Een aarzelend verhaal in verschillende categorieën.
De categorie ‘moeilijke verhalen’.
De categorie ‘verhalen die je af en toe opnieuw vertelt, om te zien hoe het verhaal zichzelf een beetje heeft verlegd’.
De categorie ‘verhalen waar je bang van bent’.
Waarom moest je eraan denken, die namiddag van die koude zondag? Je was net even gaan liggen, na een week hard werken, en ineens kwam het verhaal naar je toe. Zoals het ook al die andere keren kwam. Een beetje onverwacht. Dus misschien was het weer tijd.
En je dacht dat het weer beter was om het woord ik zo weinig mogelijk te gebruiken. (Je houdt niet zo van het woord ik, eigenlijk. Sommige mensen gebruiken dat woord iets te vaak, denk je. Maar dat heeft niets met dit verhaal te maken.)
Misschien was de aanleiding iets wat je vertelde, enkele dagen geleden. Je stelde jezelf voor, en zei: “Ik heb geen kinderen, jammer genoeg.” En enkele dagen later komt dat dan weer naar je toe, zodra je je overgeeft aan de rust.
Je hebt het jezelf aangeleerd, die woordjes. Jammer genoeg. Het is gemakkelijker als je ze erbij zegt, om een of andere reden.
Het blijft moeilijk om erover te praten, er blijft schroom. Het is raar, soms, hoe sommige mensen met kinderen, onbewust waarschijnlijk, je beginnen te overroepen als je zoiets zegt. Ze beginnen over hun kinderen, over hoe moeilijk het soms is, hoe vermoeiend het is. Ze beginnen je allerlei dingen aan te praten. Dat er nog zoveel andere dingen in het leven zijn, dat je gelukkig mag zijn zonder kinderen, dat ‘het’ nog altijd kan, dat ‘er’ allerlei oplossingen zijn. Soms krijg je verwijten. Soms voelen mensen zich aangevallen, alsof je iets zou gezegd hebben over hoe zij het doen met hun kinderen, wat je helemaal niet deed, integendeel. Soms begint men je omstandig uit te leggen, ook bijna verwijtend, wat jij allemaal wel kunt doen wat zij niet kunnen omdat zij niet de tijd en de vrijheid hebben die jij dus wel hebt. Soms lacht men het weg. Soms is die lege stilte, nadat je het gezegd hebt, blijkbaar moeilijk.
Je zegt er altijd nog een hoop dingen bij. Dat je oprecht heel blij bent (wat ook zo is) voor al die andere mensen die wel kinderen hebben. Dat je heus wel weet (wat ook zo is) dat het niet altijd gemakkelijk is. Dat je op geen enkele manier enige vorm van afgunst voelt (wat ook zo is). Dat je op geen enkele manier wat dan ook over wie dan ook wilt zeggen, dat je op geen enkele manier iets wilt zeggen over een ‘norm’. Dat je je heel erg ervan bewust bent dat jij waarschijnlijk veel dingen kunt doen die mensen met nog relatief jonge kinderen niet kunnen, en dat je dus in zekere zin in een luxesituatie zit. Je voegt er mogelijk nog enkele andere verontschuldigingen aan toe. In de hoop dat dan gewoon mag overblijven wat overblijft. Niet meer, niet minder.
Officieel heb je er vrede mee dat het zo is. Je gaat ervan uit dat je nooit vader zult zijn. (Dat klinkt iets anders dan dat je dat volledig aanvaard zou hebben of helemaal achter je gelaten zou hebben.) Het lijkt een werkbare formulering voor jezelf. Het creëert geen hoop. Het probeert ook te vermijden dat een verdriet door ontkenning een etterende wonde zou worden.
(Omtrekkende bewegingen, steeds weer. Misschien kan het niet anders.)
Er zijn de kinderen van al wie je lief is. Ze zijn allemaal zo bijzonder voor jou. Je hebt ze zien groeien. Het maakte je verlegen, en klein. Soms wist je niet of je zelfs maar een toeschouwer mocht zijn. Het mocht, denk je. Soms mocht je iemand zijn. Iemand die mocht vertellen over muziek, en tegelijk mocht laten voelen hoe bijzonder die ander voor je was. Iemand die een beetje verlegen naar een verjaardagsfeest mocht komen, met “weer een boek!?”. (Nadien kwam het steeds wel weer goed.) Soms vertelden ze je, op hun manier, hoe belangrijk je voor hen was geweest. (Je kon het nooit helemaal geloven, maar ze maakten je gelukkiger dan je kon toegeven. En verlegen. Misschien wil je het stiekem wel graag zijn, iemand zijn die zo een rimpel in de tijd heeft gemaakt.) Je houdt ervan, om naar hen te kijken, met hen te praten. Te zien ook hoe hun ouders hun best hebben gedaan, en het soms ook even niet meer weten, en hoe ontroerend dat allemaal is.
Soms werd het verhaal in je handen gelegd. Over hoe het zou zijn, als jij… In verschillende varianten. (Die verhalen blijven in je hart, breekbaar en mooi. Die deel je niet. Wie ze wil kennen, kan ze zien in je ogen.)
Soms zei iemand dat je een goede vader zou zijn geweest, of zou zijn. (Ze aarzelden misschien een beetje bij die verleden tijd, maar dat vond je niet erg.) Dat was een mooi geschenk.
Soms denk je dat het is gaan rusten in jezelf, op een veilige plek, waar het in je huid kan sijpelen, en gewoon een deel worden van je verdriet en je vrede. Soms is er plots de schrik dat ooit, later, als je groot bent, het verdriet je ineens zal overnemen. Je weet niet goed wat je zou kunnen doen om dat te vermijden. Soms denk je dat je nog iets gaat doen, soms zie je het in je hoofd, al weet je nog niet wat het is.
Door de woorden zo, traag, te schikken is het alsof ze rustiger worden. Ze verliezen de macht van het niet uitgesprokene. Wat niet gezegd is, kan macht hebben over jou. En dat wil je niet.
Je houdt van mensen, en dat is goed. Zoveel mooie mensen, groot en klein, die zomaar in je leven zijn. Misschien denken ze ooit, in een volgend leven of zo, aan de plek die jij probeerde te zijn. Het zou een doel in het leven kunnen zijn.
Het is een stille avond. Je zult niemand meer horen, en dat is goed. Je denkt aan de kinderen, ze zijn dicht bij je (en ze lopen natuurlijk snel ook weer weg, daar zijn het kinderen voor, ze hebben wel wat beters te doen). Een mooi verhaal om je uit handen te geven aan de nacht. En daarna is er weer een nieuwe week.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten