12 juli 2025

Bijna


Het kleine festival. Je wou een beetje verdwijnen daar. De regen trekt zich langzaam terug, terwijl je kijkt. Het tweede concert is in de kerk. Je kunt hem net zien, van waar je zit. De man met de accordeon. Het ontroert je, hoe de tonen de hele ruimte vullen. (Het is alsof je al een hele week zocht naar dit moment.) Tranen bevrijden.

Een nieuwe week. De voorlaatste week. Bijna. (In je hoofd zie je de dingen die je nog moet doen.)

(De teksten die je nog moet schrijven. Eens ze er zijn, lijken ze zo gewoon zichzelf, alsof ze er gewoon zijn. Voor ze er zijn, moet je ze ergens zien, ergens in je lichaam. Pas nadat je de plek ziet, kunnen de woorden komen, denk je.)

Het is stil op het werk. Misschien kijkt het gebouw ook wel uit naar de zomer.

Je stuurt de tekst door. (De woorden zijn uit je handen.)

Een diepe nacht. (De nachten lijken anders, alsof je dieper ligt.)

Een andere dag. De eerste vergadering. Je kijkt naar de mensen op het scherm. (Je ziet je eigen rimpelkop.)

De tweede vergadering. (Je kijkt naar je stem.)

Je brengt de doos met de boeken binnen in het postkantoor. Ze mogen vertrekken, ze hoeven niet meer te wachten.

De poetsmevrouw is zo blij dat jij op het werk bent, nadat ze zich had buitengesloten. (Ze lijkt elke dag even enthousiast. En ze houdt, misschien wel stiekem, van stofzuigen, denk je.)

Het ritme van bijna. (Je kijkt naar een adem. Je durft niet verlangen.)

Een andere dag. Het overleg. Het lijkt al zo lang geleden dat je haar nog zag. Ze vertelt je haar grote nieuws, je bent zo blij voor haar. (Even ben je oud, het gaat weer over.)

(Zouden de boeken al onderweg zijn?)

Je ziet je tekst op het scherm. (De tekst vertrekt, begint.)

De trein terug. De vrouw tegenover je zit de hele tijd te lachen, er gebeurt iets op haar scherm. Ze lijkt zo helemaal in zichzelf, soeverein aanwezig. (Je bent blij voor haar.)

De mensen in de straat, hoe ze bewegen. (Evenwichten.)

Een heftige droom, die nacht. (Misschien ben je wel moedig, denk je.)

Je had je collega’s dichter bij verwacht, maar ze zijn op het scherm. (Er is een plek, denk je.)

De afspraak na het werk, je bent blij haar weer te zien. Er is te weinig tijd voor de verhalen, dat is voor later. Dit is ook goed, denk je, voor nu.

(Je bent zo moe, denk je. Je moet nog voorbij die teksten, en dan mag het.)

Een andere dag. Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar.

(De minister-president heeft gezegd dat je trots zou moeten zijn. Niet echt, denk je. Om het vriendelijk te zeggen.)

Op tijd weer terug, voor de weekendboodschappen. Een mooi gesprek op straat, het ontroert je.

(Je moet je nog voorbereiden voor de volgende dag. De hoofdstukken in dat boek herlezen, de antwoorden op de vragen maken.)

De volgende dag, vroeg op. Je werkt het eten af dat je mee gaat nemen. (Zal het wel genoeg zijn? Zal het wel origineel genoeg zijn? Hoe zal je buikdag zijn?)

In de trein. Nog eens door die drie hoofdstukken.

Aangekomen op die bijzondere plek. (De cirkel is kleiner dan je verwacht had.) Zij is er ook, haar muziek is er ook. Een plek. (Je ziet de plek.)

Je luistert naar de verhalen, vertelt de jouwe. Je bent dankbaar.

Het was een mooie dag, denk je. (Je wilt ook weer naar huis.)

Je moet niet zo streng zijn voor jezelf, zegt ze. (Streng?)

Je loopt door de straat. Je kijkt rond naar woorden, ergens in de ruimte.

Free and Wild. (Zou je dat zijn?)

04 juli 2025

Op weg naar huis


De warme week. Zo is ze aangekondigd.

(Je zult rustig blijven. Je zult niet klagen over het weer. Je zult enkel kijken naar dat klein beetje angst. En je kunt niet negeren dat iets in je kwaad is, zo kwaad.)

De treinen vervoeren grote groepen kinderen. Ze zitten er al in, of wachten op perrons, uitgelaten, met allerlei attributen. (En je voelt een eindeloos respect voor hun begeleiders, leerkrachten, ouders.) Je hoopt dat ze een dag vol dromen zullen hebben aan zee.

Even na de middag neem je de trein terug, om thuis verder te werken. Je probeert te kijken naar de warmte. Je kijkt naar mensen in de warmte.

Die avond. Je gaat kijken naar de dansers op het plein. Ze eren de doden, ze zijn er elke maand. (Je merkt, net als de vorige keer, hoe moeilijk het is om je helemaal te kunnen concentreren, je over te geven aan enkel het kijken. Er zijn zoveel geluiden, mensen die achteloos voorbij fietsen, toeristen, zoveel. En je zou zo weinig willen, merk je, alleen die dans.) De dag kantelt uit zichzelf.

De nacht is rustiger dan je verwacht had.

Een andere dag. Thuis vertrekken, om later weer terug te keren. Dat ritme, je kunt je er in neerleggen.

Je laat enkele treinen passeren, ze zijn te vol. Je neemt de volgende. (Even lijkt het of je in een koelkast stapt.)

(Je kijkt naar de laatste rechte lijn, tot aan de vakantie. Je zou langzaam al je lijstjes leeg willen maken. Je hoopt stiekem op niets, enkel op drijven. Niet op ‘of je ook nog even dit kunt doen’, ‘en dit’. Het is niet zo erg, het is elk jaar zo, zeg je tegen jezelf. Je huid lijkt er anders over te denken.)

Die avond. Je kijkt naar die heel erg mooie documentaire. Over die jonge meid. Wat ze allemaal heeft meegemaakt. Hoe ze in haar verhaal die mensen aan het woord wil laten komen die een grote rol speelden in haar jonge leven. Het ontroert je eindeloos. Hoe ze kijkt, hoe ze beweegt. Rusteloos en rustig. Zoveel dingen die niet gezegd worden. En haar kracht. Het komt goed met haar, dat zie je. (Ze is op weg naar een thuis.)

Een andere dag. Het zal de warmste worden, zo zei men. Er zal onweer komen. Je werkt de hele dag thuis. (Je houdt van de stenen vloer, hoe het voelt aan je voeten.)

Je nieuwe stuk is gepubliceerd zie je. (Het is daar nu, denk je.) (Iets woont, in die woorden.) Je probeert al te denken aan de volgende stukken die je nog te schrijven hebt.

Je gaat heel even liggen. (Een eilandje.) (Je bent eigenlijk heel moe. Je zou kunnen verlangen naar drijven. Hoe zou je dat moeten uitleggen als iemand het je vraagt?)

(Je staat te roepen tegen het scherm bij het nieuws, net als de vorige dagen. Iets met…, iets over… Iets raast in je, het is niet anders. Het is.)

Die avond, de voorlopig laatste avondvergadering. (Iets zat klaar in je hoofd, het moest gezegd worden, het zal.) Iets blijft hangen, het zal je wakker houden in die plakkerige nacht.

De volgende dag. Je dankt de koelte in de ochtend. Je dankt de planten, ze blijven bij je. (Je bent omringd door levende wezens. Ze zijn van jouw zorg afhankelijk, jij van de hunne. Je dankt de boom die daar buiten staat, die je elke dag toekijkt, terwijl je aan het ontbijt zit.)

Je zoekt een plekje in de trein. De kinderen in de wagon zijn er weer helemaal klaar voor. (Je dankt de zee.)

Het doet je goed, gewoon de hele dag bij je collega’s te kunnen zijn. (Soms kijk je gewoon even. Soms kijk je naar de verhalen.)

Je probeert zoveel mogelijk werk af te krijgen, de volgende dag is er je lezing.

Je krijgt bericht dat je avondafspraak (iets met water) wordt uitgesteld.

Je kijkt naar de ook heel erg mooie documentaire. De vrouw die terugkeert naar de plek waar ze opgroeide, in Ierland. De geschiedenis van de vreselijke dingen die door de kerk zijn aangedaan aan zoveel vrouwen, zoveel kinderen, hangt als lood over het stadje. Iedereen zwijgt, iedereen weet, de stilte is medeplichtig. Ze zoekt mensen die zich er niet bij neerlegden, die zich verzetten. Ze zijn zo mooi, ze waren zo moedig. (Misschien kun je enkel in verzet een huis vinden.)

Een lang gesprek. Het ontroert je diep. Je leert iets over moed. (Je weet nooit of je moedig bent.)

De volgende dag. Je staat heel vroeg op, om al het werk klaar te krijgen, voor je gaat vertrekken voor je lezing. Je volgt de routine in je vingers, je adem volgt je vingers.

Net op tijd klaar, nog snel je mooie hemdje zoeken. Naar de trein. Je bent op tijd. Zodra de trein vertrekt, wordt iets eindelijk rustig. Er is alleen de trein, er is je boek. Je leest je weer in in wat je zelf schreef. Je zoekt het ritme van de volgorde van hoe je de dingen wilt vertellen straks. (De dingen vallen netjes op hun plaats. Misschien is er een huis in je hoofd.)

Iemand haalt je op aan het station. (Even denk je aan die vorige keer toen je hier was, zoveel jaar geleden, toen in de zomer toen je al ziek bleek te zijn maar het nog niet wist. Even was het als een rilling door je heen gegaan, bij het ontbijt. Je bent hier nu, voel je, niet meer daar, toen.) Via het pad door het bos loop je naar het kamp. Het is goed, denk je.

Een heel mooi gesprek over een beetje vader zijn, een geschenk. 

Je mag vertellen over je boek. Ze zitten daar, ze kijken naar je. Ze dragen je, zo voelt het, merk je ineens. Even mag jij hun woorden zijn. (Samen zijn jullie een huis, denk je even.) Wat ze je nadien vertellen, het is zo mooi, het is een geschenk. Je bent dankbaar. (En je vertelt ook over Bach, en over hoe trots je bent op Julia, je denkt dat ze het gemerkt hebben.)

Ook al is het verleidelijk, je wilt niet meer te lang blijven. De reis wacht op je, het is goed om weer naar huis te gaan. (Langzaam komt je lichaam onderweg weer in de beweging van het landschap. Het maakt zich klaar om straks thuis te komen.)

Je hoort het spraakbericht van je dokter. De resultaten van het bloedonderzoek. Het is goed, hoor je. (Ze lijkt zo blij voor je.) Je moet haar straks zeker een bedankje sturen, denk je.

De planten zijn blij dat je weer thuis bent.

29 juni 2025

Oroppa


Wat een boek… Wat een duizelingwekkend boek. Het laat je verloren lopen in verhalen, in iets wat een parallel universum lijkt, maar dat eigenlijk helemaal niet is. Het gaat over sporen van een pijnlijk verleden, hoe die blijven bewegen in lichamen. Het gaat over verlangen en dromen, en pijnlijke waarheden die niet in beeld mogen komen. Het boek Oroppa van de Nederlandse Safae el Khannoussi is een overweldigend boek dat je op zachte manier in het gezicht slaat. Het is een triomf van de taal, van wat het Nederlands kan. Deze debuutroman is ondertussen terecht bedolven onder lof en prijzen.

Waar gaat dit boek over? Die vraag is eigenlijk niet te beantwoorden. Ergens in een middelpunt van dit krioelende geheel van verhalen zit het verhaal van Salomé Abergel. Zij is een Joods-Marokkaanse kunstenaar. Ze zat een tijd in de gevangenis in Marokko, tijdens de ‘jaren van lood’ van de dictatuur. Ze woonde in een huis in Amsterdam, maar is daar plots vertrokken. In de kelder bevinden zich nog de schilderijen die ze maakte. Er is een man die een snackbar heeft (hij noemt het “restaurant”) die de nalatenschap van Salomé wil beschermen en aan een medewerkster vraagt om in het leegstaande huis t gaan wonen. Er is een zoon van Salomé die een kroeg heeft in Parijs en die op zoek gaat naar de sporen van zijn moeder. Er is een man die ooit een beul was in de gevangenis waar Salomé verbleef. En er zijn nog heel wat andere personages die zelf op een of andere manier ergens een of andere connectie hebben met Salomé. Er zijn verhalen die andere verhalen spiegelen.

Het klinkt misschien raar, maar de ervaring van het lezen is een van de antwoorden op de vraag waar dit boek over gaat. Als lezer stap je in het boek en al snel is het alsof je de weg kwijt bent. Het ene verhaal, het ene personage, leidt naar het andere. Ze krioelen door elkaar, in Amsterdam, Parijs, Marokko, Tunesië, Algerije, in het verleden, in het nu, in een droomwereld. Je probeert het eerst nog een beetje vast te houden in je hoofd, maar dat lukt al snel niet meer. En het hoeft ook niet. Je kunt dit boek allee lezen door je eraan over te geven.

Door de verhalen kom je al snel in een soort andere wereld, die zich niet zomaar laat lezen. Je ziet mensen die een beetje in de marge van de samenleving leven. Ze overleven, zijn weerbarstig en creatief. Ze brengen heel veel tijd door in cafés, waar ze eindeloos verhalen vertellen. Ze zijn onderweg, gestrand, verloren en bezig een plek te maken, allemaal tegelijk. Langzaam maar zeker zie je hoe de diepe trauma’s van de verschrikkelijke dingen die in Marokko gebeurden hun sporen hebben nagelaten. Niet dat ze er op zich, analyserend, over praten. Ze gaan verder, de hele tijd. Tot ineens een voormalige gevangene en voormalige beul bij elkaar aan de deur staan en er een kortsluiting in de tijd komt. Kinderen werden geboren in vreselijke omstandigheden en zoeken later naar hun moeder, terwijl ze er ook zo ver mogelijk van weg willen blijven.

Dat kluwen van verhalen vormt een soort wereld (een ‘21ste arrondissement’) die als een soort onder- of achterwereld voor velen uit beeld blijft. De mooie façade vooraan kan maar bestaan met wat aan de andere kant gebeurt. Die wereld zit vol met zoekende, vaak gekwetste mensen, maar bruist ook tegelijk van verhalen die eindeloos verteld kunnen worden, als een manier van zijn. Het boek laat die wereld voelen, aanraken bijna. Maar je kunt die niet zomaar vatten of controleren of benoemen. Er is een eigen ritme, stuwend en ontsnappend, levendig, ontroerend en grappig. Dit boek lezen is jezelf een beetje loslaten en gewoon volgen.

Het boek zegt zo ook heel veel over Europa. Er is het droom-Europa, Oroppa, waar mensen op afstand een beeld van hadden, waar ze naartoe wilden. De realiteit van het werkelijke Europa is echter heel anders. Je leest hoe migranten in de duisternis Europa binnenkomen en hoe ze uiteindelijk een plek moeten zoeken in een omgeving die helemaal niet zo vriendelijk of ruimdenkend is dan ze verwacht hadden. Met grote verlangens raken ze toch niet zomaar weg uit de marge van de maatschappij, door allerlei vormen van onrecht, door de littekens die ze meedragen. De façade van het mooie Europa kan alleen bestaan door het Oroppa dat je als lezer in dit boek kunt voelen. Het is bijzonder knap hoe de auteur dit alles niet benoemt of al te duidelijk ‘toont’ of erover reflecteert. Het is de stroom van het boek zelf die de sleutel vormt. En zo vormt het op een bijzonder intelligente manier een kritiek op de ontmenselijkende manier waarop er door een aantal groepen over ‘de’ migranten wordt gesproken. Wij ook zijn Europa, zegt dit boek. Dit is Europa, die wereld die uit het zicht bleef is geen parallel universum, het is hetzelfde.

Safae el Khannoussi heeft met Oroppa een indrukwekkende krachttoer uitgehaald. Ze doet dat in een Nederlands dat beweeglijk, krachtig en pulserend is. Een triomf van de taal. Er spreekt een soort soevereine rust uit de vorm van dit boek, in de structuur en de taal. Het boek past niet in het model van een klassieke roman. Het heeft een heel eigen vorm en structuur, met verschillende tekstsoorten door elkaar, voortgestuwd door verhalen die niet naar één centrum gaan, maar bestaan in het uitzwermen. De omwegen, daar waar je verdwaalt, daar gebeurt het. Aan dat alles moet je je als lezer overgeven, anders loop je vast, of krijg je het gevoel dat alles verwarrend is of dat je niet kunt volgen. De auteur heeft met dit boek een Europese roman geschreven die een schijnbaar vanzelfsprekende kwaliteit en ambitie uitstraalt. Grote literatuur.