Kijken naar de vermoeide plekken, de grensgebieden.
Alles wat is.
Je adem is hier.
De turbulentie is daar.
Een verdriet overvalt je, als een nagolf.
Het glas met thee neemt de tijd.
De stoel bij het raam.
Het boekenkatern.
Het grijze, natte buiten.
Je kijkt, naar de pijnplekken.
Waar je gebruikt werd.
Ingenomen.
Het is iets anders dan rouw, dit keer.
De thee is lekker warm.
Het licht lijkt zich terug te trekken.
De leeszetel in de hoek, die je beschermt.
Je wilt alleen maar warmte.
Je kijkt naar de stukken.
Je zoekt het jongetje, je ziet het beeld van die foto.
De man lijkt het niet te weten, even.
Tot je het ziet, het jongetje zit aan de tafel, rustig te tekenen.
Jij zit hier, in de hoek, te lezen.
Hij kijkt af en toe naar je, glimlacht even, en tekent verder.
En je begrijpt iets.
Het boek beweegt door de jaren.
Dit hier is genoeg.
Je vroeg je af wat je zou verrassen, er komt een bericht.
Je leest iets over de kinderen.
Het doet goed iets te kunnen zeggen over de kinderen.
Nu zie je het, eerder kreeg je ook een ander bericht, ook.
Je zou met haar meelopen, zei je.
Het licht trekt zich verder terug.
Je wilt even kijken naar dat programma, voor de verhalen.
De stoel staat zo vredig bij het raam.
De man die over zijn grootvader vertelt.
He was the kindest of men.
Bij het raam kijk je naar buiten, de herinnering van het licht.
Wees.
Iets is koud.
Het eten zal je verwarmen, zo gaat het steeds.
Eerst de planten, eerst dat trage ritueel.
Ze glimlachen naar je.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten