Op weg naar een lezing die je moet geven. Op de dag van de stilte. Nadenken over stilte maakt je lichaam zachter, zo stel je vast. Het mag.
Het ritme van de trein maakt dat de woorden dichter bij je komen, dat je alleen daar kunt zijn. Stilte als een plek waar je huid kunt zijn, denk je.
Je weet niet goed hoe je verhaal zal klinken als je het vertelt. Zal het niet onnozel zijn? Zal het niet te kwetsbaar zijn? Wat mag je laten zien?
Het licht is mooi buiten.
(Tussendoor komen flarden van een ander verhaal door je lichaam. Dat verhaal is bezig, ginder. Het maakt je lichaam harder. Je verlangt meer naar de zee, en naar verdwijnen in afstand.)
Je denkt aan de ogen van je dierbare vriend, toen je hem een dag eerder weer terugzag na enkele weken. En je wist weer waarom hij in je hoofd altijd bij je is.
Je moet ook iets vertellen over hoe jij stil wordt, wat het voor jou betekent. Een zin komt naar je toe. Waar de Chaconne in mijn lichaam kantelt. Hoe je kunt verlangen naar een kantelmoment, en daarin verdwijnen.
Soms verlang je naar verdwijnen. Alleen maar zee zijn.
Waar iemand me aan zou raken zonder dat ik vlucht. De zin klinkt zwaarder dan het verhaal dat je erbij wilt vertellen.
(Dat modewoord storytelling maakt je een klein beetje zenuwachtig, om allerlei redenen. Als je gewoon je verhaal vertelt, wat al ingewikkeld genoeg is, doe je dan ook aan storytelling? Of vertel je gewoon een verhaal?)
Waar ik buig voor het leven. Het woord dankbaarheid is belangrijker voor je geworden, besef je.
Je loopt van het station naar de plek waar je moet zijn. Dit stuk van de stad ken je niet. Van sommige pijltjes weet je niet goed waar ze nu eigenlijk naartoe wijzen.
Het was een klooster, zo blijkt. Misschien zelfs een slotklooster.
De gang is mooi, er is veel licht. Geen gewijde stilte. (Of misschien was die er sowieso al, en komen de geluiden daar bovenop.)
In het kamertje waar je je lezing zult geven. (Je leest de zinnen die je in schriftje schreef onderweg en vertelt er je gedachten bij. Is dat een lezing?) Misschien verwachten de aanwezigen dat je een intelligent verhaal zult brengen.
Sommige stukken van wat je wou zeggen, komen dichter bij je dan je had verwacht. Misschien zien ze het. Het is niet zo erg. Je bent wel een beetje verlegen.
Daarna moet je je story tellen in hetzelfde kamertje. Je verontschuldigt je bij de mensen die je al een tweede keer zien die namiddag. Je leest de drie zinnen voor, en vertelt. Nadien zegt een mevrouw je dat dankbaarheid inderdaad heel belangrijk is.
Je praat nog even na. Een mooi gesprek. Je hoort dat je woorden op een of andere manier deden denken aan de romans van György Konrád, wat een heel mooi compliment is. Het maakt je gelukkig. En stil.
Je loopt terug naar het station. Je hebt de pijltjes in omgekeerde zin niet echt nodig. En ook nu weer lijkt de terugweg korter. Zegt dat iets over de kosmos?
Je hebt een van de weekendkranten opgespaard voor de treinreis terug naar huis.
Na de overstap zoek je een knus plekje, waar je je omringd voelt. Bijna veilig.
Je stelt vast dat je veel zei over dingen die in je lichaam geschreven zijn. De wisseling tussen zacht en hard heeft je iets geleerd. De trein heeft je geholpen.
Op weg naar huis. Het is frisjes.
Je lichaam wacht nog op iets.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten