Hoewel je niet exact aan kunt geven waar toen overgaat in nu, is het mogelijk toen te denken, als een andere plek dan nu. Al is dat misschien een illusie. Het idee dat er een verschil is tussen hier en daar geeft een gevoel van een zekere controle over de werkelijkheid, maar je kunt niet exact bepalen waar daar overgaat in hier. Wat misschien wel een troostende gedachte is.
Het voordeel van toen is dat je dingen daar kunt laten, zodat ze niet naar nu en hier komen. Alleszins in je hoofd.
Een van die dingen is de sponzen pyjama. Al dan niet bedrukt met een poes, met staart in de aanslag.
Het valt niet uit te sluiten dat je toen anders dacht over deze existentiële kwestie. Maar dat mag, voortschrijdend inzicht hoort bij het leven.
Op een of andere manier is er een sponzen herinnering. Je weet nog hoe het voelde.
Er zijn nog fotografische bewijzen uit de sponzen tijd. Op de foto is er sprake van een ware sponzen symbiose, waarbij niet geheel valt uit te maken waar de broer ophoudt en de zus begint. (Misschien waren ze gewoon allebei hier, ook als ze daar waren.) Verder valt vast te stellen dat een sponzen pyjamabroek niet zomaar te combineren valt met een gips.
Een datering is min of meer mogelijk. De eerste of de tweede kleuterklas.
(Je herinnert je nog die rare kwastjes aan die kussens, die niet extreem knuffelbaar waren. Je herinnert je nog die bank met dat skai leer, dat enigszins bleef plakken aan de billen. Wat dat betreft zorgde de sponzen pyjama wel voor een betere levenskwaliteit, het moet gezegd worden. En dan dat lampje, dat al die jaren altijd scheef hing. Waarschijnlijk een vorm van verzet.)
De pas gewassen sponzen pyjama was nog een klein beetje hard. In combinatie met een koud bed in een koude kamer in het oude huis zorgde dat voor een licht gevoel van verlatenheid.
In het grote bed in het huis van je grootouders was het anders. Je zus nestelde zich helemaal tegen je aan, en nam tegelijk driekwart van het bed in bezit. Officieel omdat er een bult in het lange kussen was, maar dat geloofde je nooit. (Waarschijnlijk waren er monsters aan de andere kant van het bed.) Er was dan wel het speciale effect van de eerder beschreven sponzen symbiose. En er waren de warme, in een handdoek gewikkelde, bakstenen onderaan in het bed. Die hadden de hele avond op de kolenkachel gelegen en gloeiden lekker (met een lichte geur die je je nog steeds kunt herinneren).
Misschien was er sprake van een sponzen beschermlaag tegen de boze wereld. Waarmee er wel een grote verantwoordelijkheid werd gelegd bij die pyjama. (Misschien is er evenwel toch sprake van een zeer lichte traumaverlichting, als gevolg van die laag. Het valt niet geheel uit te sluiten, vanzelfsprekend.)
In je hoofd wil je niet dat dat ding van toen zomaar naar nu zou komen. Waarom eigenlijk niet? (Interne dialoog.) Niet dat alle monsters weg zijn, maar je huid wil dat tussengekraak niet meer, denk je. (Een schaduwstem in je zou kunnen zeggen dat je geen recht hebt op knus.) Iets met nu groot zijn, het is er ook waarschijnlijk.
Er zijn ook de herinneringen van toen je in het ziekenhuis lag, helemaal alleen. Je zus die niet binnen mocht komen en door het raam naar je keek. En hoe je haar miste. Al mocht je dat natuurlijk niet laten merken. Waarschijnlijk was de sponzen pyjama er daar ook bij. De lakens waren harder daar, dus dat hielp dan toch wel een beetje.
Terug thuis samen, dicht bij elkaar, in een boek lezen, dat voelde wel goed. (Dat boek heb je trouwens nog steeds.)
Naarmate je ouder wordt, zie je andere dingen op dezelfde foto’s die je al zo vaak bekeken hebt. Iets wat er was is in dat ene moment in een foto gevat, en hoe je kijkt, wanneer je kijkt, bepaalt mee wat je ziet. Misschien zie je beter hoe er daar, op die niet zo aanraakbare bank, een veilig plekje was, in dat moment. Misschien kon dat er wel alleen op die manier zijn door de sponzen pyjama’s, een beetje toch. En dat boek, ook wel.
Het was van hen, toen, en het mag daar blijven. Wat je ziet mag in het nu zijn.