Ik zag haar voor het eerst in het bushokje. Ze heette Emilia. Ik kwam haar tegen terwijl ik folders aan het bussen was. Dat doe ik een paar keer per jaar. Telkens boeiend, de wondere wereld van de Belgische brievenbussen. Terwijl ik een stuk weg naar boven liep, besefte ik dat ik eigenlijk aan niets aan het denken was. Ik was die beweging geworden, als het ware. En zo kwam ik langs dat bushokje. En daar zat ze.
Met een wat ijl stemmetje sprak ze me aan.
‘Misschien heeft u wel zin in een korte pauze?’
Dat was wel een mooie zin, eigenlijk. Ik had me voorgenomen die hele busronde zonder onderbreking uit te voeren. In het andere geval zou ik voelen hoe moe ik was, of zo. Maar het was ook wel een fijn aanbod. En officieel ben ik altijd in voor verrassingen.
Ze zei me dat ze Emilia heette. En met dat wat vale licht in het bushokje leek ze zelfs een beetje op die actrice uit Game of Thrones. Ik vroeg haar of ze de bus naar Mechelen moest nemen.
‘Nee hoor, ik zit hier gewoon. Ik zit hier vaak, te kijken, naar de mensen die voorbij komen. Hier is het rustig.’
Ik aarzelde wat bij het idee dat het daar rustig was, en vroeg of het dan thuis zo druk was.
‘Goh, thuis voel ik me soms zo alleen. Mijn vriend zit de hele tijd te spelen met zijn smartphone. Hij heeft zich voorgenomen om een influencer te worden. De diepere zin van het fenomeen influencer ontgaat me een beetje. Ik vroeg het hem onlangs, en ik kreeg een lichtjes offensieve blik. Het antwoord was dat een influencer veel volgers heeft, omdat hij of zij zichzelf in een format kan voorstellen, waardoor hij of zij veel invloed kan hebben. Hoezo invloed? Dat vroeg ik hem. Heb je dan doorwrochte of gewoon boeiende meningen, of diepe inzichten, of schrijf je dan filosofische beschouwingen of inleidingen op het werk van Zygmunt Bauman? Dat bleek andermaal een domme vraag. Als influencer ben je een soort merk, gewoon door jezelf te laten zien, aan je volgers. En weet u, soms wordt het ineens duidelijk hoe iemand anders echt in elkaar zit. Dat antwoord op die vraag van mij heeft me een gevoel van verlatenheid gegeven. En sindsdien kom ik regelmatig hier zitten. Meestal zeg ik niets, maar ik zag u aan komen wandelen, tegen een behoorlijk tempo eigenlijk, en ik had het idee dat u best aanspreekbaar zou zijn.’
Ik vroeg haar of ze het niet koud had.
‘Het gaat wel. Niet veel kouder dan thuis. Het is alsof sommige stukken van mijn lichaam niet meer warm worden. Het heeft iets met een soort rusteloosheid te maken, of verdriet, ik weet het niet zo goed. Maar ik moet zeggen dat ik het nu warm begin te krijgen. Dat zal aan u liggen.’
Het maakte me een beetje verlegen. Ik vertelde haar dat ik eerder die dag had nagedacht over hoe je soms geen zin hebt in andere mensen. Zo een paar minuten per dag, sommige dagen. Meestal is het niet zo, en is het fijn om gewoon te kijken naar al die mensen, in de trein, in de winkel. Maar soms lijken ze zo druk, of zo traag, of zo in de weg. Het slaat nergens op, maar het gebeurt. En zelfs dan kan het gebeuren dat er ineens iemand tegen je begint te praten, terwijl je staat aan te schuiven aan de kassa, of terwijl je staat te twijfelen bij het pak yoghurt. En dan is het weer ineens helemaal anders.
‘Dat heb ik ook wel eens. Soms hebben zoveel andere mensen zo’n lege blik. Ze lijken doelloos rond te dolen, weten niet waar ze eigenlijk naartoe willen. Terwijl ik altijd de verhalen zou willen kennen van andere mensen. In uw geval denk ik dat er een verhaal is van verdriet, en ook wel een verhaal van een droom of zo. Heeft u nog een mooie droom gehad trouwens de voorbije dagen?’
Ik vertelde haar dat er de vorige nacht iemand in mijn droom was gekomen die ik daar, of dat denk ik toch, al jaren niet meer gezien had. Tijdens mijn droom schrok ik er een beetje van, maar nadien was het wel een fijn gevoel.
‘Het rare is – terwijl ik hier zit, besef ik het – dat ik vorige nacht van iemand heb gedroomd die erg op u lijkt. Misschien was u het wel, al kende ik u nog niet, denk ik toch. Wie weet wil dat iets zeggen, al zou ik niet weten wat.’
Soms vraag ik het me af, of het echt zo is, dat iemand in jouw droom of hoofd verschijnt als die op dat moment aan jou denkt. Het zou een mooie gedachte zijn. Waarom komen mensen soms in mijn hoofd? Soms is het alsof mijn hoofd een soort onbewuste controle uitoefent en daar begint na te kijken of iedereen er nog wel is, in mijn hoofd.
‘En zijn ze er nog allemaal altijd? Zou het erg zijn als er iemand zou verdwijnen?’
Ik zei dat ik dat inderdaad erg zou vinden. Om een of andere reden wil ik dat niet, dat mensen uit mijn hoofd verdwijnen. Ze schuiven soms wel, wat meer naar voor, of meer naar achter. En dan voelt het goed als ik iemand dichtbij kan halen, of als die zelf ineens in mijn droom rondwandelt.
‘Kon ik met mijn vriend maar over zo’n dingen praten. Ik zou terug warme voeten krijgen daar, in het huis. Maar hij merkt daar niets van, is alleen met dat ding in zijn handen bezig. Ik zou in mijn blootje door de kamer kunnen lopen, hij zou het niet eens merken, misschien.’
Ik zei dat ik hoopte dat ze binnenkort toch weer warme voeten zou krijgen. Wat moet je zeggen, op zo’n moment, in een bushokje? Je hoopt altijd het beste voor een ander. Je hoopt dat het met alle andere mensen altijd goed gaat, dat ze zich geliefd weten, dat ze zich veilig voelen, dat ze geen gedoe nodig hebben om zichzelf in de aandacht te werken, dat er iemand is die hen kan doen lachen.
‘Nu zijn mijn voeten warm, misschien blijft dat wel even duren. Het was fijn even met u te mogen praten. Misschien komen onze dromen elkaar ooit nog wel eens tegen.’
Dat was een mooie gedachte om mee te vertrekken. Het leek ineens een beetje minder donker. Even leek het alsof je zomaar thuis zou kunnen komen. Ik stapte snel verder, had nog een stapel folders te doen. (En daarna ook nog de afwas.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten