22 januari 2023

En wiegen


‘Ik ben blij dat je gekomen bent. Misschien was ik een beetje bang dat je niet zou komen.’
‘Waarom zou ik niet komen?’
‘Ik weet niet, zomaar.’
‘Ik ben er, voel maar, ik ben echt.’
‘Je ontroert me, maar dat wist je al. Hoe gaat het met de wind?’
‘De wind geeft geen cadeaus, dat dacht ik gisteren. Soms heb je natuurlijk wind in de rug bij het fietsen. Soms is de wind net wat je huid nodig heeft, wanneer je de dingen even niet meer weet. Maar je kunt geen eenvoudige vraag stellen aan de wind, zo werkt het niet. Je moet kijken.’
‘Soms neemt de wind je wel een beetje over, dan kun je er als het ware in gaan liggen.’
‘Soms zie ik de wind in jouw ogen. Dat is mooi.’
‘Misschien laat de wind zich aan jou zien op dat moment.’
‘Het was vanmorgen heel stil in mijn huis. Zo wou ik het ook. Ik wou zo graag gewoon even alleen zijn. Even niemand die iets van me wou of voor wie ik iemand moest zijn. En het was goed. Al deed het ook pijn, veel pijn.’
‘Wat voor pijn is dat dan?’
‘Pijn die wacht, denk ik. Wacht op zo’n leeg moment. Het is goed, denk ik. Op alle andere momenten doe ik wat ik te doen heb, en dat gaat eigenlijk wel goed. Maar een stuk van mij is ook die pijn. Het is oude pijn, denk ik.’
‘Voel je je dan alleen?’
‘Ja en nee. Het is goed om dan alleen te zijn, en de dingen gewoon even te laten komen, om ernaar te kijken. Zonder verzet. En tegelijk heb je soms ook dat verlangen dat er net dan iemand zou zijn die je wiegt of zo, heel traag, en lang.’
‘O ja, heb jij dat ook? Je weet dat het een soort kinderlijk verlangen is. En je weet dat je natuurlijk niet bij een ander mag leggen wat je zelf te doen hebt. En toch. Soms zou je niets anders willen dan dat.’
‘Ja, inderdaad.’
‘Ik zag onlangs nog een filmpje dat me hetzelfde gevoel gaf. Het leek even alsof ik een van die twee mensen was, en het maakte me rustig. Daar wil ik zijn, dacht ik. Daar waar zij zijn.’
‘Misschien moet je me daar ooit eens mee naartoe nemen. Naar daar.’
‘Misschien doe ik dat wel. Ik zal het eens aan de wind vragen.’
‘Ik zag onlangs een goede film. Twee mannen die allebei een kind hadden verloren spraken met elkaar. Die ene, die al langer zijn dochter kwijt was, zei iets tegen die andere, die net zijn kind had verloren. Je moet op een bepaald moment de pijn toelaten, zei hij, anders zul je ook alle herinneringen aan haar verliezen. Je zult niet meer met haar kunnen praten, ze zal weg zijn, als je je helemaal afsluit. Iets in die aard. Ik denk dat ik een beetje begreep wat die man probeerde uit te leggen. Iets van de pijn is goed, om zacht te kunnen blijven. Al aanvaard je daarmee misschien ook wel dat iets van die pijn er altijd zal zijn.’
‘Ik ben het nog aan het leren, denk ik.’
‘Ik vind dat jij dat heel goed doet.’
‘Dankjewel, dat is lief. Het overvalt je soms, wanneer je het niet verwacht. Ik was vorige week nog iets aan het uitleggen aan een vriendin. Ze vroeg me iets te vertellen over het huis waar ik als kind woonde en hoe het nu voelt, als ik daar kom. En ik dacht dat ik dat verhaal al vaak genoeg verteld had, dat iets ervan achter me lag. Misschien is dat ook wel zo, maar dat zorgt er niet zomaar voor dat je het gewoon kunt vertellen. Als ik het dan gewoon vertel, merk ik, zonder het groter of kleiner te maken, stroomt het wel, of zoiets.’
‘Misschien is het wel goed dat je dat op zo’n moment weer kunt voelen, zonder dat het je verlamt.’
‘Wat niet wegneemt dat we misschien de cultuur van het wiegen weer in moeten voeren.’
‘Stel je voor, hoe mooi dat zou zijn.’
‘We kunnen straks al even oefenen. Maar laten we nu maar eerst aan tafel gaan. Het eten is klaar.’
‘Mmmm.’

Geen opmerkingen: