27 februari 2022

Hurt


De dagen. Soms verlang je alleen maar naar muziek, afgewisseld met stilte. Soms werkt de wereld niet echt mee.

De lijstjes voor de week. Wat je te doen hebt, je legt het in je hoofd netjes naast elkaar.

Zinnen en gedachten uit de vorige week blijven nog dicht bij je. Iets met de plaats zoeken waar je moet staan, iets met dankbaarheid, iets met wat je zou zeggen tegen je kinderen.

Tijdens het schrijven van de recensie merk je wat je van het boek vond. Het heen en weer mag ook in de woorden.

Je fietst naar het interview. Onderweg zwaai je even naar iemand die je al lang niet meer zag. (Je zou even willen kunnen stoppen om te vragen hoe het met haar gaat, maar je afspraak wacht op je.)

Het is een zoekend interview. De vragen helpen je te zoeken wat je zelf denkt. (Je probeer in je hoofd de dingen naast elkaar te leggen.)

Later die dag in de vergadering, op het scherm. (Er zijn manieren om een vergadering via het scherm goed te leiden, als je minder dimensies hebt. Zoals je ook op het theater je emoties en gebaren een beetje uitvergroot.)

De mevrouw in het kookprogramma, hoe ze beweegt. (Wat je haar zou vragen bij een koffietje.)

Tijdens de avondvergadering noteer je, voor het verslagje dat je later zult maken. (Misschien moet je proberen iets kleiner te schrijven, dichter bij elkaar, denk je. Het potlood ligt wel lekker in de hand.)

(Iemand komt in je droom. Je kijkt. Een toeschouwer in je eigen droom.)

Een overlegje over het rouwen. Je probeert traag te formuleren wat je denkt, de dingen naast elkaar leggend. Zo begrijp je wat je wilde zeggen.

De poetsmevrouw lijkt elke dag met meer plezier zingend door de gang te lopen.

Een andere dag. Je wordt wakker met het nieuws dat het onvoorstelbare is gebeurd. (Je probeert alleen daar te zijn in je hoofd. Het is of je lichaam het gewicht van de tijd draagt.)

(In je hoofd zat het lijstje voor de hele dag heel netjes. De dag loopt anders. Met alle dingen netjes naast elkaar zou het allemaal goed gelukt zijn. De dingen komen door elkaar, de hele tijd. Je volgt de dingen. Zo loopt de dag ook.)

(En iets beknelt je, zoals ongeveer telkens wanneer iets verschrikkelijks gebeurt. Zwijg even, denk je. Zwijg een dag lang, en kijk alleen maar, luister alleen maar. Probeer te voelen hoe vreselijk het is wat er gebeurt, hoe het moet zijn voor wie daar leeft. Met een zekere deemoed, of zoiets. Het doet pijn, de snelheid waarmee zoveel mensen, al binnen enkele uren allerlei verklaringen en schema’s klaar hebben. Het is waarschijnlijk veilig, als je iets in je hoofd direct kunt duiden, kun je het van je wegduwen. Als je jezelf kunt overtuigen dat je alles netjes gevat hebt in enkele woorden, raakt het je misschien niet, doet het je niet twijfelen, doet het niet te veel pijn. Het is zo obsceen soms. Net te snel, net te sluitend, net te grote woorden, en daarbij wel eens door elkaar halend wie verantwoordelijk is voor een acuut geval van grensoverschrijdend gedrag en wie het slachtoffer is. Alsof het reële lijden van anderen wordt gebruikt voor een eigen doel. Net te snel, al binnen enkele uren, de vraag stellen ‘wat dit betekent voor ons’. Het is allemaal begrijpelijk en relevant. Maar iets in je zou willen dat er eerst even een stilte is, even alleen maar kijken, even nog geen ego’s. En vanaf daarna, na zoveel uur of een dag, wil je ook alle beschouwingen, wil je iets begrijpen van de complexiteit, wil je zoeken waar je moet gaan staan, na eerst heel even zwijgen. Of zoiets.)

In de trein op weg naar die andere stad, naar je zus. Aan het station zoek je waar perron 31 is, voor de bus. De twee vrouwen die tegenover je komen zitten in de bus hebben een heel verhaal. Over hoe je best niet probeert op die wat hogere bank te klimmen op het moment dat de bus draait.

Het park met de beelden. (Je weet niet meer zeker hoe lang het geleden is dat je hier nog eens was. Je weet niet zeker of je je herinneringen mogelijk verwart met beelden die je zag over deze plek.) Het is druk in het café. Omringd door groepjes vrouwen die erg veel te bespreken hebben. Stil is het niet. De twee mannen die binnenkomen, laten meteen hun glazen vallen. Ze spatten in veel stukjes uiteen.

Die avond zit je in de schouwburg. Een mooi concert, met liedjes van een zanger die 90 zou zijn geweest ondertussen. Het raakt je allemaal heel erg. Dat ene nummer, Hurt, het komt bij de bisnummers. Het komt later in de nacht nog naar je terug, wanneer je even wakker ligt.

De volgende dag. Een vroege ochtendvergadering. Je loopt door de gang, de vergadering zal toch op het scherm zijn. (Het doet goed, ineens zoveel mensen zien, in alle dimensies. Je kunt het niet genoeg zeggen.)

Die avond, een fijn gesprek, met lekker eten. (De limoentaart had je nog niet geproefd.) Iets over onze dromen voor onze kinderen, en hoe we daarmee omgaan.

De volgende dag. Vooraf klopte het weer netjes, je lijstje. De dingen lopen anders, en het is ook goed.

Een mooi gesprek, misschien ook wel over onze dromen voor onze kinderen, en de plaats die we in de wereld te zoeken hebben, elke dag opnieuw.

’s Avonds zit je in het concert. Je bent een beetje moe, maar het strijkkwartet maakt mooie plekken. Alleen hier wil ik zijn nu, denk je. (Je bent niet echt bestand tegen de diepe klanken van de cello, die zomaar je huid raken. Je denkt aan de kinderen.)

Iets mag je omhullen, in de nacht.

Geen opmerkingen: