03 december 2023

En de sneeuw


De week begint stil. Met nog veel week voor je. (Wat misschien gewoon een manier van kijken is. Of niet. Je dacht het onlangs nog, hoe je ritmes nodig hebt, in je dag, in je week, in je lichaam. Misschien zoals je adem, misschien zoals kleine seizoenen, elke dag.)

Een bijzonder overleg. Een toelichting over een onderzoek. (Hij zegt dat jouw rol in de organisatie in de wetenschap niet bestaat. Wat eigenlijk wel een fijne gedachte is, denk je.)

Een gesprek in de avond. Je kunt alleen maar beamen wat zij zegt, zeg je. (En o ja, je moet nog altijd dat etentje organiseren.)

Een andere dag. De dingetjes die je nog klaar moest maken voor de vergadering van volgende week. Eens je het allemaal voor je ziet, begint de puzzel netjes in elkaar te vallen. (Waar je wel voorstander van bent, in het algemeen, denk je.)

De avondvergadering, in een bijzondere omgeving. Een beetje chique. (Je bent blijkbaar de enige veggie.) Iets in je bewegingen verstilt, denk je.

(Je verlangt naar warm, op weg naar huis.)

Een andere dag. (Er staat iets met huid in je agenda.)

De kinesiste deukt je lijf een beetje uit. (Circulaire huid.)

Gewoon een lijstje met dingen, dat zou goed zijn, denk je. Gewoon het ene na het andere, meer niet. (Een ritme. Misschien verlang je ook naar een ritme. Of ben je een ritme.)

Die avond ga je nog even langs bij vrienden. Ze vertellen over hun kleindochter. En je smelt helemaal, het is zo geweldig, hoe ze praten, hoe ze bewegen. Je bent zo blij voor hen.

De rest van de avond wil je alleen maar onder een dekentje, en kijken. Series die je een beetje week maken. Verdwijnen in verhalen, waardoor je voelt dat je voelt. (Even zou je willen dat het nooit voorbij gaat, maar de nacht wacht op je.)

Een andere dag. Je begint vroeg met de dingetjes die dringend zijn, ook al heb je een vrije ochtend.

Ze wacht al op je, op de plek waar jullie meestal afspreken. Je bent zo blij haar weer te zien. Het gesprek beweegt zo mooi. Ze ziet dingen in je, en vertelt het je. Ze heeft gelijk, zeg je. Je vertelt haar iets dat jij ziet. Een gesprek als een plek die blijft.

En daarna weer de dingen. Gelukkig is de trein er nog, tussen hier en daar.

Je hoort geweldig nieuws. (Iets van hoop, iets van een kans.)

Die avond, een gesprek aan de tafel. Gedachten gaan heen en weer. (Dromen in uitvoering.)

(Warm mag nog steeds, denk je, op weg naar huis.)

Een andere dag. Zoals elke week heb je dat ding te maken, telkens in één lange adem, zo lijkt het wel. Het vraagt al je aandacht. (Het is een beetje vermoeiend en rustig tegelijk.)

Je hoort, je leest reacties op dat wat de vorige dag naar je toe kwam. Dat wat klonk als een overwinning, als hoop. De eerste reacties, de vorige avond waren goed, deemoedig en strijdbaar. Maar nu hoor je de andere reacties. Ze maken je kwaad, je handen trillen. (Iets valt over je, voor de rest van de dag, als een zware doek.)

Op weg naar huis haal je nog even de cd op, met die mooie muziek, voor een vriendin. (Verjaardagscadeau in vertraging, maar dat vindt ze zeker niet zo erg.)

Die avond. Je hebt een lezing te geven. Op weg daar naartoe. (Je voelt die zwaarte nog over je. Het cynisme maakt je een beetje misselijk, of zoiets.) Ze ontvangen je zoals steeds als een warm bad. Je verontschuldigt je bij het begin van de lezing, dat je een beetje emotioneel bent. Terwijl je vertelt, stroomt de kwaadheid door je heen. Het mag zeggen ze, het is goed, het is wat wij ook voelen, zeggen ze.

Je verkoopt nog enkele boeken. Iemand vraagt je iets te vertellen over wat je zei over boeddhist zijn. Je probeert het uit te leggen, een beetje bang dat je niet de juiste woorden zult gebruiken. Ze herkent wat je zegt, het is goed.

Het huis wacht op je, met een kleine glimlach.

Een nacht met bijzondere dromen.

De weekendboodschappen, het ritme van elke week.

Je gaat nog even langs bij de winkel die gaat uitverkopen. (Het maakt je een beetje droef.) Je hoopt dat er misschien nog van die warme sloffen zullen zijn in jouw (grote) maat. Ja! Je vertelt aan de mevrouw dat je het een beetje jammer vindt van de winkel.

(Een dag van gesprekken met je dierbaren, dat wordt het.)

Een koffiegesprek met je maatje. Het ontroert je heel erg. Iets over ziekte en sterven, iets over leven en het goede doen, iets over Kant en Arendt, iets over chocolade. (Je bent zo blij dat hij in je leven is.)

Een namiddagtheegesprek met een dierbare vriendin. Ze heeft waarschijnlijk weer eens gelijk in de dingen die ze je zegt. Misschien wil je ze nog niet helemaal horen.

Een avondetentje met een vriendin die verjaarde. Ze is blij met het boek. De verhalen raken je. Iets over gesprekken in je hoofd, met sommigen, maar niet met iedereen. En je vertelt nog even over Julia, en iets dat misschien voorbij is.

(Je verlangt naar het gloeien, onder het dekentje.) Het komt naar je toe, onder het dekentje.

(Ingewikkelde dromen.)

Een zondagochtend. Je hebt nog enkele dingen te doen, voor je je straks klaar kunt maken.

De nota is klaar, en verzonden. Je kunt aan het bordje beginnen. Je kleurt de letters in. (Met de stiften die je ooit nog kocht voor de meiden, in die grote doos waar toen hun spullen in zaten, voor wanneer ze op bezoek kwamen.)

Het is al druk in de trein. Veel mensen zijn op weg.

(Hoe vaak deed je dit al? Hoe vaak zul je dit nog te doen hebben? Iets tussen trots en droef.)

Je loopt tussen de mensen. Het begint te sneeuwen. Het zal nog even duren eer jullie kunnen vertrekken. Je ziet bekenden, het doet je goed.

Iemand komt je bedanken voor je boek. Ze gaat naast je staan voor een foto. (Je bent zo blij dat zij blij is met jouw boek, dat had je gehoopt.)

De mars komt langzaam in beweging. Het is goed hier te zijn, denk je. (Het is waar, dat je veranderd bent, besef je.)

Julia laat je weten dat ze er ook is. Ze loopt ergens met haar vriendinnen. Ze stuurt je een gekke foto. (Zo zou het zijn, denk je.)

Je bent bij je vrienden, Julia is er, je bent waar je wilde zijn. En toch. Heel even. Iets is zo eenzaam. Iets is droef. Iets is moe. (Het is goed dat Julia niet ziet dat je even een traan wegpinkt.)

Er is veel plaats in de trein terug. Je bent bij je vrienden. Je loopt door de stad naar huis. Het sneeuwt nog een beetje. Je verlangt alleen naar warm, voor de rest van de avond. Alleen en week wil je zijn.

Geen opmerkingen: