01 juli 2012

Verstreling

‘Het doet pijn.’
‘Doet het pijn? Hoe kan een streling nu pijn doen?’
‘Het doet pijn, ik kan het niet helpen. Wacht gewoon even, misschien gaat het straks wel beter.’
‘Hoe komt dat? Heb ik iets verkeerds gedaan of zo?’
‘Nee, helemaal niet. Integendeel.’
‘Wat is er dan?’
‘Ik kan het niet zo goed uitleggen. Er zijn van die dagen, en vandaag is zo’n dag.’
‘Probeer maar.’
‘Misschien is de pijn gewoon iets waar je door moet. Misschien is het een soort bescherming. Of een afscherming, waarschijnlijk is dat een beter woord.’
‘Wil je dat ik weg ga?’
‘Nee, vooral niet. Ik zou willen dat je blijft. Als jij dat ook wilt natuurlijk.’
‘Ja. Ik wil niet weg, en ik ga niet weg.’
‘Wat moet jij nu wel niet denken van mij?’
‘Niets, ik denk niets. Ik kijk alleen.’
‘Misschien ben ik bang. Het is goed dat jij er bent. Het is zo wonderlijk dat jij er bent.’
‘Gekke jongen. Had je dat dan al niet lang gezien?’
‘Nee, ik zie zo’n dingen nooit. Of ik durf niet.’
‘Ik geloof er eigenlijk niets van, maar goed.’
‘Je denkt dat het went. De tijd dat je alleen bent. En terwijl het zo is, geloof je dat ook. Tot een moment als dit, en dan besef je dat het niet went. Blijkbaar.’
‘Soms als ik je zie, is het alsof je al eeuwen aan een tocht of zo bezig bent. Steeds onderweg. Je gaat altijd maar door.’
‘Is dat zo? Zie je dat dan?’
‘Ja, ik zie dat. Het is niet eens zo moeilijk te zien. Je moet alleen maar kijken.’
‘En wat denk je dan?’
‘Dat het misschien wel niet hoeft. Niet meer.’
‘Dat is een moeilijke gedachte.’
‘Waarom?’
‘Heb je dat ook, in je dromen? Ik heb een droom die af en toe terugkomt, waarin ik heel hard loop om iets voor te blijven. Wat dat is, weet ik niet. Ik moet blijven lopen. En dan ineens verlies ik een schoen of zo, of gaat die fiets niet meer vooruit, hoe hard ik ook trap.’
‘En dan? Wat gebeurt er dan?’
‘Dat weet ik niet. Het gebeurt nooit. Of ik schiet wakker. Ik weet niet wat er dan komt.’
‘Stel je voor dat je niet zou lopen, en dat je dan zou zien dat er helemaal niets is.’
‘Moeilijk voor te stellen.’
‘Wie weet, is het wel zo.’
‘Ik ben misschien nog niet ver genoeg. Ver genoeg om te kunnen stoppen.’
‘Ik denk het wel. Ik denk dat je er al lang bent. Alleen besef je het nog niet.’
‘Te veel moeilijke gedachten.’
‘Kijk eens naar me. Je ontwijkt mijn ogen de hele tijd. Kijk eens naar me.’
‘Zo?’
‘Ja, zo. Het is goed. Hoor je dat?’
‘Ja, ik hoor het. Het is goed.’
‘Ik ga niet weg, en jij gaat niet weg. We hebben alle tijd van de wereld.’
‘Heb je dan niet liever iemand die gewoon niet onderweg is? Die er gewoon al de hele tijd is?’
‘Nee. Ik wil trouwens niemand hebben. Ik wil alleen bij jou zijn. Nu.’
‘En zo iemand die een mooiere kop zou hebben dan ik, is dat ook niets?
‘Die kop is overigens heel in orde. Net als die schouders.’
‘XXL. Vorige week ging ik nog een hemd kopen, en het was XXL. Was even schrikken.’
‘Laat me eens meten.’
‘Hoe doe je dat?’
‘Nooit gehoord van de natuurlijke lengtematen?’
‘Nee.’
‘Je kunt een arm gebruiken. Of een haar. Of een kuit natuurlijk, dat gaat ook.’
‘Op die manier.’
‘Ik gebruik meestal de pinkmaat. Zoveel pink.’
‘En heb je dan een rangschikking of zo?’
‘Ja natuurlijk. Onder een aantal pink begin ik er niet aan. Maar ik denk dat het best mee zal vallen.’
‘O.’
‘Heb je trouwens gemerkt dat ik nog steeds niet ben weggelopen?’
‘Ja, ik vroeg het me al af.’
‘Ik denk namelijk dat we nog heel veel te doen hebben.’
‘En dat met alle tijd dus.’
‘Ja, met alle tijd.’
‘Zou dat genoeg zijn? Alle tijd?’

Geen opmerkingen: