15 februari 2015

Stel

Stel. Stel dat je je lichaam zou kunnen uitspreiden als een woordlandschap. Helemaal uitgeplooid. Je zou ernaar kunnen kijken als naar zinnen. Hier of daar zou je een woord kunnen toevoegen, of vervangen. In de onzegbare gebieden zou je misschien voorzichtig een enkel woord achter kunnen laten, als voor het eerst een sleutel. In de gebieden met een grote woorddichtheid, als een breiwerkje met een te vaste steek, zou je heel voorzichtig ruimte kunnen maken, zodat het licht erdoor zou kunnen. Voor de gebieden met vreemde woorden zou je je tijd kunnen nemen, om ze een voor een te vertalen. In de gebieden die te naakt lijken, zou je woorden van een gedicht kunnen laten sijpelen, waardoor ze anders worden. Waar het pijn doet, zou je omzichtig woorden verwijderen, om ze te vervangen door mooie woorden. Nooit zou de woordwand daar in gevaar komen. Het geheel zou wel, bijna ongemerkt, veranderen. En na het woordwerk zou elke plek aanraakbaar zijn, voor trage vingers.

Stel. Stel dat je stukjes tijd zou kunnen toevoegen. Je zou kunnen zeggen: nu wil ik wel een uurtje extra, of zelfs een dag. Ineens zou er zomaar een 25ste uur zijn, of een 8ste dag. Er zou nog wel veel discussie zijn over de modaliteiten van de toevoegtijd. Als die alleen voor jou geldt, hoe zit het dan met de rest van de wereld daarbuiten? Zouden alle andere mensen dan de hele tijd stilstaan? Zou je dan door de wereld kunnen lopen om iedereen van dichtbij te gaan bekijken, en even aan te raken, zonder dat ze er ooit iets van zouden merken? Of zou je iemand kunnen kiezen die samen met jou de toevoegtijd zou kunnen delen? En wat zou je dan doen in die tijd? Of zouden de mensen en dingen daarbuiten in een soort loop komen, en ongemerkt zichzelf herhalen tot de gewone tijd weer verder gaat? Zouden er toevoegtijdquota bestaan? Zou je je beter voelen in toevoegtijd dan in toegevoegde tijd?

Stel. Stel dat je de gave zou hebben om een ander te helen. Je zou misschien maar een enkele andere mogen kiezen. Maar je zou ervoor kunnen zorgen dat je haar of zijn pijn weg kunt nemen. Niet alle pijn natuurlijk, want dan zou er geen leven meer overblijven. De littekens zouden mogen blijven. Maar de grote pijn, die als een onoverkomelijke muur staat tussen hen en het leven dat ze hadden gedroomd, die zou je kunnen wegnemen. Zomaar. Als een geschenk. En daarna zou je kunnen kijken, hoe ze als een kind zo verrast, tussen de dingen lopen. Je zou jezelf verstoppen. Zodat de ander nooit zou weten dat het geschenk van jou kwam. Je zou even verbaasd zijn als iedereen, zo zou het toch lijken. Je zou alleen maar zeggen: ik ben zo blij voor jou.

Stel. Stel dat je zou weten dat er iemand zal zijn die je hand vasthoudt op het laatste moment. Je zou het je niet meer moeten afvragen of het zo zal zijn, je zou het weten. Het zou gemakkelijker worden om je door het leven te laten drijven. Je had je al voorbereid op veel moeilijke vragen. Je had al geoefend in ‘of ik nu nog een maand te leven heb of 56 jaar, dat maakt niet uit’. De essentie van die oefening is overigens dat je 56 jaar kunt blijven oefenen. Oefenen is goed, maar daarmee weet je nog niets over dat laatste moment, dat valt buiten de oefening. Als je het zou weten, zou het anders zijn. Misschien is dat de hoogste vorm van geloof die voor een sterfelijke mens haalbaar is, erop vertrouwen dat er op dat moment iemand zal zijn die je hand vasthoudt.

Stel. Stel dat je het verhaal zou kunnen naderen. Het verhaal dat er al ergens is. Misschien is het al in je, misschien wacht het op je, ergens aan de rand van de weg. Het zou midden in een eenzame nacht dicht tegen je aan kruipen en je omringen. Het zou je zeggen: alles komt goed. Het zou je zeggen: vertrouw me maar. Het zou je zeggen: je kunt jezelf uit handen geven, je zult niet verloren gaan. Het verhaal zou zich misschien wel laten vertellen, als in een boek, het boek. Of het zou gewoon in je buurt blijven, voor altijd. Je zou niet achterom hoeven te kijken. Je zou je niet moeten afvragen welke woorden je zou gebruiken, welke gebaren. Het verhaal zou alle tijd hebben, alle geduld. Je zou het verhaal kunnen aanraken, als een lichaam, bijna. We zijn omringd door verhalen, zou het verhaal je zeggen. Je zou het leren, de verhaalaanraakbaarheid.

Geen opmerkingen: