hand. Het maakt je gelukkig. (Telkens weer.)

Voor je naar huis gaat, loop je nog even langs je platenboer. Nieuw materiaal van twee grote helden. (Je krijgt al bijna proactieve vapeurs.) Je zou gewoon uren willen kunnen luisteren, niets anders. Het zal nog even niet zo zijn. Het is.

Terwijl je staat te wachten aan de kassa, probeert de vrouw voor je haar boodschappen in de doos te laden en ook nog haar drie dochters in het oog te houden. Het jongste meisje heeft er geen zin in. Ze is moe en blijft jengelen, zelfs na dat koekje.

Je hebt nog die ene vergadering. Met enkele buren. Iets over energiedromen. Het voorstel is klaar. Je bent blij.

Terwijl je schrijft, hoor je het nieuwe werk. Het is zo mooi…

22 januari 2023

En wiegen


‘Ik ben blij dat je gekomen bent. Misschien was ik een beetje bang dat je niet zou komen.’
‘Waarom zou ik niet komen?’
‘Ik weet niet, zomaar.’
‘Ik ben er, voel maar, ik ben echt.’
‘Je ontroert me, maar dat wist je al. Hoe gaat het met de wind?’
‘De wind geeft geen cadeaus, dat dacht ik gisteren. Soms heb je natuurlijk wind in de rug bij het fietsen. Soms is de wind net wat je huid nodig heeft, wanneer je de dingen even niet meer weet. Maar je kunt geen eenvoudige vraag stellen aan de wind, zo werkt het niet. Je moet kijken.’
‘Soms neemt de wind je wel een beetje over, dan kun je er als het ware in gaan liggen.’
‘Soms zie ik de wind in jouw ogen. Dat is mooi.’
‘Misschien laat de wind zich aan jou zien op dat moment.’
‘Het was vanmorgen heel stil in mijn huis. Zo wou ik het ook. Ik wou zo graag gewoon even alleen zijn. Even niemand die iets van me wou of voor wie ik iemand moest zijn. En het was goed. Al deed het ook pijn, veel pijn.’
‘Wat voor pijn is dat dan?’
‘Pijn die wacht, denk ik. Wacht op zo’n leeg moment. Het is goed, denk ik. Op alle andere momenten doe ik wat ik te doen heb, en dat gaat eigenlijk wel goed. Maar een stuk van mij is ook die pijn. Het is oude pijn, denk ik.’
‘Voel je je dan alleen?’
‘Ja en nee. Het is goed om dan alleen te zijn, en de dingen gewoon even te laten komen, om ernaar te kijken. Zonder verzet. En tegelijk heb je soms ook dat verlangen dat er net dan iemand zou zijn die je wiegt of zo, heel traag, en lang.’
‘O ja, heb jij dat ook? Je weet dat het een soort kinderlijk verlangen is. En je weet dat je natuurlijk niet bij een ander mag leggen wat je zelf te doen hebt. En toch. Soms zou je niets anders willen dan dat.’
‘Ja, inderdaad.’
‘Ik zag onlangs nog een filmpje dat me hetzelfde gevoel gaf. Het leek even alsof ik een van die twee mensen was, en het maakte me rustig. Daar wil ik zijn, dacht ik. Daar waar zij zijn.’
‘Misschien moet je me daar ooit eens mee naartoe nemen. Naar daar.’
‘Misschien doe ik dat wel. Ik zal het eens aan de wind vragen.’
‘Ik zag onlangs een goede film. Twee mannen die allebei een kind hadden verloren spraken met elkaar. Die ene, die al langer zijn dochter kwijt was, zei iets tegen die andere, die net zijn kind had verloren. Je moet op een bepaald moment de pijn toelaten, zei hij, anders zul je ook alle herinneringen aan haar verliezen. Je zult niet meer met haar kunnen praten, ze zal weg zijn, als je je helemaal afsluit. Iets in die aard. Ik denk dat ik een beetje begreep wat die man probeerde uit te leggen. Iets van de pijn is goed, om zacht te kunnen blijven. Al aanvaard je daarmee misschien ook wel dat iets van die pijn er altijd zal zijn.’
‘Ik ben het nog aan het leren, denk ik.’
‘Ik vind dat jij dat heel goed doet.’
‘Dankjewel, dat is lief. Het overvalt je soms, wanneer je het niet verwacht. Ik was vorige week nog iets aan het uitleggen aan een vriendin. Ze vroeg me iets te vertellen over het huis waar ik als kind woonde en hoe het nu voelt, als ik daar kom. En ik dacht dat ik dat verhaal al vaak genoeg verteld had, dat iets ervan achter me lag. Misschien is dat ook wel zo, maar dat zorgt er niet zomaar voor dat je het gewoon kunt vertellen. Als ik het dan gewoon vertel, merk ik, zonder het groter of kleiner te maken, stroomt het wel, of zoiets.’
‘Misschien is het wel goed dat je dat op zo’n moment weer kunt voelen, zonder dat het je verlamt.’
‘Wat niet wegneemt dat we misschien de cultuur van het wiegen weer in moeten voeren.’
‘Stel je voor, hoe mooi dat zou zijn.’
‘We kunnen straks al even oefenen. Maar laten we nu maar eerst aan tafel gaan. Het eten is klaar.’
‘Mmmm.’

21 januari 2023

Een oude ziel


Net wanneer je je best doet om een vroegere trein te nemen om op tijd op het werk te zijn vinden de treinen het een goed idee om je een oefening in zen aan te bieden. Je probeert uit te leggen aan een of andere transcendentale instantie dat je vroege aanwezigheid op het perron helemaal niets met jouw ego te maken heeft, maar geheel ten dienste staat van anderen. (Je zult een grote groep mensen ontvangen op het werk. Zij komen daar vergaderen, jij wilt ervoor zorgen dat alles helemaal netjes klaar zal staan, met een scherm dat werkt, met lekkere koffie, met koekjes en met chocolade. Chocolade is altijd van belang voor strategische vergaderingen.) De instantie lijkt je vraag te negeren, heeft waarschijnlijk iets beters te doen. Of wil je net een extra opdracht in omgaan met onbestendigheid aanbieden. (Op die manier heeft de instantie natuurlijk altijd gelijk, denk je nog stiekem in een achterkamer van je hoofd.) Je komt iets later op het werk aan. Alles lukt nog. (Op het einde van de namiddag zullen de aanwezigen je bedanken voor de vriendelijke en warme ontvangst. En voor de chocolade.)

Die avond heb je nog een vergadering bij jou thuis. Je gasten komen enigszins drijfnat bij je binnen. Je doet je best om veel menselijke warmte uit te stralen, al is het effect daarvan op natte broeken van anderen nog niet met peer review bewezen. Het wordt alleszins een fijne vergadering.

Een andere dag. Het voorziene bezoek is afgelast. Je kunt rustig de dag beginnen.

Op weg naar je vergadering ga je nog langs het postkantoor. (Verjaardagscadeaus zijn steeds een logistieke uitdaging.) Bij vertrek thuis heb je vakkundig uitgerekend hoeveel tijd je nodig zou hebben in het postkantoor, zodat je zeker niet te laat, en ook niet veel te vroeg (zoals gewoonlijk) aan zult komen voor je vergadering. Je komt veel te vroeg aan. Zoals gewoonlijk. (Maar de pakjes zullen wel op tijd op hun bestemming aankomen.)

(In je lichaam is er ergens een licht verlangen naar winteren. Iets met verdwijnen onder een dekentje. Je bent goed in kijken naar je verlangens. Alleszins naar sommige.)

Een andere dag. Het pakje is tijdig gearriveerd, hoor je. Een vriendin komt langs om je haar te knippen. Ze maakt je daardoor andermaal extreem gelukkig. (En jullie hebben de kans om even bij te praten. Je vertelt haar het verhaal dat je haar al een hele tijd wilde vertellen. Ze begrijpt het helemaal, en wist het eigenlijk als, zoals je had kunnen vermoeden. Ze is geweldig, maar dat wist je al.) De poetsmevrouw op het werk roept het uit wanneer ze je ziet. Ze zegt dat je er zoveel jonger uitziet. Je hoopt dat ze nog jonger bedoelt. (De leeftijdskwestie is al aan bod gekomen tijdens uitvoerige gesprekken in de gang.) Ze is alleszins blij je te zien, zoals elke dag.

De vergadering loopt een heel stuk beter dan gevreesd. (Er was ook chocolade.)

Je krijgt een bericht, over je stukje, en over je stem. (Het maakt je een beetje verlegen.)

Je had die avond weg kunnen gaan naar die bijeenkomst. Het zou interessant geweest zijn. Je blijft thuis. Er is nog zoveel werk. En ook nog een licht dekentjesverlangen. (Dus eerst nog wat werken, de dringendste dingen, en daarna pas dekentje, om alle decadentie te vermijden. Uitstellen van verlangen is een kerncompetentie.)

Een andere dag. Een middagafspraak met iemand die je al lang niet meer zag. De minister loopt voorbij en knikt je toe. De koffie is lekker.

Je avondafspraak wordt uitgesteld. (Je vindt het erg voor haar, hopelijk voelt ze zich snel weer beter.) 

Een ingewikkelde droom. Al die oude foto’s die je ziet, waar je als kleine jongen op staat. (Foto’s die helemaal niet bestaan in het echt.)

Sneeuwvlokjes begeleiden je de volgende ochtend naar het station.

Je werkt je lijstje helemaal af en vertrekt naar je afspraak.

Een mooi gesprek. Je bent blij dat je tijd hebt om met haar te praten. Iets met citaten uit liedjes van Dylan en Cohen. (En hoe je dat doet glimlachen. Je ziet iets.) Iets over woordworstelen. Iets over de tijd. Nadien in de trein denk je dat oude zielen een goede uitvinding van de kosmos zijn.

Een rare droom.

De mevrouw aan de kassa – je bent zoals elke week haar eerste klant – is geen extreem ochtendmens. Maar je kunt haar wel aan het lachen brengen. (Het kan een missie zijn in het leven, de mevrouw aan de kassa aan het lachen brengen.)

Je loopt even langs het huis van je oom. Een nicht die je al vele jaren niet meer gezien hebt, is daar. Het voelt zo goed om haar terug te zien.

Je wacht een vriendin op op het perron. (Het is ook al weer maanden geleden dat je haar zag.) De tijd vliegt voorbij daarna. (Nog zoveel verhalen niet verteld.) Nog net op tijd voor het museum. Albast voelen en kijken naar albast. Het is wonderlijk. (Er is net te weinig tijd om het traag genoeg te kunnen doen.) Je wuift haar uit op het perron.

Het huis is zo blij je weer te zien. Het mag warm worden.

15 januari 2023

Dansen in fragmenten


Een nieuwe week. Er is al iets aan het veranderen in het licht, denk je. Het is nog niet het licht van februari. Het is nog onderhuids. Als een uitnodiging tot tintelen.

Een tekstje dat je maakte beweegt de wereld in, zo lijkt het. (Je weet nooit, na al die tijd, hoe dat eigenlijk werkt. En dat is niet erg. Het is ergens, daar, en het beweegt. Een klein beetje.)

Na de vergadering loop je naar het station met iemand die je nog steeds als een collega beschouwt. (Het gaat nooit over, die vroegere werkplek is nog ergens in je, en het is goed.) Het is nog even wachten, in de vooravond, op treinen in vertraging. Jullie gaan binnen zitten, op die paar mooie houten banken die nog niet zijn weggehaald. Ze zijn ontvangend. Je hoort een verhaal dat je een beetje droef maakt.

Een andere dag. Je kijkt naar lijstjes. Zoveel mogelijk kleine dingen er al uit halen, dat schiet lekker op.

Die avond. De tafels moeten verhuisd worden. Het is wel handig dat je de poten van het blad kunt draaien. Behalve die ene poot, die dapper onvermurwbaar blijft, zich niet wil laten bewegen. (I Shall Not Be Moved.)

Een andere dag. Je stuurt haar een bericht, ze verjaart. Ze zal het hopelijk niet al te erg vinden dat haar cadeau nog enkele dagen op zich zal laten wachten.

De vergadering die avond. Je neemt toch maar appelsap, laat de anderen maar bubbels drinken.

(Je las twee boeken de voorbije weken waarover je nog geen stukje schreef. Het is raar, niemand verplicht je het te doen. En toch is het alsof je faalt, omdat je nog tijd vond om de teksten te schrijven. Het is alsof die boeken op je wachten. Misschien is het niet zo erg dat ze nog even moeten wachten.)

Een andere dag. Er is een nieuwjaarsetentje op het werk. Die ochtend vroeg sta je in de keuken jouw bijdrage klaar te maken. Het sausje, met die mosterd, is lekker pittig, en ook een beetje zacht. Net zoals je het wilde.

Er is eerst nog de vergadering, daarna het ritueel van het voorbereiden van het etentje. Ook de muziek is jouw verantwoordelijkheid. (Je bent niet goed in aperitieven, stel je andermaal vast. Laat hen maar bubbels drinken, het is goed. Maar jij hebt straks nog werk te doen.) Eindelijk zit iedereen aan de tafel. Het ontroert je, hen allemaal zo te zien. Iets met een glimlach. De muziek blijft, terwijl je wegglipt voor je afspraak. Dingen die blijven.

Die avond, een voorstelling waar je al lang naar uitkeek. Jullie zitten dicht bij het podium, alles is goed te zien. De pianist, en zij die zal dansen. Ze komen het podium op. (Je zou niet bij benadering weten hoe vaak je dat muziekstuk al hebt gehoord in je leven. Het zit in je hoofd, in je lichaam, denk je.) Hij begint te spelen, met een zachte toets. Zij danst. Je ziet fragmenten, kleine stukken. Als partikels die elkaar nog moeten zoeken. Je ziet referenties naar stukken van haar die je vroeger zag. Kleine bewegingen komen terug. Soms lijkt ze nog op de dool in haar bewegingen, alsof die nog wachten op iets. Die grote ruimte van het podium lijkt nog te zwijgen, naast de muziek. Ze beeldt de muziek niet uit. Soms beweegt ze er net naast, soms in, soms laat ze zich erdoor bewegen. Fragmenten vinden elkaar soms ineens tot een hele zin, maar die laat zich niet zomaar herhalen. (Het muziekstuk is een thema met zoveel herhalingen, je merkt dat je in lichaam steeds weer die baslijn voelt.) Eerst is het soms nog alsof de muziek en het dansen nog twee eenheden in de ruimte zijn, in relatie tot elkaar. Op een bepaald moment worden ze samen één ruimte. (Misschien ligt dat ook gewoon aan de tijd die je nodig had om helemaal in aandacht in het nu te zijn.) Het gaat ook over haar lichamelijkheid, waar de bewegingen mee dialogeren. Ze hult zich in transparantie. Soms zijn er verwijzingen naar een film, soms zijn er grapjes. Soms lijkt haar blik verloren, op zoek naar een verbinding of richting die niet komt. Misschien gaan haar kleren van ouder naar jonger, terwijl haar lichaam de omgekeerde weg ging. Ergens, niet ver van het einde, is het alsof er een helder verdriet over de bewegingen komt. Je voelt een traan onder je huid. De laatste variatie, net voor het thema weer zal herhaald worden. Ze maakt je steeds emotioneel, omdat je weet dat het bijna voorbij is, omdat je weet wat er nog zal komen. En dan het herhalen van het thema. Het overweldigt je steeds, zacht en desolaat tegelijk. (Misschien wil je tegelijk iets afronden en wil je toch niet weg uit die muziek.)

Een mooi gesprek, wachtend aan de bushalte. Alsof er een helderheid is voor jullie, een zachte ruimte voor woorden. Je stottert een beetje, maar het is misschien niet erg. Je hoort jezelf huidwoorden zoeken.

Een andere dag. Je werkt stap voor stap het lijstje af.

Voor je naar huis gaat, loop je nog even langs de boekhandel. Je hebt even tijd om je cadeautjes te kiezen.

Die avond beweeg je tussen de mensen op de receptie. Je verdeelt de bubbels. Die beweging is een goede plek voor jou.

Je gaat nog even ergens anders naartoe. Een vrouw, lichtjes in de wind, vertelt je allerlei verhalen, en zegt dat je er zo jong uitziet.

Een nacht in fragmenten.

Boodschappenronde in de regen. Een mooi gesprek dat je ontroert.

Je bent op weg naar die andere stad. Je zult haar interviewen over haar boek. Je leest alles nog eens na in de trein. (De epiloog maakt je nog steeds verdrietig.) Het wordt een zacht en zorgvuldig gesprek. Het is al laat wanneer je weer thuis bent. Je ruimt nog alle boodschappen op het aanrecht op, terwijl je kijkt naar de documentaire over Ella Fitzgerald.

Je begint de dag met een mooi berichtje. Misschien heeft ze gelijk.

Je doet de dingen die je wilde doen. (Je bent niet zo goed in cadeautjes op het scherm, het voelt beter om ze gewoon in de winkel in je handen te kunnen voelen. Maar het komt wel goed, het gaat niet over jou, maar over dat kindje naar wie het zal gaan.)

De dag beweegt traag, in zachtheid, in trage fragmenten, en in een helder verdriet. De planten kijken je teder aan.

07 januari 2023

De stem laat zich zien


De nieuwe week, het werk dient zich weer aan. Je lichaam hangt nog een beetje aan de vakantie. Traag beginnen, dat heb je met jezelf afgesproken.

Een kleine vergadering. Het jongetje ligt te slapen in de kinderwagen, of lag te slapen. Hij is al zo groot geworden.

Je loopt door de stad naar je werk. Even twijfel je nog, zul je misschien weer voor een gesloten deur staan? (Gelukkig niet. Geen extra uitlachmoment voor je collega’s.)

Je legt de nieuwjaarskaarten netjes in hoopjes. Ze wachten.

Een andere dag. Er is nog veel plaats in de trein, alsof je trager in de dag mag schuiven.

Je had het een tijdje voor je uit geschoven. Maar in het kader van de goede voornemens begin je met je collega aan het installeren van dat ene apparaat. Op de instructiefilmpjes ziet het er zo eenvoudig uit. Maar de kosmos – ongetwijfeld – komt tussen. Je laptop herkent het apparaat niet, zegt dat het niet aangesloten is. Koppig. Het kabeltje lijkt zich evenwel heel erg in je laptop te bevinden. Een hechtingsstoornis. (Het universum herinnert je aan het falen als deel van je existentie.)

Een mooi gesprek. Je leert iets over ergens in de tijd staan.

In je droom kijkt iemand je lang aan die nacht. Je steekt je hand uit.

Een andere dag. Het gesprek ploegt zich een beetje moeizaam verder. (Je kijkt naar de lijnen in je hoofd.) Nadien ben je een beetje verdrietig.

Het doet je goed dat je alleen bent op het werk. Je raakt de toetsen traag aan.

(Er is nog steeds geen woord naar je toe gekomen voor het stukje dat je de volgende dag te schrijven hebt. Je vertrouwt erop dat het wel zal komen, zeg je tegen jezelf.)

Je begint aan de lange tekst die je nog moet schrijven. Je weet dat de woorden je zullen laten voelen waar ze naartoe willen. Zodra je de onzichtbare contouren van de tekst in je hoofd begint te zien, beweegt die zichzelf.

Een andere dag. Je brengt de verjaardagscadeautjes naar het postkantoor. (Onderweg wacht je op een woord voor het stukje, wacht je op een goed voornemen. Het stukje zal dus waarschijnlijk over een goed voornemen gaan.) De meneer aan het loket plakt de postzegels op de omslagen. Je hebt er nog twee over zegt hij. Het is alsof zomaar een cadeautje krijgt. Hij roept je nog een gelukkig nieuwjaar na, wanneer je vertrekt. (Het woord is er, ondertussen.)

De tekst werkt zichzelf af. Het is alsof hij door je handen beweegt, ze volgen.

Het stukje vraagt het ritme van je adem, alleen zo laat het zich schrijven. (In de ruimte tussen de woorden zie je wat ze je willen zeggen.)

Die avond sta je te wachten op hen in de straat, aan de plek waar jullie zullen gaan eten. Fietsen en brommertjes razen voorbij, eten wordt bezorgd. Je hoort zoveel talen.

De keuzes worden gemaakt op het grote aanraakscherm. (Lichte keuzestress. Je bent niet goed in het concept ‘toppings’, merk je eens te meer.) Aan de tafel komen de verhalen. Je kijkt naar hen. Het is alsof je hen ziet groeien, elke keer weer. Je leert nieuwe woorden. (Een “Karen”, en de veronderstelde haarstijl die de hare is.) Je leert iets over navelpiercings. Je kunt nog steeds niet met stokjes eten, maar gelukkig  had je quinoa gekozen. Ze ontroeren je, zoals steeds.

Wanneer jullie nadien door de stad lopen, vraagt ze je of je een muntje wilt. (Je bent gelukkig.)

Een andere dag. Je hoort dat je het stukje dat je schreef ook nog zou moeten inlezen. (Het ritme is het belangrijkst, zei hij.) Even ben je bang voor je adem, maar het lukt goed om de tekst helemaal voor te lezen. Je kijkt naar je stem, probeert alleen dat te zien. Hoe die beweegt door de woorden. (Je hoort nog zoveel fouten. Je zou een betere microfoon moeten hebben. Misschien zal je stem je helpen, ooit.)

Het is websiteleerdag. Al die kleine probleempjes die je nog moet oplossen. Na een uitgebreide innerlijke dialoog, stuur je enkele vragen door naar de support. Je krijgt telkens onmiddellijk een antwoord. Wat niet noodzakelijk betekent dat je de antwoorden ook begrijpt. (Het universum herinnert je aan het falen.) De supportmeneer vindt het goed dat je een websiteleerdag hebt.

Die avond kijk je rond naar de vele mensen op de receptie in de gigantische zaal. (Je jasje beschermt je tegen iets.)

De nacht hapert.

Een andere dag. Je nicht is een groot huis aan het leegmaken. Ze had je gevraagd te komen kijken naar de cd’s en de boeken. Het verwart je. Je neemt enkele cd’s en een boek mee, voor jou en je zus. Je hoort het verhaal (over nog maar eens die kloteziekte). Je bent verdrietig en kwaad tegelijk. (Iets over sporen in je familie.)

Een mooi gesprek. Je leert iets over je woorden.

Je ruimt de boodschappen op die op het aanrecht liggen. Het ritueel van elke week. Het doet je goed.

01 januari 2023

Wens 2023


Misschien is de tijd als een ruimte
Misschien is het aan jou
Om ergens te gaan staan
En dan rivier te zijn

Je kijkt naar de kinderen
Je kijkt naar je handen
En naar elke dag
Opnieuw beginnen

Je huid van zee
En de woorden die
Daarin geschreven zijn
Iemand raakt ze aan

Het heelt verder
En het verlaat
Zo sta je daar
Altijd klaar voor de dans


jan