Ik zag haar voor het eerst in de winkel waar ik regelmatig kom in het weekend. Ik zag haar dit keer dus niet voor het eerst, maar voor het zoveelst. Het is eigenlijk altijd wel fijn als zij er is, maar ze is nogal stil. In de winkel dan toch. Nu ik 50 ben, moet ik wel af en toe iets dappers doen. Dus ik dacht, laat ik maar even iets zeggen. Ik deed mijn best om iets intelligents te formuleren, qua dapper, maar dat viel een beetje tegen.
‘En? Alles OK?’
‘Beetje stilletjes.’
Een enigszins kort antwoord op een – het moet worden toegegeven – ook wel korte vraag. Ze bedoelde, zo zei ze na nog een vraag (‘Bedoel je hier in de winkel?’), dat het dus wat kalmpjes was in de winkel.
Echt verpletterend vlot liep het gesprek nog niet. Tijd dus om weer te vertrekken met mijn boodschappen. Ze lachte nog heel mooi.
Weer buiten dacht ik nog: Jean, heel erg dapper was dat nu ook niet, eigenlijk… Dus ik ging weer naar binnen.
‘Heb je geen zin om mee een koffietje te gaan drinken? Als je shift voorbij is natuurlijk.’
Ze keek me aan met een blik die ik niet helemaal kon thuisbrengen. Iets tussen ‘ik dacht dat je het nooit zou vragen’ en ‘o jee, hoe red ik me hier nu weer uit’.
Ze zweeg nog even en zei toen: ‘Ja, heel graag zelfs. Ik ben hier klaar binnen vijf minuten.’
Even later zaten we achter een mooie koffie. Ja, een koffie kan ook mooi zijn. Zo mooi dat je er nauwelijks aan durft te beginnen. Ze bleek Madeleine te heten. Die naam hoor je niet meer zo vaak. Vroeger hadden we een overbuurvrouw die Madeleine heette, maar die zag er wel een stuk strenger uit dan deze Madeleine. Ik dacht ook nog aan gebakjes, maar dat hield ik maar voor me.
Het duurde even, maar daarna kwam ze behoorlijk op gang.
‘Heb je dat artikel ook gelezen in het weekendmagazine over die mevrouw met al die poppen? Ik begreep haar wel een beetje, dat die poppen je beschermen tegen een boze wereld daarbuiten. Maar het was ook wel een beetje eng. Ik heb maar twee poppen, en alleszins geen eigen poppenkamer. Heb jij veel poppen?’
Ik vertelde haar dat ik alleen een beer heb die aan de andere kant van het bed ligt. Die beer fluistert me soms dingen in het oor. Dingen die ik eigenlijk al wist, maar nog niet wilde weten. Of zoiets.
(Ik vroeg me nog af ondertussen of ik toch niet zou voorstellen dat ik madeleinegebakjes zou bestellen. Maar misschien is dat niet echt iets voor een eerste gesprek.)
‘Jij lijkt me wel een man die graag en veel leest. Ik zag het meteen aan jou, toen ik je voor het eerst zag in de winkel, lang geleden. Ik zou eigenlijk graag zelf een boek willen schrijven over openingszinnen. In de liefde, en in het leven. Maar het lukt me maar niet om eraan te beginnen. Eigenlijk heb je heel veel openingszinnen in het leven, in een liefde. In het begin vraag je iets als: alles ok?, ga je mee thee drinken, met gebak? Maar ook als je elkaar al een tijd kent, kunnen er telkens weer openingszinnen zijn. Soms is het alsof je elkaar niet meer zo goed kent, alsof je voor elkaar iemand anders geworden bent. Of alsof je gewoon opnieuw zou willen beginnen, opnieuw zou willen zien hoe mooi de ogen van die ander zijn. Of alsof je verder zou willen gaan, in een andere vorm. En dan kun je ook dingen zeggen als: mag ik jou nog eens voor het eerst zien?, mag ik even (of nog even) je hand aanraken?, blijf je bij me vanavond, of morgen?, kom je nog eens op bezoek in mijn droom? Dat idee dus, daar wil ik een boek mee maken. Maar als ik erover nadenk, dan komen er zoveel ideeën tegelijk. En ook denk ik dan meteen dat ik dat nooit zal kunnen, daar een boek van maken. En zo begin ik dus nooit.’
Ik wou haar uitleggen dat er een zekere gelijkenis was tussen haar onderwerp en haar schrijfproces, maar ik deed het toch maar niet. Aan de tafel naast ons zat ondertussen iemand madeleinegebakjes te eten.
Ik vroeg haar nog of zij soms ook ineens overvallen wordt door een gedachte uit haar jeugd, als in een flits.
‘Ja, dat gebeurt regelmatig. Het geheugen is een raar ding.’
En toen zweeg ze een tijd. Zwijgen leek haar niet ongelukkig te maken, integendeel. Er gebeurde iets in haar hoofd, of zo leek het toch.
We hadden het daarna nog over de vraag hoe je weet of een boek dat je voor het eerst ziet iets voor jou zal zijn of niet. Ik zei dat dat een kwestie van voelen is, met je vingertoppen. Zoals je ook traag de huid kunt aanraken van de hand van een ander. Terwijl ik dat bedacht, vroeg ik me af of die gedachte wel klopte eigenlijk. Je raakt de hand van een ander aan. Maar de huid van de hand van een ander aanraken, dat is enkel iets in je eigen hoofd, een vorm van concentratie. Een concentratie die vervolgens een geheugen kan activeren.
Ze vroeg me waaraan ik zat te denken, omdat ik een hele tijd zweeg. Ik vertelde haar het ding van de huid en de hand. Ze zei dat ze het nog niet helemaal begreep, en vroeg me om dat ooit eens te demonstreren. Als we ooit nog eens een koffie zouden gaan drinken. Of een kopje thee, met een madeleinegebakje natuurlijk. (Ofwel had ze dus mijn gedachten gelezen, ofwel was het gewoon een mooie dag. Sommige antwoorden hoef je niet te weten.)
2 opmerkingen:
Zou ze Proust heten, vroeg ik me af.
Madeleine Proust. Dat zou mooi literair zijn.
En misschien geurt ze wel naar 'later als ik groot ben'.
Ik weet het niet.
Zou Jan zijn leven in zijn verbeelding stoppen?
Of net andersom.
En dat meisje met die Hobo.
Een zwerver. A la de Coninck.
Zou ze dicht naast hem gestaan hebben?
Het was weer lang geleden. Vanavond krijg je 38 bezoekers, Jan.
Plaats genoeg om ze te zetten?
Madeleine Proust, dat zou inderdaad een heel mooie naam zijn...
En misschien wil ik soms niet weten waar leven en verbeelding in elkaar overgaan.
Dankjewel voor je mooie reactie?
Een reactie posten