12 augustus 2012

Vallende sterren


‘Hee, dat is een verrassing. Ik had je helemaal niet verwacht.’
‘Wil je dat ik weer weg ga?’
‘Nee, zeker niet. Het is bijna alsof je een vraag beantwoordt.’
‘Welke dan?’
‘Ik was daarnet even helemaal in de war. Ik had een film zitten kijken, en toen die voorbij was, leek het ineens alsof ik zo alleen was.’
‘Maar je bent toch ook alleen?’
‘Ja, maar echt alleen. En iets in mij zei: kwam er maar iemand nu, die dicht bij mij zou komen zitten, in wie ik heel even zou kunnen verdwijnen. Dat soort kleffe gedachten, jeweetwel. Maar ik had niet durven dromen dat jij dat zou zijn.’
‘Niet durven dromen, dat zijn interessante woorden. Daar moeten we het nog eens over hebben.’
‘O jee, ik heb hier weer iets gezegd.’
‘Ik zag je kijken vanmorgen, toen we elkaar zagen. En het was alsof ik iets zag.’
‘Ja? Dat was niet de bedoeling.’
‘Het is goed. We zijn hier nu. En er zijn vallende sterren straks. Dat hebben ze toch gezegd.’
‘Je had het er nog over vanmorgen.’
‘Ja, en ik bedacht ineens dat ik die graag met jou zou zien straks.’
‘Waarom dan?’
‘Ik denk dat jij iets van mijn droom begrijpt. Aan jou moet ik hem niet uitleggen, denk ik.’
‘Dat is mooi, dat je dat zegt.’
‘Het is toch zo, of niet soms?’
‘Ja, het is zo.’
‘En jij? Wat zou je gedaan hebben als ik niet gekomen was?’
‘Ik weet het niet. Wachten tot het over zou gaan. Soms voel je je verdrietig of alleen, en dan ben je in de war als je gaat slapen. Het is dan alsof de kamer anders voelt dan anders. En dan hoop je dat de slaap wel alles zal oplossen. Soms lukt dat.’
‘Soms wel ja.’
‘Maar soms ook niet. Dan is het alsof dat gevoel gewoon over de nacht wordt getild.’
‘Maar nu hoeft dat niet natuurlijk, want ik ben er. Haha.’
‘Ja, lach maar. Ik dacht nog vanmorgen: weet jij eigenlijk wel dat je heel mooi bent? Dit is geen vraag of zo. Het was gewoon een gedachte. Het is alsof je je helemaal niet bewust bent daarvan. Van dat mooi zijn.’
‘Wat een onzin, wat zeg jij nu. Ik ben helemaal niet zo mooi. Met dat woord kan ik niets trouwens.’
‘Toch is het zo.’
‘Laat maar. Zal ik zo gaan zitten?’
‘Mag het zo? Dat is nog beter.’
‘Doe maar, het is er allemaal.’
‘Dit maakt me rustig, ik voel het. Ik wist het. Een beetje onnozel, maar het is wel zo.’
‘Ik hoorde nog een verhaal vandaag van een vrouw. Ze gaat een kindje krijgen. Ze is zo mooi met haar dikke buik. Maar haar vriend is vertrokken. Hij zag het ineens niet meer zitten.’
‘En zij?’
‘Ze is in de war natuurlijk. Maar tegelijk viel het me op dat ze ook op een bepaalde manier heel kalm is. Alsof ze geen zin heeft om nog kwaad te worden op die jongen. Alsof ze daar al voorbij is, nu al.’
‘En wat dacht je?’
‘Het maakte me verdrietig. Voor wat er aan dat alles vooraf moet zijn gegaan. Maar ze gaat het goed doen, dat weet ik. Al zal het niet gemakkelijk zijn.’
‘Ze mag zeker niet vergeten foto’s te maken van de dikke buik. Dat is belangrijk.’
‘Vind je dat?’
‘Ja, heel erg.’
‘Ik zal het haar zeggen. Vertel nog eens iets over die film.’
‘Het was de verfilming van een toneelstuk. Een moeder, dominant type, die met haar zoon en dochter op een klein appartement woont. Ze leeft nog met haar hoofd op een andere plek, in een andere tijd, toen ze nog in weelde leefde. De zoon probeert wat te verdienen, maar zou liever schrijver zijn. De dochter heeft een handicap, en leeft teruggetrokken. En op vraag van zijn moeder brengt die zoon een collega mee van het werk. En dat blijkt dan iemand te zijn waarop die dochter vroeger verliefd was. Heel even wordt het heel mooi, en dan gaat het weer voorbij. Alles zakt weer in een uitzichtloosheid.’
‘En dat zag je niet zitten dus?’
‘Het was zo tragisch allemaal. Even gebeurde er zoveel, in de ogen van die dochter en die man. Even was alles mogelijk. Even leek het alsof die dochter zou zien dat ze ook mooi was, mooi kon zijn voor iemand.’
‘En toen ging het weer voorbij.’
‘Ja, dat kun je wel zeggen.’
‘Jij bent wel een romantische ziel. Ik heb het altijd geweten.’
‘En jij dan? Met je sterren?’
‘Misschien is het wel al bijna tijd om naar buiten te gaan, om te gaan kijken.’
‘Ja, dat is goed. En moeten we dan wensen doen bij elke vallende ster die we zien?’
‘Ja natuurlijk, bij elke vallende ster.’
‘Dat is wel een fijn vooruitzicht.’
‘Waarom ben ik hier, denk je?’

Geen opmerkingen: