Ik zag haar voor het eerst in de stationshal. Ik was die namiddag een lezing gaan geven in die andere stad. In het kader van ‘dit weekend werken we aan de sporen’ was er maar één trein per uur weer naar huis. Na mijn lezing had ik nog een fijn gesprek met een van de aanwezigen, waardoor ik net de trein miste. Het is niet het gezelligste station ter wereld, al is men nu al een tijd hard aan het werk om er binnen enkele jaren een heel nieuw station te hebben. Ik ging in de hal zitten met mijn kranten, terwijl de namiddag nog door mijn hoofd ging, wachtend op de volgende trein.
Ze vroeg of het in orde was als ze naast me kwam zitten. Ze heette Teresa. Er hing een vermoeide schoonheid over haar heen. Het was alsof ze die droeg, het was moeilijk anders te beschrijven. Sommige mensen stralen van binnenuit. Sommige mensen beseffen niet dat ze mooi zijn. Sommige mensen dragen hun schoonheid, een beetje achteloos soms.
Ze keek me aan, boog verlegen het hoofd, en begon te vertellen. Soms komen verhalen zomaar naar je toe. Soms hebben verhalen een klein duwtje nodig om zich te laten bevrijden. Soms rusten verhalen achter zeven muren.
‘Hij is weg. Eindelijk. Het klinkt een beetje hard misschien, maar zo is het. Eindelijk is hij weg. Misschien had ik nog harder moeten zijn, hem eerder buiten zetten, eerder moeten inzien dat het hopeloos was. Het had eerder gekund. Eigenlijk wou ik hem niet, ik wou gewoon dat er iemand bij me was. Ik vond mezelf niet belangrijk genoeg, dacht dat ik al blij moest zijn omdat er iemand was die zogenaamd bij me wou zijn.’
Meteen binnenkomen in het verhaal. Geen omtrekkende beweging.
‘Hans, zo heet hij. Hij vindt zichzelf geweldig, denkt dat alle vrouwen wel voor hem zullen vallen. Vroeger, toen ik hem leerde kennen, was hij anders. Rustiger. Een beetje verlegen en onzeker. Een beetje hulpeloos misschien ook wel. Waarschijnlijk wou ik voor hem zorgen. Pas na een tijd besefte ik dat hij dat wel handig vond, dat ik voor hem zorgde. Hij zat daar maar thuis, te gamen. Ik ging werken, in de Gamma. En terwijl studeerde ik nog, voor kleuterjuf. Volgend jaar zal ik afgestudeerd zijn, en kan ik hopelijk aan de slag bij de kleuters. Mijn vriendin zei dat hij zich aangetast voelt in zijn mannelijkheid of zo, omdat ik vooruit ga en hij ter plekke blijft trappelen.’
Ik probeerde een beetje te verbergen hoe moe ik word van verhalen over mannen die zich aangetast voelen in hun mannelijkheid. Het lukte niet helemaal. Teresa glimlachte.
‘U heeft groene ogen, wist u dat? Dat is nogal uitzonderlijk. U bent kosmisch voorbestemd voor een groot geluk, al wachten er nog veel hindernissen op uw weg. Loop er niet van weg, dan komt het goed.’
Het gesprek kreeg onverwachte wendingen. Op weg naar het station was ik, volop in gedachten over wat ik over mezelf geleerd had tijdens de lezing die ik net gegeven had, bijna tegen zo’n blok beton gelopen. Misschien was zij wel een medium of zo. Qua lengte was ze wel meer M dan mijn XL, dat moet ik toegeven.
‘Hans was steeds moeilijker weg te krijgen van zijn computer. Hij dacht dat ik daar allemaal niets van wist, maar het was echt niet zo ingewikkeld om zijn nogal lullige paswoorden te kraken als hij een keer weg was. In het begin zat hij vooral naar porno te kijken, merkte ik. Hij bleek een voorliefde te hebben voor filmpjes waarin mannen werden vastgebonden aan het bed door stoere (en eerlijk gezegd best wel coole) vrouwen met rood haar. Na een tijd zat hij vooral te kijken naar filmpjes waarin geblondeerde vrouwelijke fans van Donald Trump uitlegden dat die flippo met zijn wapperende handjes een opdracht van God had gekregen, en dat het helemaal niet erg was dat hij had lopen scharrelen met die of die. Ze vonden de Donald vooral een echte man, zeiden ze al kwijlend. Nu ja, misschien is het verstand niet gelijk verdeeld.’
Ik vroeg haar of ze er iets van had gezegd tegen die Hans.
‘Goh, nee. Waarom weet ik eigenlijk niet goed. Liever dat dan helemaal niets of zo. Nu besef ik dat dat niet zo’n goede strategie was. Mijn vriendin had me gezegd dat ik een beetje geduld moest hebben. Ze zei me dat hij zichzelf wel onderuit zou halen. En dat gebeurde ook, uiteindelijk. Na die Trumpvrouwen kwamen er filmpjes over mannen met grote boormachines en van die riemen met allerlei gereedschap. En toen werd hij overmoedig.’
Ik zag hoe er in de verte, in haar ogen, iets begon te twinkelen.
‘Vorige week zei hij ineens dat we moesten praten. Hij zei me dat hij een aantal algoritmes op mij had losgelaten en dat hij had ontdekt dat ik - in mijn huidige vorm - niet de ideale vrouw was voor hem. Vooral die verwijzing naar die huidige vorm fascineerde me. Met mijn vormen is volgens mij helemaal niets mis, die zijn van mij namelijk en ik verzorg mezelf goed. Wat ik van hem niet echt kan zeggen. Eigenlijk moest ik moeite doen om mijn lach in te houden, maar ik wou hem zijn moment van glorie niet ontnemen. Hij zei dat andere vrouwen wel in hem geïnteresseerd waren. Hoe hij dat wist, vroeg ik hem. Bleek – en hij leek er zich niet eens over te schamen – dat hij naar een hele reeks vrouwen een dick pic had gestuurd. Ik kende dat woord tot dan nog niet, maar het is dus blijkbaar een piemelfoto, een piemelfie of zoiets. Misschien had hij gehoopt dat ik kwaad zou worden, of jaloers. Maar ik kreeg alleen maar heel erg de slappe lach. Oei, dat klinkt nog dubbelzinnig ook. Misschien had hij gehoopt dat ik hem, na een kleine ruzie, zou smeken om bij me te blijven. Maar ik was vooral heel erg opgelucht. Ik begon te zingen, in een variant op dat liedje van Rita Deneve. Dit was de allerlaatste keer.’
Ik was blij voor haar. Ergens klonk er nog iets van verdriet in haar, haar ogen werden een beetje glazig.
‘Ik weet niet of hij ondertussen door heeft dat hij gewoon heel erg belachelijk was. Waarschijnlijk niet. En het kan me ook niet schelen. Weet u, het is zo fijn dat hij weg is. Maar tegelijk is er een stemmetje in mij dat me zegt dat ik niet zomaar gelukkig mag zijn. En volgens mij begrijpt u wat ik daarmee bedoel. Maar ik ben aan het oefenen. Ik ben net de stad in gegaan en heb voor mezelf een mooi fotoboek gekocht. Kijk maar. Ik ga het thuis op de salontafel leggen, en dan steek ik enkele kaarsjes aan en zet een plaat van Joe Henry op. Kent u Joe Henry? Die is echt geweldig. Het is nog wennen, maar eigenlijk ben ik gelukkig. En dat wou ik graag aan iemand vertellen. En u leek mij wel iemand aan wie ik dat kon doen. Dat komt door die groene ogen.’
Ik vertelde haar dat Joe Henry een van mijn grote muzikale helden is en dat ik kaarten heb voor zijn concert. Ze nam even mijn hand vast, keek me traag aan, en vertrok toen. Ze draaide zich nog even om om te wuiven. Niet lang daarna stond ik op om naar het perron te gaan voor mijn trein die bijna daar was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten