20 november 2021

Gewoon, iets over de liefde


Alsof de dagen een soort achtergrondruis hebben, denk je later.

Je krijgt een bericht dat je droevig maakt. Het zal zich uitspreiden over de dagen.

(Je kijkt naar je handen.)

Je leest een stuk in de krant dat je doet tieren. (Je ratelt een antwoord, de woorden rollen op het scherm. Daarna wordt je lichaam een klein beetje rustiger.)

De nacht lijkt zo stil.

De trein lijkt zo vol.

Je modereert het videoseminarie. Alles past netjes binnen dat ene uur. Overzichtelijk, afgerond.

(Je wacht.)

Die avond ga je een beetje aarzelend het gebouw binnen. Enkele mensen zitten al te wachten. Je zoekt een plekje. Je krijgt gezelschap. Er hangen verhalen in de lucht, over kinderen, over verdriet. Ergens. Er is een eenzaamheid, een stil onvermogen. Er zijn stille foto’s.

Het andere verhaal bleef in de achtergrond. Het vertelt zich.

(Iets komt in lagen.)

De nacht is stil. Er zijn veel dromen.

De andere dag. Je geeft opleiding. Je houdt ervan, dat het een trage module is, dat je eigenlijk maar hoeft te luisteren naar verhalen. (En even alleen maar denken aan het Frans, of je niet te veel fouten maakt, of je bij de woorden kunt, ergens in je lichaam.)

(Er is veel ruis op de voorgrond die dag, langs alle kanalen. Je wilt het nieuws wel horen, je wilt het kunnen zien. Het zou fijn zijn als daarna iedereen zou zwijgen. Gewoon, een dag of zo. Zwijgen. Het is niet zo.)

(Op de achtergrond beweegt iets anders.)

De andere dag. Iets maakt je moe. (Je probeert telkens terug te schakelen in je hoofd, terug naar hier en nu.)

Je denkt aan iemand. Iets is onderweg. Je kunt het niet uit de lucht plukken, niet ongedaan maken. (Je handen reiken niet tot daar.)

(Het verdriet wacht nog.)

Een andere ochtend. Iemand raakt je. Je zou ook haar iets zachts willen kunnen geven. (Het gaat, heen en weer, het is goed.)

Je hoort het hele verhaal. (Je denkt iets over de familie.) Er is verdriet, er is machteloosheid, in de zachte berm.

Een vriend heeft je gevraagd om mee te gaan naar een concert. (Ja zeggen, op wat zich aandient, had je je ooit voorgenomen.) Je gaat mee. (Iets is stil in je. Alleen maar muziek, verder niets, het zou goed zijn.)

Ze is wonderlijk goed. Haar stem is een wereld op zich. Alles kan ze, zuiver als kristal. En meer.

I will dance with the ghost of our long lost love. Het nummer legt zich heel traag neer, de slide van de gitarist is als het zachte spiegelbeeld van wat ruist ergens op de achtergrond. Ze herhalen het refrein eindeloos, zo lijkt het, zo zou je het willen.

(Ze heeft iets van je verdriet geraakt. Iets over de liefde, alleen maar de liefde, dat zou je goed doen, denk je.)

Een volgende ochtend. De dingen dalen in. (Laten we elke dag van het leven vieren, denk je.)

Je kijkt naar de plekken in je dag. (Een plek die alleen over de liefde gaat, het zou je goed doen, denk je.)

Je loopt door de stad. Om een of andere reden weet je dat die film die plek zal zijn.

In de zaal. (Je stelt vast dat je diep vanbinnen nog steeds even onverdraagzaam bent in de bioscoop. Je kunt niet tegen geritsel, geschuifel, gepraat, mensen die doodleuk te laat binnen komen, en dan ook nog even gaan ritselen, schuifelen, praten, en hoesten. Niets is veranderd. Alles is goed, dus.)

The Way You Look Tonight. (Je krijgt nooit genoeg van dat nummer, als Billie het zingt. Het komt zomaar de film binnenwandelen.)

De film is wonderlijk goed. De actrice is een wereld op zich. Alles kan ze. En meer.

(Ergens halfweg begin je te beseffen dat iets wat je dacht daar te laten meegekomen is naar hier. Wat ruis was, is je lichaam geworden.)

Je loopt terug naar huis door de stad. Je lichaam is een zachte traan geworden. (Je begrijpt iets over de week.)

Op de bank aan de bushalte zit een vrouw hartverscheurend te zingen. Haar stem galmt tegen de muren van de kerk.

(Er zijn nog te veel mensen op de straat. Ze slenteren. Je wilt alleen zijn.) Het is goed.

Geen opmerkingen: