Het lijkt langzaam november te worden. (Het is november.)
De dagen schuiven voorbij. Iets is veranderd, ergens in je lichaam. Je weet niet zeker wat het is. Iets tussen een hierzijn en een daarverlangen.
Je denkt aan mensen aan wie je zou willen zeggen dat je aan hen denkt, dat ze belangrijk zijn in je leven. Misschien weten ze het wel.
Dingen die waren blijven liggen. Heel langzaam komen ze een beetje in orde. Hoopjes verleggen, elke dag.
(Je buik heeft een eigen tempo, zoals steeds.)
Je verplaatst de afspraak waar je al een tijdje naar uitkeek. Gelukkig gewoon eerder op dezelfde dag. (Iets tussen zenuwachtig zijn en in je hoofd een beetje klaar zijn. Weten dat het goed is voor je, al weet je dat nog niet, of zoiets.)
In de winkel het boek gaan zoeken waarvan de titel op het kleine briefje staat dat je van het meisje kreeg. Je legt het in de handen van de post.
Een lijstje met planning voor de volgende weken. Om een of andere reden maakt het je gelukkig.
Je werkt aan de transcriptie van de speech van die boeiende Zweed. Het lag al een tijd te wachten. Zowat een hele dag alleen maar daarmee bezig. Overzichtelijk fijn.
Een vrije dag, die goed gevuld is.
Een mooi gesprek. Weer over vliegtuigen. Je voelt je vereerd dat zij je wil komen interviewen. Eigenlijk heb jij meer vragen voor haar dan zij voor jou, denk je. Een gesprek als een geschenk.
Later. Een ander mooi gesprek. Je leert veel, weer. In een ruimte waar de dingen rustig en vanzelfsprekend begrepen worden. Jij beschermde hen, maar wie beschermt jou? Dat zegt ze. Die zin blijft door je lichaam dolen.
Later. Je moet vertrekken naar een andere stad voor een lezing. Je zou het ook wel fijn vinden om gewoon thuis te blijven, en langzaam in de avond te dalen. Je stapt naar de trein.
De jonge mensen in de andere stad onthalen je warm. Je vertelt. (Weer over vliegtuigen. En over hoop.)
In de trein terug kun je in een vers boek beginnen. Mmm.
Een andere dag. Je werkt de transcriptie af. Het is fijn, dingen afwerken.
Een gesprek. Je leert weer veel. (Ideeën en beelden tollen door je hoofd.)
Na de avondvergadering heb je lichte hoofdpijn. Iets is genoeg geweest voor deze week. Je praat nog na met een dierbare vriendin. Je bent blij dat ze weer genezen is. Het verjaardagscadeau dat je voor haar bedacht wordt toegelicht.
Een andere dag.
De boodschappenronde. Bijpraten met je maatje. (Het kopje koffie omver stoten. Een minder omstootbaar kopje krijgen. Het leven vordert langzaam.)
Een gesprek. Je leert weer veel, denkt na. De gemberthee doet je goed.
Je schrijft (met enige schroom) een berichtje naar iemand die je een tijdje geleden leerde kennen. Hij heeft pas een nieuwe plaat uit, ze is mooi. Alsof je door die plaat zomaar een wereld mag binnenwandelen waar je anders misschien niet zou komen of die je niet zo zou gezien hebben. en hoe de woorden daar werken.
Een theatervoorstelling, met een dierbare vriendin. De lijntjes van woorden vallen als puzzelstukjes in elkaar. Een verhaal over eenzaamheid, dat langzaam dieper binnendringt.
Bij het einde van de voorstelling duurt het even eer de mensen in het publiek applaudisseren. Na het laatste applaus wordt het nog een tijdje helemaal stil in de zaal. Iedereen blijft nog even zitten. Een mooi moment.
Een warm gesprek nadien. Iets over kinderen, ook.
Zondag poetsdag, dutdag, leesdag, schrijfdag.
En je lichaam kijkt uit naar iets van de maandag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten