14 november 2012

Een klein beetje verlegen


Is dat eigenlijk wel het juiste woord? Je weet het niet helemaal zeker.

Aarzeltolerantie, je zou het wel willen soms. Het nog niet helemaal weten. Er nog over aan het nadenken zijn. En hoe dan te reageren op de ‘zeg nu eens wat je wilt’-vraag. De vraag die wordt gevolgd door de toevoeging ‘wat je wilt, voor jezelf’. Hoe moet dat, iets voor jezelf willen? En waarom zou je dat moeten willen? Als het in die woorden is gezegd.

En hoe je het dan helemaal niet meer uitgelegd krijgt. En hoe kwetsbaar je dat maakt. Op dat ene moment. Misschien is dat wel verlegen.

Misschien zijn er mensen die iets meer in zichzelf gekeerd zijn dan veel anderen.  Er zijn er ook die een lichte aanleg voor melancholie hebben. En dat alles maakt hen niet ongelukkig. En dat je dat toch altijd een beetje moet uitleggen.

Het is ook wel te leren. Iemand vraagt je wat er is. En je zegt: ik ben vandaag een beetje verdrietig. Meer niet. En dat die ander dan iets wil doen, doen. En dat dat dan niet hoeft, meestal. Dat het gewoon verdriet is. Even gewoon als de wind, die komt en gaat.

En soms is het het grote lijf. Of je niet te groot bent, te breed, te zwaar, of zoiets. En als men dan zegt: nee, integendeel, of zoiets.

De zwakke plekken zijn er ook. De stukken van je huid waar de kinderen zijn. Waar de woorden op een afstand blijven. Soms mag het gezien worden, dat is al iets.

De mensen van wie je houdt en gehouden hebt. (Misschien is het goed voor jezelf om dat woord eens te gebruiken.) Het blijft je achtervolgen. Zouden ze het wel weten? Stel dat de dood je zou komen halen, morgen, of zo. Zouden ze het wel weten?

En de plek waar je verontwaardiging aan te raken is. Alsof er een wak is. Soms gebeurt het, en dan kun je alleen maar kijken naar wat er gebeurt. De kracht die plots op kan duiken. Je zou er een ander mee te lijf kunnen gaan, en meer. En hoe het lijkt alsof je dan ook alles zou kunnen verliezen.

Het niet weten, het nooit weten, of je op het moment waarop dat nodig is het juiste zou doen. Of je ooit moedig zult zijn, als dat op dat moment naar je toe zou komen.

Hoe je moet spreken over de ontroering.

En de kinderen van. Een meer dan weke plek. Als je het zou uitleggen, zou je kleiner zijn dan. Klein. Of zoiets.

Zoals je grootvader daar stond. In de keuken, of in zijn werkhuis. Zo wil je jezelf soms terugtrekken in jezelf. In hem.

De huidverwarring. Ergens tussen aanvaarden en imploderen, om te beginnen, zo ongeveer. En hoe je zo moet ademen.

Dat je sporen na zou laten in een ander. Die zouden aanzetten tot enig begin van vermoeden van warme glimlach. Of zoiets.

Hoe je dat doet, eten maken voor een ander. Het aanbieden. En het gesprek dat je ernaast legt. En hoe lang de tijd dan mag duren. Hoe lang een ander blijft, en wat dat wil zeggen. Alle gewone dingen dus.

Lang willen kijken naar een ander. Tot je alles gezien hebt. En blijven kijken. Om alle veranderingen te zien.

Ineens beseffen dat ze naar jou kijken, en niet naar het verhaal dat je daar staat te vertellen voor die groep.

Iets met jouw sluiers. Dat zou het kunnen zijn.

Geen opmerkingen: