Je weet niet altijd wat je moet doen om het goede te doen. Het is nochtans wel belangrijk, in het kader van de kosmische evenwichten, je karma, de aflaten, en de algemene wereldvrede. De zelfopvoeding is een belangrijke kwestie, die in jouw geval evenwel nogal lang duurt.
Het is waarschijnlijk belangrijk om geheel zen en onthecht te zijn. Ongetwijfeld. Toch valt niet te ontkennen dat het leven soms gewoon een klein beetje aangenamer zou zijn als iedereen gewoon een beetje efficiënt en goed georganiseerd zou zijn. Wat zich zou kunnen uiten in iets als gewoon onmiddellijk op een mail antwoorden. Als je maar iets meer dan twee weken tijd krijgt om een webinar te organiseren en mogelijke sprekers doen er dagen over om je een antwoordje te sturen, dan is dat een klein beetje suboptimaal qua interne wereldvrede. Als je dan na drie herinneringsmails en enkele omwegtelefoons uiteindelijk een antwoord krijgt dat met veel poeha zegt dat zij je niet kan helpen, maar dat ze wel kan helpen bij de contactgegevens van de sprekers die jij wilt. (Het is trouwens niet omdat jij een ambtenaar bent en zij waarschijnlijk ook dat je zo’n ambtelijk antwoord moet krijgen, huh…) Je legt uit dat de gegevenheid dat je nog geen naam van een spreker hebt net de diepere essentie is van je odyssee die ondertussen al meer dan een week duurt. (Soms denken mensen misschien dat als ze niet antwoorden op een mail het probleem gewoon vanzelf zal evaporeren of zo, grrr.) (Interne dialoog over welke versie van jezelf in deze gegevenheid de meest optimale is in het licht van altijd het goede doen.) (Vaststellen dat je eigenlijk graag alles netjes en op tijd georganiseerd hebt, omdat dat beleefd en correct is tegenover alle sprekers en het publiek. En dus al dagenlang een volledige briefing klaar hebben waar alleen nog één naam in moet geplakt worden. En dat dan al die andere mensen gaan denken dat jij niet goed georganiseerd bent. Pingpong in je hoofd.) Uiteindelijk zal alles goed komen. En het leven is onbestendig, en dat soort dingen. Een stem zegt iets over wat er gebeurt als je zand te hard probeert vast te houden in je hand. (Een andere stem zegt dat dat ongetwijfeld waar is, maar dat het leven toch iets aangenamer zou zijn als iedereen gewoon onmiddellijk antwoordt op een mail met een duidelijke vraag. Nog een andere stem zegt dat je redelijk hilarisch bent, en ook enigszins voorspelbaar. Wat dan weer een existentiële troost is.)
Hoe moet je het goede doen in het handelen? Het is gemakkelijk gewoon binnen te blijven, afstand te houden van iedereen, ook als je ziet dat je iemand zou kunnen helpen. Maar misschien wil die persoon niet geholpen worden? (In het kader van de zelfopvoeding heb je echter met jezelf afgesproken dat je niet afzijdig zult blijven, niet zult doen of je niet ziet wat er te doen is. Nadenken over het goede doen is soms vermoeiend.) Je staat af te wassen. Op het plein zie je een buurvrouw op een wel heel klein trapladdertje met een lange stok met spons aan haar hoge ramen bezig. (Misschien is dat net het concept van haar speciale fitnessprogramma? Misschien is dat een soort spel met haar kinderen? Misschien heeft ze wel een grotere ladder, maar gewoon geen zin die uit het hok te halen? Maar het is toch wel een beetje gevaarlijk, sowieso, en ze is net bevallen. Moet je niet gaan vragen of ze jouw ladder zou willen gebruiken? Is dat niet een beetje onnozel?) (Je zou kunnen wachten tot ze bijna klaar is, en dan vaststellen dat het te laat is om het nog te gaan vragen. Het probleem zou geëvaporeerd zijn.) (Dat was wel niet de afspraak in het kader van de zelfopvoeding!) Je loopt naar buiten, ze is nog steeds bezig. Je vraagt haar voorzichtig of ze misschien jouw ladder zou willen gebruiken. Het hoeft al niet meer, maar ze is blij met het aanbod en vraagt waar je woont. (Waarom dacht een stem in jou dat ze kwaad zou worden?) Je loopt terug. (Een stem in jou zegt dat je toch weer iets nuttigs hebt geleerd dat nog van pas kan komen voor als Den Duits nog eens binnenvalt.) (Het was toch beter dat je het wel gedaan hebt dan dat je het niet gedaan had, denk je.) Elke dag valt er wel iets te oefenen.
Hoe moet je het goede doen in een droom? (Welke hogere instantie bedenkt trouwens die ingewikkelde verhaallijnen in je dromen?) Je bent op weg door een of ander stadslandschap dat je niet herkent om ergens te gaan eten. Iemand heeft je gevraagd om mee te gaan. Je weet niet helemaal zeker waarom je met haar meeloopt, je hebt geen idee wie ze is. Samen met nog twee andere mensen komen jullie aan in een huis waar jullie gaan eten. Het is een merkwaardig soort loft, met allerlei niveaus. Aan de ene kant staat er ook een enorm scherm, waarop allerlei dingen aan het flikkeren zijn. (Een soort NASA control centre of zo.) Je loopt een beetje verloren rond, probeert op allerlei plekjes sociaal wenselijk gedrag te vertonen in varianten van small talk. (De mensen die daar wonen zijn wel een beetje raar. De mensen met wie je gekomen bent ook, eigenlijk.) De vrouw des huizes (denk je toch) gaat ineens traag en zelfbewust voor je staan, kijkt je aan en vraagt dan (al is het meer zeggen dan vragen): “Mag ik u kussen?” Je mompelt iets, en ze gaat er voluit voor. (Je vraagt je af of je in die context het goede hebt gedaan, of je soepel genoeg – alsof je wist hoe dat moet – contact had gelegd met iedereen, of je geïnteresseerd genoeg was in alle verhalen – ook al had je geen idee wat er op dat grote scherm allemaal gebeurde – en dat soort dingen. En wat nu eigenlijk de meest aangewezen, vanuit het perspectief van het goede, vanzelfsprekend, reactie was geweest op de vrouw des huizes. Normaal deins je onmiddellijk terug wanneer iemand zoiets doet, in dit geval stond je daar heel rustig. Die kwesties gaan door je hoofd, in die ene seconde, in je droom.) Daarna gebeuren er nog allerlei andere dingen, die je je niet meer zo goed herinnert. In elk geval, verderop in je droom ben je weer buiten, loop je terug naar huis, en blijkt – weer maar eens! – dat je je schoenen kwijt bent. (Zou het niet een beetje onnozel zijn om terug te gaan en te vragen of je schoenen daar nog staan? En zou die vrouw dan niet kwaad worden?) Je stapt toch maar gewoon door. (Een soort metastem zegt: Jean, je weet toch al dat dat altijd gebeurt in je dromen, dat je je schoenen verliest, en je weet toch al dat straks waarschijnlijk de droom weer voorbij zal zijn en dat je je dus, rationeel gezien, niet te veel zorgen moet maken over een soort structureel en systemisch verdwijnen van je schoenen. De metastem wijst je nog op allerlei andere dingen die meer met die vrouw te maken hebben.) Je wordt wakker en je vraagt je af of je het goede gedaan hebt.
Het voordeel van al die onthechting is dat je elke dag weer opnieuw kunt beginnen met oefenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten