14 mei 2023

Iets met een moeder


Een nieuwe week. (Ze gaan zo snel, denk je.)

Dagen met lichte ‘wat moet ik aantrekken’-verwarring. Je vertrekt ’s morgens naar het werk, het is nog fris. ’s Avonds thuiskomen in het zweet, of gewoon nat door de regen.

De laatste vergaderingen voor dat grote ding dat einde van de week zal komen. (Op een of andere manier zie je de rivier en wie je was in de rivier, en het is goed.)

Een andere dag. (Iets beweegt nog onder je huid, merk je. Alsof je niet over een drempel kunt.)

Je ziet dat je stuk in de krant staat. Het is daar nu, denk je. Anderen kunnen het meenemen. (Wat je al snel ook ziet gebeuren.)

Het lijstje is zo overzichtelijk geworden, denk je. Nog enkele dingen. Je begint dan maar aan het artikel dat je nog moet schrijven. (Eerst heb je even geen zin. Dan probeer je jezelf wat af te leiden, zonder veel effect. Dan hop je heen en weer tussen allerlei pagina’s met dingen die je zou kunnen gebruiken. En dan begin je maar. Tot het schrijven de dingen overneemt en je enkel moet volgen. Je begrijpt nooit helemaal hoe dat werkt.)

Een overleg. De man aan de andere kant van het scherm is niet erg schermvast. (Wat beter klinkt dat wiebelt.) 

Die avond. De vergadering voorbereiden met je vrienden, je glimlacht.

Een andere dag. Je bent op weg naar de samenkomst van de commissie waar je lid van bent. Er is veel chocolade voorzien in het lokaal. De dossiers worden behandeld. (Eén stukje chocolade mag misschien wel. Te wild moet het niet worden natuurlijk.)

De avondvergadering. (Je ziet iets, misschien is het ook een rivier.) 

Een ingewikkelde droom.

Een andere dag. Je werkt het artikel af en stuurt het door. (Een week eerder dan de deadline.) Het blijft je fascineren, hoe het werkt. Woorden uit een tekst halen, de tekst zichzelf laten herschikken. De tekst beweegt verder.

(Soms ben je geen vriendjes met je buik.) (Soms moet je gewoon wachten tot iets zichzelf terugvindt.)

Een droom in etappes.

De volgende ochtend. Je probeert zo snel mogelijk die ene vrijdagklus af te werken, voor de vergadering zal beginnen. Het lukt net. Je ziet veel namen op het scherm. (Niet iedereen kan even goed een vergadering leiden, denk je.)

Die avond. Het eerste deel van het congres. De dingen zijn voorbereid. (Je bent nu, en ergens is alles van toen er nog altijd. En je bent hier, niet meer daar.)

Later op de avond, een heel mooi gesprek op de bank buiten. Je hoort hun verhalen. Ze ontroeren je. (Je bent trots op hen, denk je. Misschien is dat te vaderlijk? Zeg het toch maar, zeg je tegen jezelf.)

Het is al zo laat. Maar toch nog maar die lakens verversen, alsof het moet, om die nacht goed door te komen.

(Ergens halverwege de nacht duikel je uit je slaap. Je moet wachten, gewoon rustig terug naar de rivier drijven, denk je. Die zal je wel meenemen.)

Vroeg in de ochtend. Het is tijd om te vertrekken. Het tweede deel, je hebt veel werk te doen.

De dag beweegt voorbij. Iets moois herhaalt zich. Samen de dingen verzamelen. (Iets is er nog altijd.)

Later zit je aan de tafel vooraan. Een vriend komt je zeggen dat het is alsof je nooit bent weggeweest. (Het is wel een beetje leuk, eigenlijk, denk je, om weer aan die tafel te zitten.) Je ziet iemand en zegt dat je trots bent op haar. Ze zegt dat ze trots is op jou.

(Je ziet iets van de rivier.)

Nadien loop je nog tussen alle mensen, wil je iedereen nog even iets zeggen, zo lijkt het wel. Je voelt je dankbaar. De minister komt je iets vertellen, het ontroert je erg.

Je fietst naar huis, zou eigenlijk wel graag niets. Maar er is nog het feest waar je gaat helpen. Het voelt wel goed om daar met de anderen te zijn. (Al werkt je rug niet echt mee.) Hopelijk kun je op de foto niet te hard zien hoe moe je wel bent, denk je.

Je loopt nog even langs het eurosongfeestje. Buiten heb je nog een heel gesprek met iemand. (Je probeert goed te antwoorden, maar bent zo moe.)

De ochtend is stil. Een beetje stram trek je je lichaam op gang.

Je zou zoveel mensen nog iets willen zeggen. Er wachten veel berichtjes op een antwoord. Je probeert er al enkele te doen. Dat ene is belangrijk denk je. Dat je haar zeker een gelukkige moederdag moet wensen. Dat zij volgens jou wel een moeder is, en dat je wilt dat ze het hoort van jou.

Je gaat koffie drinken met je maatje. (Het moest zo, dacht je al vroeg in de ochtend, even bij hem zijn.)

Een traag verdriet sijpelt door je heen, de rest van de dag. Misschien ben je niet gemaakt voor moederdag, was je nooit gemaakt voor moederdag. (Je wou zo vaak dat die dag stiekem voorbij zou gaan, dat die zichzelf zou vergeten.) Je flanken zijn doorwaadbaar, waarschijnlijk. (Je wou niets moeten. Alsof je zou verdwijnen, opgezogen worden, overgenomen.) Afwezigheid.

Maar je bent wel blij voor de anderen.

2 opmerkingen:

Jan Fret zei

Mooi stukje Jan, en heel herkenbaar voor mij. Om meer dan een gelijkenis.
Het schrijven van stukjes of hoe die zich deels zelf schrijven (komt misschien omdat, zodra ik weet dat er moet geschreven worden, ik er in mijn hoofd aan het schrijven ben). Ook vergaderen, gelukkig niet meer zoveel als jij en vooral niet meer digitaal. En tenslotte ook de een beetje verloren moederdag, omdat mijn moeder er al lang niet meer is. Maar ook nooit helemaal weg, ook als is ze al 50 jaar geleden heengegaan.

De herinnering aan jouw moeder presenteert zich deze tijd weer in volle pracht in onze tuin. De siersering die we van haar kregen toen ze haar tuin moest ontruimen.

Jan Mertens zei

Dankjewel voor die mooie reactie Jan. En heel fijn om te weten dat die sering het zo goed doet bij jou. Tot weer.