Je fietst tegen de wind in. Al enkele kilometers. Je ziet waar je naartoe moet. Hoeveel wind nog te gaan. En heel even is er een moment van twijfel. Zou je hier stoppen? Stilstaan en de wind voorbij laten gaan. Als was hij een trein die een overweg moet passeren. Heel even lijkt dat grote lichaam achterop te zitten. Onwillig gewicht. Verzamelde tijd. Alsof je niet met jezelf samenvalt. Wat uit elkaar is gehaald is niet meer samen te brengen.
Hoe wat je leest je lichaam kan veranderen. En hoe wonderlijk dat is. Als je je blad ver genoeg van je ogen houdt, zou je enkel een vlak met tekens zien. Het zou je onverschillig kunnen laten. Maar als het dichterbij komt, als de woorden zich vol vertrouwen laten lezen, verandert je lichaam. Gradaties van opwinding, in allerlei richtingen. Of onverschilligheid, die zich vastzet in harde spieren als je toch wilt blijven lezen.
Met evenveel wind, maar ditmaal in de rug, terugfietsen, het voelt aan als een vorm van genade. En hoe daarna je lichaam nog een tijd in een warme gloed blijft. Je eigen rivierbedding waar je jezelf doorheen voelt stromen.
Je gelaat past zich aan aan wie zich aan de andere kant ervan bevindt. Het is merkwaardig. Op een vrij moment, voor de spiegel kun je oefenen op alle standen. Van groot tot klein. Alle spieren. Zo ver mogelijk verwijderd van uitgestreken en gesloten. Grote ogen, grote glimlach, maximum aantal lachrimpels, verwonderingsfronsen. Alles bij elkaar of in ingewikkelde combinaties. Je denkt dat je helemaal voorbereid de wereld in kunt trekken. Dat je steeds zelf kunt kiezen uit je eigen gamma aan gelaatsmogelijkheden. Tot je keer op keer merkt dat het niet zo is. Bij die ene schakelt het gelaat al meteen over op ‘open’. Je voelt alles bewegen, en je merkt hoe dat tot een sneeuwbaleffect leidt tussen jullie twee. Bij die andere wordt er dan weer meteen een sleutel omgedraaid. Iets gaat op slot, en is niet meer te ontsluiten. Als je daar van weg gaat, lijkt er een soort strakke buitenhuid van je af te glijden waardoor er weer ruimte voor beweging is.
Het kleine kind rolt gracieus over de grond. Ze neemt zo het hele perron in als een volleerd model. Elke krullende beweging is onbewust uitgekiend op maximaal effect. Dit zou een winterdag moeten zijn, zou je kunnen denken. Maar dat zou heiligschennis zijn. Of iedereen haar wel goed gezien heeft, je ziet het haar denken. Ze hoeft zich geen zorgen te maken.
Na een of twee minuten dansen kan je lichaam verdwijnen. Alsof je zou kunnen beslissen om alles wat aan jouw persoonlijke zwaartekracht herinnert van je af te laten glijden als je doorregende kleren. Als je je ogen sluit kun je de beweging zien die zich rondom jou slingert en je probeert te overhalen om de overstap te wagen. En heel even lukt dat soms. Je kunt je bijna herinneren wat je zou kunnen bereiken.
De twee vrouwen tegenover me op de trein kruipen nog wat dichter tegen elkaar. Ze fluisteren hun verhalen. De luidruchtige Duitse jongens achter mij, met hun blikken bier, en hun grove taalgebruik, verstoren wat een tedere atmosfeer had moeten zijn. Is het daarom dat de vrouwen nog meer bij elkaar schuilen? Hun handen zijn breed, kwetsbaar sterk, en zo mooi volwassen. Het is het enige woord wat ik kan bedenken. Als ik net over de rand van mijn boek kijk, kan ik naar die handen kijken. Haar duim streelt de zijkant van haar vinger. Ze zullen nog lang en gelukkig leven, dat kan niet anders.
Ik lees een boek van een Japanse schrijver. Bij elk personage zie ik iemand voor me. Met een gezicht en een lichaam, zoals dat telkens ook is beschreven door de auteur (of misschien wel helemaal niet, ik weet het eigenlijk niet). Ik zie personages die Japans zouden kunnen zijn. Behalve bij één personage. Daar krijg ik steeds een beeld van een westerse vrouw met donkerblond krullend haar. Wat ik ook doe, het lukt me niet om daar iemand anders te zien.
Zou ik me, toen ik een jaar of vijftien was, ooit hebben afgevraagd hoe mijn handen er bijna dertig jaar later uit zouden zien? En zo ja, welk beeld zou ik gehad hebben? Zou het overeenkomen met de handen die ik nu heb?
1 opmerking:
.
Dag Jan,
't Is goed nog even voor het slapen gaan,
jouw handen te lezen.
Hoe rustig ze ademen.
Ze lijken op open woorden.
Waar het zand vredig doorvalt
alsof het nooit stoppen zal.
Ze zaaien vertrouwen.
Pastoraal als een bucolische vallei.
Ik kijk naar je wolken, Jan.
En denk aan m'n kleindochter.
Vier wordt ze vandaag.
Eén keer zag ik ze in mijn leven.
Ze kon pas haar eerste stappen planten.
Zopas hoorde ik haar frêle stemmetje.
En zag haar gitzwarte Afrikaanse ogen.
Ook al waren de mijne gesloten.
Stemmen ze lijken op handen.
uvi
Een reactie posten