Soms zou je willen dat de dingen anders waren.
Je hoort het verhaal van een vriendin. De ziekte. Het went niet echt. Het went niet eigenlijk. Af en toe zou je iets willen kunnen doen. Iets met een vingerknip of zo. Iets waardoor de dingen zouden veranderen. Waardoor je iemand zou kunnen beschermen. Het is er niet.
Je hoort het verhaal van een andere vriendin. Een wending die haar leven ineens erg moeilijk zou kunnen maken. En je denkt: zou het helpen als ik ergens kwaad op zou kunnen worden? Je zou iets willen kunnen doen.
Je ziet een dierbare vriend. En eigenlijk is er niets aan de hand. Niets wat er gisteren nog niet was, of eergisteren. Ineens lijkt er iets in je als een soufflé in elkaar te zakken. Hopelijk merkt hij het niet, hoort hij alleen jouw opgewekte stem, of zo. En je denkt: ik zou iets willen kunnen wegnemen. Om daarna te kunnen zeggen: kijk, dit heb ik voor jou gedaan.
Je denkt, in een onbewaakt moment, aan een dierbare vriendin. Ze doet dat wel regelmatig, dat met dat onbewaakt moment, opduiken dus. Je denkt aan de gloed in haar ogen. Je zou niet kunnen beschrijven wat je eigenlijk denkt. Maar je zou iets willen kunnen doen. Al weet je dat die gedachte nergens op slaat.
Je ziet jezelf, als vanop een afstand. Je ziet jezelf zitten. Hoe je soms, als je eerlijk zou zijn, kwaad bent op je lichaam. Op het haperen ervan. Niet dat het echt erg is. Niet dat het belangrijk is. Niet dat het enig verschil maakt. Misschien ben je het alleen af en toe een klein beetje beu. Misschien is het af en toe alsof het tussen jou en iets anders staat. (Hoewel dat niet kan natuurlijk, het kan niet daar zijn, het kan alleen maar hier zijn, met jou samenvallend, en toch.)
Je ziet jezelf, in de spiegel. En het is alsof je alleen maar kunt falen. Je denkt heel even aan zoveel mensen voor wie je eigenlijk iets zou moeten betekenen, meer dan nu. En het is niet dat je niet probeert, zeker niet. En toch weet je nu al dat je dat ooit zult denken, bij die of die of die. Dat je niet genoeg gedaan hebt. Het duurt maar heel even, dan schuift het weer weg, een beetje toch.
Soms zijn er van die dagen.
Soms kun je je verzoenen met te korte armen. Kun je aanvaarden wat waarschijnlijk onvermijdelijk is.
Soms niet. Dan ben je alleen maar opstandig. Je zou met volle gewicht tegen de dingen aan willen lopen.
Als je nu nog zou weten wat de dingen zijn, dan zou je ook weten waar je moet beginnen.
Het is niet anders, waarschijnlijk.
Waarna de terugvalpositie komt in je hoofd: maar zouden zij, zij die me zo dierbaar zijn, wel echt weten dat ik dat alles had willen kunnen doen, als ik het kon?
Proberen, het is misschien al een begin van het goede doen.
Proberen, het is misschien al iets.
Het heeft iets van stotteren, waarschijnlijk.
Het is al iets, misschien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten