27 januari 2023

En lege plekken


Een nieuwe week. Op zich is het een fijne gedachte om een nieuwe week als een nieuwe week te omschrijven. Het voelt zo lekker vers. (Zeg je tegen jezelf terwijl je je jezelf vers loopt in de ochtend op weg naar het station.)

(Het voornemen om dat lijstje met wachtende dingen helemaal leeg te krijgen. Een vers voornemen.)

Je wacht op laatste antwoorden om die ene opdracht af te kunnen ronden. Als iedereen zegt dat de tekst goed is, is die klaar. Alle antwoorden moeten binnen zijn om 12 uur ’s middags. Een zo goed als ja-antwoord komt binnen één minuut na twaalf. Het ziet er goed uit. Drie uur te laat komt alsnog een nee-antwoord binnen, één. (Je roept tegen het scherm, merkt je collega op. Iets in jou zal nooit begrijpen waarom het zo moeilijk is om gewoon stipt en goed georganiseerd te zijn. Een ander iets in jou is natuurlijk altijd begrijpend en verbindend en vriendelijk. En een dienaar des volks.)

Je zou moeten inloggen voor een overleg met je Europese collega’s. Je probeert het zeven keer opnieuw. Het lukt niet. (Het zij zo. Een iets in jou zegt dat je ook dit mild moet bekijken.)

Een andere dag. Op weg naar het werk word je nu langs de andere kant van de grondwerken omgeleid. Je stapt lekker door, zoals steeds, en gaat bij het kleine trapje helemaal onderuit. (Terwijl je valt denk je: ik ben aan het vallen, dat is precies lang geleden.) 

De vroege vergadering wordt uitgesteld. Het voelt als cadeautijd.

Je werkt alle dringende dingen af, en begint aan het lijstje met wachtende dingen. (Ze zijn blij, stel je al snel vast.)

Die meditatie ’s avonds doet je goed.

Een bijzondere droom, die je heel lang kunt zien.

Een volgende ochtend. (Je past een beetje op voor trapjes.)

Je werkt thuis, want die middag krijg je bezoek. Na een tijdje wordt het een beetje koud onderhuids.

Je ontvangt de twee mannen die mogelijk gaan meedenken over energiedromen. (Jouw dromen zijn altijd groot, stel je vast bij jezelf. Wat ook wel een geruststelling is.)

Je werkt het laatste dingetje op je lijstje af. Iets valt van je af.

De vraag was gekomen om voor de digitale vergadering alle vragen vooraf door te sturen. Andermaal merk je dat jij de enige was die dat ook effectief heeft gedaan. (Iets zegt je iets over je best doen, proberen toch.)

Een andere ochtend. Uitzonderlijk ga je eens met de fiets naar het station. Onderweg gaat het even fout. Iets als een kleine fietsbotsing. (Terwijl het gebeurt, denk je: we gaan botsen.) Na even wat gedoe, wordt het nog een fijn gesprek.

Het is gedichtendag. Die ochtend bij het koffiezetten was er een zin naar je toe gekomen. Je moet nog even wachten op de andere zinnen die zich rond die ene zin willen neerleggen. Of dansen ze? Het tekstje schrijft zichzelf, je laat het snel los, het mag de wereld in.

Je fietst naar de vergadering. Je bent helemaal eerst in de zaal onder het dak. Het voelt bijzonder. Die ene minuut daar helemaal alleen zitten, en kijken. (En dromen van lege plekken.)

Die avond ben je op weg naar een andere vergadering. Een deel van de stad is gehuld in duisternis. De buurt waar je vroeger woonde. Je beweegt in het donker. Zou er iemand zomaar tegen jou rijden, en zou je dan denken: er is iemand die tegen mij rijdt?

Je zit in de grote, goed gevulde zaal. Een hele rij sprekers. Ze hebben het over zonnepanelen en laadpalen. Alles wat je wilde weten. (In je hoofd zie je al hoe je binnenkort het hele verhaal zult vertellen aan je buren om hen te overtuigen.)

Op weg naar huis loop je ook nog even door de straat waar je vroeger. Je had even geaarzeld, maar je doet het toch. Het is nog steeds donker. Je woont hier niet meer, denk je.

Een verse ochtend. Een belangrijke vergadering, waar je die ene nota moet verdedigen. In je hoofd heb je alles goed voorbereid. Het lukt mooi, zoals je hoopte.

De mevrouw die net voor je in de trein stapt, glimlacht naar je. De man met zijn grote zwarte tas voor een contrabas komt je bekend voor.

Je werkt de dingen af, een voor een.

Iemand is over de oceaan aan het vliegen, denk je. Op weg terug naar deze kant.

(Je verlangt, hevig, denk je, naar lege plekken.)

Je loopt door de stad. De twee mannen lopen hand in hand. Het maakt je gelukkig. (Telkens weer.)

Voor je naar huis gaat, loop je nog even langs je platenboer. Nieuw materiaal van twee grote helden. (Je krijgt al bijna proactieve vapeurs.) Je zou gewoon uren willen kunnen luisteren, niets anders. Het zal nog even niet zo zijn. Het is.

Terwijl je staat te wachten aan de kassa, probeert de vrouw voor je haar boodschappen in de doos te laden en ook nog haar drie dochters in het oog te houden. Het jongste meisje heeft er geen zin in. Ze is moe en blijft jengelen, zelfs na dat koekje.

Je hebt nog die ene vergadering. Met enkele buren. Iets over energiedromen. Het voorstel is klaar. Je bent blij.

Terwijl je schrijft, hoor je het nieuwe werk. Het is zo mooi…

Geen opmerkingen: