21 maart 2021

Eerste persoon enkelvoud


Er is een eenzaamheid in ouder worden. Er zijn herinneringen die je sterk bijblijven over merkwaardige gebeurtenissen. Die hebben je leven niet echt veranderd in de zin dat ze inzicht gaven in een diepere zin. Ze weerstaan aan eenvoudige interpretatie of aan vragen die wat gebeurde zouden willen omzetten in een thema of een betekenis. Ze zijn in een verhaal ook geen heldere metafoor. Ze zijn. Als de wereld minder surrealistisch wordt, is het alsof de vervreemding transparanter wordt. En het lijkt alsof de auteur zo zelf meer in beeld komt. Dat is het gevoel dat overblijft na het lezen van Eerste persoon enkelvoud, van de Japanse schrijver Haruki Murakami.

Het is een verhalenbundel met acht verhalen. Je begint er als lezer aan met enige aarzeling. Als je al veel van hem hebt gelezen, is het een beetje of die andere boeken meekijken over je schouder. Je verwacht een bepaald universum te herkennen dat tegelijk heel helder en lichtjes verstoord is. Je verwacht dieren die ineens spreken, een logica die je hoofd af en toe doet tollen en mensen die een beetje verdwalen in de absurde alledaagsheid. De vanzelfsprekendheid van dat universum lijkt in zekere zin een spiegel van een werkelijkheid die op zich vervreemdend is. Mensen dolen er doorheen, houden zich vast aan routines. Misschien wil je als lezer net heel erg dat universum opnieuw herkennen. Misschien ben je tegelijk bang dat het een bepaalde formule is, die de auteur telkens opnieuw kan opvoeren, een beetje gemakzuchtig.

Wat we kennen van Murakami komt ook in deze verhalen terug, maar met mate. Er zijn de vele verwijzingen naar muziek, zoals in een heerlijk verhaal over een niet bestaande plaat van Charlie Parker die bossa nova speelt. De jazzmuzikant komt de auteur bedanken voor zijn verhaal of droom. Er is een verhaal waarin een stuk van Schumann een hoofdrol speelt. Er is een fascinerend verhaal met een sprekende aap die zich beter thuis voelt in de wereld van de mensen dan in die van de apen. Er zijn figuren die ineens uit het niets lijken te verschijnen en wijsheden geven die raar lijken, waarna ze weer verdwijnen. Er zijn mysterieuze vrouwen.

De dingen die je kent, zijn er wel, maar het lijkt alsof de balans verschuift naar een andere toon. De melancholie lijkt directer. De verschillende verhalen lijken in een min of meer chronologische volgorde te staan. Ze worden telkens verteld door een ik-verteller, een schrijver, die zich in een van de verhalen ook Haruki Murakami noemt. De schrijver denkt meestal terug aan ontmoetingen met meisjes of vrouwen in de loop van zijn leven. Ze waren heel erg mooi, of net heel lelijk. Ze maakten een diepe onmiddellijke indruk en verdwenen toen. Ze bleven door een toeval bij hem slapen, waarna ze onzichtbaar werden. Ze lieten na jaren van zich horen, maar bleven afwezig. Ze deelden een tijd zijn leven, en waren toen ineens weg. Ze bleken dingen gedaan te hebben die hij totaal niet had verwacht. 

Die momenten zijn er, en ze vervliegen in de tijd. Ze lijken telkens iets aan te raken, iets van de liefde, iets van een verbinding, iets van wat echt belangrijk zou kunnen zijn. Maar ze laten zich tegelijk niet lezen, niet interpreteren, niet vatten in een wijsheid. Het is alsof de ouder wordende verteller aanvoelt hoe de werkelijkheid onkenbaar is. Er zijn die sterke herinneringen, maar die helpen of troosten niet echt. In het laatste verhaal trekt de schrijver een pak aan en gaat hij naar buiten, waar hij al snel voelt dat hij niet samenvalt met zichzelf. In de spiegel in een café is hij voor zichzelf een vreemde geworden. Een vrouw die naast hem zit, begint hem te provoceren, daarbij verwijzend naar iets dat hij zou hebben gedaan ooit.

Wat wel heel erg aanwezig blijft, is de taal van Murakami. Die heeft altijd een merkwaardig soort helderheid. Als je zijn boeken leest, is het soms alsof het papier van glas is. Er is veel licht tussen de woorden. Hij heeft een heel eigen stijl, die karig, een beetje onderkoeld en ook sprankelend is. Je merkt dat in hoe hij de vrouwen beschrijft. Dan lijken zijn woorden jong en fris.

In het geheel van de verhalen kun je wel een soort verschuiving voelen. Het is alsof de echte auteur Murakami zichzelf dichter bij het verhaal laat komen. Of de verhalen echt autobiografisch zijn, doet er eigenlijk niet zoveel toe. Het zou kunnen. Er klinkt een zekere eenzame vermoeidheid in de woorden. Ze zijn die van een ouder wordende man die minder opsmuk nodig heeft. De vervreemdende werkelijkheid komt niet zozeer via een spiegeleffect in beeld, maar laat zich voelen in een meer directe melancholie. Het onderhuids droeve neemt het magische een beetje over.

Je houdt er als lezer een wat dubbel gevoel aan over. Niet alle verhalen in het boek zijn even sterk. Niet alles blijft goed hangen in je hoofd. Soms is er een zekere vrijblijvendheid of heb je het gevoel dat een verhaal nogal abrupt wordt afgebroken. Tegelijk voel je ook hoe de verhalen op een of andere manier dichter naar de werkelijkheid bewegen en dichter bij de persoon van Murakami zelf komen. Hij verschuilt zich minder achter zijn spiegelpaleis. Je voelt die lichte vermoeidheid en tegelijk ook een zoeken naar een andere vorm voor zijn schrijven. En zo blijf je toch benieuwd naar wat er nog gaat komen de volgende jaren.

Geen opmerkingen: