(Je begint de week een beetje anders. Iets in je lichaam moest kantelen, die zondag. Iets was bevroren, het mocht weer stromen. En je had iets geleerd, je zag het nog beter.)
Je gaat anders, opnieuw, de week weer in. (Er zijn manieren om opnieuw te beginnen.)
In zekere zin ben je zelf het dossier dat je gaat verdedigen in de vergadering. Er komt een kleine stortvloed aan vragen. Je probeert te navigeren, of zoiets. (En iets maakt je blij, iets maakt je verdrietig.)
Je haalt de dingen weer in, het lijstje van de dag.
Die avond ga je naar een lezing van een van je favoriete schrijvers. Hij kreeg ooit een Nobelprijs, en krijgt nu een eredoctoraat. Hij is ook een favoriet van je maatje. Je staat op tijd klaar op het perron. De trein komt een beetje te laat binnen en begint onderweg steeds meer vertraging op te lopen. (Soms kun je een vertraging gebruiken, nu niet.) Je holt van het station naar de schouwburg, bent uiteindelijk nog netjes op tijd binnen. Je zit op de tweede rij.
De schrijver komt het podium op. Hij straalt onwennigheid uit. Hij doet dit duidelijk niet graag, lijkt te verstijven. Nadat de componist van de opera’s op basis van zijn werk wat heeft verteld en de zangeres en pianist stukken uit die opera’s hebben gezongen is het zijn beurt. Hij leest zijn tekst rustig af van het blad. En het is alsof hij ineens een beetje iemand anders is. Hij legt uit waarom Engels als taal voor een opera niet zo vanzelfsprekend is, en verklaart zo iets waar je al vaak over had nagedacht. Het is alsof je in je hoofd kunt zien of horen hoe het soms is als je zijn boeken leest. Er is een soort heldere kaalheid in zijn stijl. En nu je zijn stem erbij hoort zie je al die dingen ineens veel beter, lijkt het kale warmer te worden, of zoiets.
Na de uitreiking van het eredoctoraat ga je nog even aanschuiven om voor je vriend een gesigneerd boek mee te nemen. Je hoopt dat die er heel blij mee zal zijn.
Een volgende dag. Je zit de hele dag in een commissie.
Je krijgt een bericht van je vriend. Hij is heel erg blij met het boek.
De mensen aan de andere kant van de tafel lichten hun dossier toe. Jullie reageren, proberen mee te denken en soms wat richting te geven. Soms ontstaat er een mooie wisselwerking, als iets dat stroomt, en energie geeft. Soms niet.
Het andere commissielid. Het is zo fijn dat zij erbij is. Het was al zo lang geleden dat je haar nog zag. Aan het einde van de middag nog een mooi gesprek, als een wonderlijk geschenk. (Je hebt weer iets geleerd.)
Die avond, een klimaatwake. De jonge gastvrouw doet het zo goed, ze ontroert je diep. (Je belooft haar nog een cadeau.)
Een andere dag. Het lijkt erop dat je alleen zult zijn op het werk. Toch een halve dag.
Het voelt als een traag ritme waar je weer gewoon in kunt schuiven. (Een plek zijn. Plekverlangen.)
Je krijgt een bericht over een toevallige ontmoeting, enkele weken geleden. Hoe die een geschenk was, en is.
Op je terras is nog een late kleine zonnebloem uitgekomen. Ook dat is een geschenk.
Je hebt een lijstje van alle dingen die je moet doen voor de organisatie van die avond, binnenkort. Je werkt ze een voor een af.
Een andere dag. Het is de dag tegen kanker. Op weg naar het station, tranen. Het is alsof ze allemaal bij je zijn. Zij die er niet meer zijn. De familie, waar jij een lid van bent geworden. (Je zoekt woorden, in je hoofd, woorden voor anderen.)
Je zoekt een plek waar je je foto met het gele lintje kunt maken, waar het licht niet al te zeer reflecteert op je kale kop. (Je collega lacht.)
Tijdens de middag, even op en neer om iets te halen. (Je bent dankbaar.)
Die avond. Je hebt nog een tekst te schrijven. Tijdens een nacht, eerder die week, had je ineens de drie kapstokken gezien die je zou kunnen gebruiken om je tekst op te bouwen. (De tekst laat zich zien, nog voor die geschreven is.) Je probeert zo te schrijven dat iets zich zal laten voelen, zonder dat je het moet benoemen. (De tekst is klaar. Iets in je is op zijn hoede, over wat er met de tekst zal gebeuren zodra die uit je handen is.)
Een andere dag. Je knutselt aan de vrijdagtekst, past alle stukjes in elkaar. En elke keer weer is het bijzonder je tekst zodra die klaar is stukje voor stukje te zien verschijnen in die twee andere talen. (Je denkt weer even aan de woorden van die schrijver op het podium.)
Je gaat nog even langs bij de armoedemanifestatie. (Ook dit keer kon je die vertraging niet echt gebruiken.)
Een lang telefoongesprek, over je tekst. (Wat je had voorspeld, gebeurt.)
En nog een lang telefoongesprek. (Soms zoek je beelden, om iets van het leven te begrijpen en erover te kunnen spreken.) (Je denkt na over geschenken, en lege plekken.)
Een andere dag.
Het ontroert je diep, hoe ze praten over hun zoon, die zijn doctoraat verdedigde. Je bent mee trots.
Een mooi gesprek, over de tekst. (Misschien ben je wat rusteloos, maar waarschijnlijk is dat goed, denk je.)
(Je ziet de tekst in je hoofd, hoe die zich gezet heeft.)
Je wilt de trap opgaan naar de dichtersbijeenkomst. De vrouw zegt je naam en zegt dat je er in het echt veel mooier uitziet dan op de foto. (Waarvan akte.) Een andere vrouw komt naar je toe en zegt dat ze jouw naam zal vernoemen in haar tekst. Een vriendin is bij de dichters, ze doet het heel goed, zoals steeds. En nog een mooi gesprek, met iets over Helsinki. Je bent blij voor haar.
Je leest een bericht dat je ontroert. (Soms moet je ergens gaan staan, denk je, in actieve stilte.)
Je gaat nog even naar de bloem kijken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten