“Ben jij een papa?” Je legt uit dat je geen papa bent. Het jongetje blijft je aankijken, zal daarna nog zo ongeveer om de twintig minuten terugkeren om naar je te kijken. “Jij bent een gekke papa!”
De twee jongetjes op hun elektrische step steken ineens, zonder te kijken, de straat over. De auto heeft hen gelukkig gezien. Je schiet in een kramp, roept iets. Ze merken er niets van, rijden je joelend van plezier voorbij.
Je praat met de studenten. Ze hebben het over kinderen. Het lijkt even alsof ze zich gemakkelijker kunnen voorstellen dat ze later geen kinderen zullen hebben dan dat ze nu minder het vliegtuig zouden nemen.
Het meisje zegt dat ze naar Hal 4 wil gaan. Haar oma probeert haar subtiel op andere gedachten te brengen, wat niet echt lukt. Je zegt dat het leuker is om naar Hal 7 te gaan. Ze vraagt waar dat is. Je legt uit dat je je ogen moet sluiten en dat je die hal alleen maar in je hoofd kunt zien, en zo moet je er dan naartoe. Ze probeert het enkele keren, maar is toch niet overtuigd. Ze zegt tegen haar oma dat ze nog steeds naar Hal 4 wil gaan.
Voor de deur van het huis staan twee kleine steps. Gratis. Dat staat erbij. Het meisje aarzelt even, en neemt dan de step en rijdt heen en weer over het plein. Pretoogjes.
“O, ik dacht dat jij een gezin met kinderen had. Sorry.” “Het is helemaal prima hoor.”
De film over de ‘parallelle moeders’. (Week.)
De documentaire over geweld en misbruikt tussen siblings. De moed van sommigen, het zwijgen van velen. (Tranen.)
Je nicht stuurt je een foto waar jullie samen op staan, zij nog heel klein, jij iets groter, met een enigszins overgedimensioneerde hoed. Die gammele stoel, die toen bij jullie in de kamer stond. (Je zou er even bij willen zijn, om te kijken.)
De man in het boek vertelt zijn levensverhaal. De zinnen zijn zo mooi, ze lijken te ademen. Wat hij vertelt over zijn ouders, over hoe hij ze nodig had. (Je weet niet waar in je lichaam je zoiets zou moeten voelen, of waar die herinnering zou moeten zijn.)
De buurvrouw vertrekt om boodschappen te gaan doen. Haar kleine kindje in de draagzak, dichtbij. Heel even lijkt de wereld stil.
De vrouw op de eerste rij in de les die je staat te geven. Haar ogen lijken moe. Haar handen bewegen over haar dikke buik, heel zachtjes.
De kleine baby, in de stiltewagon.
Vertel je me over je kinderen? Je wilt steeds alle verhalen horen. (En toch drijft iets langzaam van je weg.)
Je zit in de stoel bij het raam te lezen, tussen de planten. Aan deze kant van de grens tussen binnen en buiten, een klein beetje met je rug naar buiten. (Hier is het veilig.) De stoel is nu hier, alleen nog maar hier, niet meer toen en daar. Je kijkt naar de tekeningen waar je dochter op te zien is, boven de piano.
Wat je ziet in de spiegel is alleen nog hier, nu.
Het meisje dat bijna elke dag even langs komt bij haar grootouders. Hoe mooi het is, hoe ze elke dag weer afscheid nemen van elkaar. Alles zal er de volgende dag nog zijn, altijd. (De belofte in een moment.)
Hoe je de verhalen van je grootvader, van al die jaren van zijn leven, aan de jouwe wilde toevoegen. Als een veilige plek. Een verbinding met de wereld, toen die nog anders was. Beseffen dat je binnen enkele jaren even oud zult als Fons, toen hij je grootvader werd. (Nooit weten of jij die veilige plek zou kunnen zijn voor een ander.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten