12 november 2017

Een gesprek dat blijft duren

‘Het is mooi, hoe ons gesprek blijft duren, doorheen de jaren.’
‘Ja, dat is zo. Ik had het eigenlijk nooit anders gewild, besef ik nu steeds meer.’
‘We zijn nu verder uit elkaar, en dat is goed, maar je bent altijd ook ergens dicht bij me. Bereikbaar. En zo wil ik het ook, ik wil kunnen voelen dat onze plek daar altijd zal zijn.’
‘Dat is belangrijk voor jou, is het niet?’
‘Ja. Dingen die blijven, dat is een sterk verlangen. Ik voel dat ik steeds weer terug kom op dat punt.’
‘Ik heb lang gezocht naar de plek waar ik thuis ben. Misschien ben ik zelf wel die plek geworden ook, een beetje toch. En bij jou is het ook wel zo. Je blijft wel zoeken, en het is mooi om jou te zien zo. Soms zou ik willen dat het rustig zou worden voor jou, maar misschien is het zo ook wel goed.’
‘Jouw zoektocht heeft me altijd tot in mijn diepste ziel ontroerd. Ik voelde me soms machteloos, wou meer kunnen doen om je te beschermen tegen de wind. Er zijn mensen die zeggen dat ik te veel wil beschermen soms, en ze hebben waarschijnlijk wel gelijk. Het brengt me in de war. Maar misschien is het ook een goede kant van wie ik ben. Ik zou het soms zo graag kunnen.’
‘Misschien ook wel omdat je er zelf naar verlangt.’
‘Dat is een moeilijk onderwerp.’
‘Dat weet ik. Maar wij hebben toch geen schrik van moeilijke onderwerpen?’
‘Nee, dat kun je wel zeggen.’
‘Misschien zien sommigen het niet altijd zo, maar jij bent eigenlijk ongelooflijk trouw. Trouw aan wat je hart gekozen heeft. Het is een vorm van liefde waar ik altijd van heb gehouden bij jou. Ik weet niet waarom ik dat nu ineens zeg, het kwam in me op.’
‘Dat is lief. Er zijn van die dingen waarvan ik weet dat ik er met jou altijd over kan praten. Je opent me altijd de ogen, wijst me op dingen die ik weer eens te goed wil doen, of die ik niet zie, of niet kan zien.’
‘Het is ook wel grappig soms, dat ik je wijs op wat je eigenlijk zelf wel weet, of toch een beetje.’
‘Het is toch meer dan dat. Het is alsof je de dingen meteen ziet, en me dan iets kunt zeggen waar ik altijd echt iets aan heb.’
‘Gelukkig hebben we nog veel tijd, dit leven, en de volgende levens.’
‘Waar ik met jou nog veel over zou willen kunnen praten, is over wat het betekent om veilig te zijn. Die vragen komen steeds weer terug op mijn weg. En misschien wil ik ze te hard beantwoorden, wil ik dingen weten. En jij lijkt me altijd te zeggen dat het antwoord dichterbij ligt. Dat het goed is om het te verlangen, gewoon, en dat dat genoeg is.’
‘En nu moet ik je natuurlijk zeggen dat je niet altijd zo goed je best moet doen.’
‘Ja, ik wachtte er al op.’
‘Zoals ik zei dus. Je hebt al genoeg je best gedaan, het hoeft niet meer. Wat er is, is ook mooi, maakt je mooi.’
‘Ergens in mijn hoofd, of ergens anders, begrijp ik wat je zegt.’
‘Dan is het goed.’
‘Het is zo’n gedachte die zich de volgende dagen en weken rustig zal neerleggen in mijn lichaam. Zoals het altijd gaat bij mij. Het sijpelt doorheen mijn hele lichaam, en dat heeft tijd nodig.’
‘Ja, zo gaat het altijd bij jou. Misschien is het bij mij ook wel zo. Al lijkt het meer met omwegen te gaan soms, met horten en stoten. En met minder woorden.’
‘Iemand zei het me onlangs nog: denken met je lichaam, dat is echt wel iets van jou.’
‘Maar het klopt wel bij jou. Wie jou niet goed kent, ziet dat niet.’
‘Jij kunt veel meer tot aan de rand van je lichaam gaan, en soms ook erover. Op een heel andere manier dan bij mij, en tegelijk ook weer niet helemaal anders. Ik kan het niet uitleggen.’
‘Misschien hebben we genoeg uitgelegd voor nu.’
‘Ja.’
‘Wat denk je van de wind? Zullen we naar de wind gaan?’
‘En vanaf waar begint de wind?’
‘Dat kunnen we vragen aan de wind zelf. Waar begin jij?’
‘En beginnen we tegen de wind, of omgekeerd?’
‘Eerst maar even tegen, lijkt me.’
‘Ik vind wel dat jij iets moet roepen tegen de wind.’
‘Alleen als er veel tegenwind is, om iets tegen de tegenwind te roepen.’
‘Kom, we vertrekken.’

Geen opmerkingen: