Soms wandel je in je hoofd in en uit een droom. Je zit te lezen en ineens is het alsof je in een droom kantelt, alsof er een soort permanente onderdroomstroom is in je lichaam. Die stroom is daar de hele tijd, misschien wel. Je moet alleen even inhaken in die parallelle werkelijkheid. Of je ligt in bed in alle vroegte, en je kunt jezelf zien in de droom. Je kunt die zomaar langer laten duren. Je kunt iemand aanraken in je droom. Je zou er ook uit kunnen stappen.
Soms duurt het even eer de muziek je lichaam overneemt. Je zit in een concert, na een drukke dag. De beelden van de dag gaan nog door je hoofd. De dingen die je niet gezegd hebt. Pas door die andere wereld, dat andere lichaam, de muziek, besef je hoe het ruist in je hoofd, hoe het tolt, hoe de gedachten en beelden over elkaar heen tollen. De dingen schuiven heel langzaam in en uit elkaar. Je probeert je aandacht te richten op de muziek. Heel langzaam kom je dichterbij. Het is alsof de muziek dat zelf doet. Langzaam je lichaam overnemen. Je adem verandert. Een traan van ontspanning. Je ziet de muziek steeds beter. De muzikanten zag je al een hele tijd, maar de muziek zie je pas na een tijd. Soms duurt het lang, soms gaat het snel. De muziek neemt je lichaam over, alsof zij zelf een lichaam is, alsof zij jouw andere lichaam vervangt, of opzij schuift alsof het een schaduw was. Misschien blijft het eerste lichaam zo over, uiteindelijk.
Soms beweeg je in en uit een tekst. Je begint, nog zonder idee. Je zou iets willen schrijven, iets dat onthult wat je zelf niet in woorden kunt zien in je hoofd, wel als iets dat te zien is, voorwoordelijk of onwoordelijk of nawoordelijk. En je hoopt dat de woorden het zullen aanraken, voor jou zullen onthullen. En je komt langzaam in de woorden, je volgt de woorden, zij nemen je bij de hand. Ze zullen altijd hoekiger zijn, denk je. Maar soms kunnen ze de lege plek omcirkelen, waardoor die ineens zichtbaar, en bijna leesbaar wordt.
Soms praat je met iemand en zie je iets zinderen. Je ziet perspectief in de woorden. Je kunt vooraan blijven, waar het rustig en veilig is. Of je kunt in het bos gaan. Je ziet hoe de woorden van jou en die andere elkaar spiegelen, hoe ze aan beide kanten lijken te zeggen dat het bos er is, net voorbij vooraan. Je kunt voorzichtig in het bos gaan. Of je kunt aan de buitenkant blijven, en zo spreken dat jij en die ander weten dat het bos gezien is.
Soms raakt iemand je in een herinnering. Misschien was je ooit één met die ander, waarna je weer twee werd. Misschien was er die speciale herinnering, misschien was er dat moment dat alles veranderde. Alles werd rustig nadien, leek zich neer te leggen. En dan, op een onverwacht moment komt er iets. Een woord, een zin, een vraag, een oogbeweging. En ineens zie je dat je zomaar terug in die herinnering zou kunnen stappen.
Soms ga je in en uit de pijn. Je vertrekt ergens, het zou thuis kunnen zijn, en alles doet pijn. Je gedachten schuiven trager door je lichaam. En even later stel je vast dat iets van de pijn zich heeft teruggetrokken. Soms gaat het ook omgekeerd. Je bent ergens, het zou nog niet thuis kunnen zijn, en de dingen vallen over je heen. Sommige plekken, sommige mensen, sommige situaties, ze lijken op zwarte gaten. En de pijn neemt het over, zonder tegenspraak.
Soms zie je de oude pijn. Ineens. In wat je doet. In hoe je lichaam antwoordt op de dingen. In wat het zich herinnert, blijkbaar. Soms heb je daarvoor woorden van anderen nodig. Alsof enkel zo kan onthuld worden wat daar was, of daar wachtte, of zich daar had verstopt.
Soms neemt de vertedering het zomaar over. Soms zie je ineens een andere schoonheid in die ander die tegenover je zit. Soms is het ineens of je op een plek bent die alleen zo kon gezien worden. Misschien moest je daartoe onbewust afscheid nemen van iets in jezelf, om het te kunnen zien. Misschien was het er al de hele tijd. Misschien kon het er alleen maar zijn omdat je keek, op dat moment. Misschien wachtte het al de hele tijd. Als een moment van genade.
Soms komt iemand naar je toe lopen. Iemand lacht. Iemand raakt je even aan. Iemand wil even bij je zijn, misschien. Iemand komt zomaar een kamer in lopen. Een wachtkamer in je huid. Een onthaalkamer. Een deur. Soms zie je pas dat er een kamer is omdat iemand de kamer betreedt.
Soms is er verlangen. Op een onbewaakt moment. Bewaakte momenten zijn er al genoeg. Officiële momenten ook. Soms zie je ineens iets. Je ziet wat zou. Het laat zich voelen, wat zou. Gaat het in of gaat het uit? Dat zou een interessante vraag kunnen zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten