30 november 2012

Als een hartslag

Je kantoor in de toren, hoog boven de stad. Hoog genoeg alleszins, wat jou betreft. Eerst denk je dat er ergens een brand is. Aan die kant zie je nog de stralende open hemel. Aan de andere kant doemt iets op. Het blijkt de mist te zijn. Je ziet hoe die de stad binnensluipt. Haar inneemt met die dikke laag. Alsof iets gesmoord moet worden. En zodra alle plekken ingenomen zijn, lijkt het bijna alsof de stad haar adem inhoudt. Het hoofd gebogen.

Dat het koud is. Het verhaal is er. Een pulserend geluid. Als een hartslag. Het verhaal dringt zich op. Of was altijd al daar. Ergens. Dat het koud is. Je ziet het. Haarscherp. Waar de warmte zich terugtrok.

De twee vrouwen staan midden in de gang, onder de sporen. Drommen mensen in alle richtingen. En zij staan daar. De oudere van de twee is de kleinste, de jongere de grootste. De kleine neemt de grote in haar armen, houdt haar lang en stevig vast. Een hand gaat op en neer over de rug. Alsof een groot verdriet zou kunnen weggewreven worden. Misschien wel.

Het verhaal is te zien. Daar waar het beweegt. Aan een pols. Mensen bewegen. In kleine cirkels, zo lijkt het. Het weinige licht maakt de plek nog kleiner. Als een eiland. Zo is het in het verhaal.

Op het perron. Mensen willen naar huis, willen weg van hier. Veel mensen. De trein laat op zich wachten. De vrouw gaat voor je staan en kijkt je aan. Ze blijft kijken. Zou ze iets zien? Zou er iets zijn?

En het pogen. Om de koude weg te duwen. Als dat maar zou gaan. Weg van de randen van het huis. Weg van de randen van het lichaam. De koude mag misschien daar zijn. Maar niet hier. Hier mag alleen de plek zijn. Waar je zou kunnen geloven dat het verlangen een rustpunt zou kunnen vinden. Waar je zou kunnen blijven.

Het kleine meisje loopt joelend door de straat. Met het nog veel kleinere meisje in haar armen. Het lijkt een pop. Het is geen pop.

Dat je door te willen warmte zou kunnen veroveren. Op de koude. Als je de cirkel van het licht groter zou maken, zou de warmte dan volgen? Of zou zelfs dat niet helpen?

De meisjes lopen hand in hand. Ze kijken elkaar verliefd aan, en giechelen zich warm. Je zou willen zeggen: ik ben zo blij voor jullie. Je denkt aan een land ver van hier, waar dolgedraaide maar vooral bange mannen alles zouden doen om bij wet te verbieden dat twee meisjes zelfs nog maar zouden dromen van samen hand in hand door de stap lopen en giechelen. Je zou willen zeggen: wees gelukkig, zuig alles uit dit geluk, koester elkaar en kus de nacht weg, en begin dan weer helemaal opnieuw. En opnieuw.

Het helpt niet. De koude komt dichterbij, zo lijkt het wel. Maakt muren poreus. Dromen ook. Daar waar het lichaam het niets raakt, daar houdt de warmte geen stand.

De oude man en de oude vrouw lopen achter elkaar. Waarom eigenlijk? Ze praten tegen elkaar. Over de schouder heen. Misschien is naast elkaar te dicht. Te dicht voor iets.

En je hoort iemand zeggen: ik zou je warm willen maken, ik zou het willen doen, met deze handen, voel maar, ze zijn warm, ze hebben alle tijd, tot je weer helemaal warm bent, tot je weet dat de warmte zal blijven, zo lang jij het wilt.

De man voor je loopt met een zachte tred. Alsof hij voorzichtig de aarde aanraakt. En die lijkt wel dankbaar. Het is zo stil. Zo lijkt het toch. Het grijs krijgt een andere kleur. Je zoekt of die beweging ook in jouw lichaam te vinden is. Je voelt iets in je handen.

Geen opmerkingen: