Het licht. Elke dag, het licht. Het blijft zomaar langer bij je. Elke dag weer ben je verbaasd. En ergens op de achtergrond is er de hele tijd die duisternis, die akelige bange man die alleen lijkt te gedijen in de nacht. Het is soms zo verwarrend. Hier ruik je hoe de seizoenen veranderen, zie je de bloemen in de bak op je terras. Daar regent het staal.
Een verhaal over tranen. En hoe je iemand zou kunnen wiegen. Tot het overgaat, en net iets langer nog. De dingen die je wel met je handen zou kunnen doen.
De mevrouw op het scherm. Het is zo eenvoudig, zo overzichtelijk. We hebben een opdracht voor jou, zou je dat willen doen? Ja, ze wil het graag doen. Ze zal iets maken dat mooi is, dat weet je al. (Even is het alsof je iets van dat gevoel zou willen vasthouden.)
De vergadering. Je probeert goed te luisteren. Je probeert concrete vragen te stellen. Op elke vraag lijkt een omwegantwoord te komen. Het is zo vermoeiend. Maar het komt wel goed, denk je.
Een andere dag. (Nog eens tegen de krant roepen. Het is zo vermoeiend. Maar misschien kun je het voorbij laten drijven.)
Je fietst naar de vergadering. De pijlen laten je een omwegje maken. Onder de brug wordt er aan het spoor gewerkt. Iets in wat je ziet, ontroert je. Alsof men zorgvuldig opnieuw een stevige bodem maakt, zodat de sporen zich goed gedragen kunnen voelen.
Je hoort de flessen rammelen in je fietstas. Je neemt de lege flessen mee binnen in de winkel, je komt met volle weer buiten. Het lijkt zo overzichtelijk.
Een ingewikkelde droom, ergens midden in de nacht. Het grote huis lijkt zo vol. Je zoekt naar een plekje waar je alleen kunt zijn, waar het stil wordt.
Een andere dag. Je geeft de opleiding, zoals je elke maand weer doet. Dingen die terugkomen, alsof het kleine seizoenen zijn. Je ziet de lange lijst van namen van de mensen aan de andere kant van het scherm. Het is alsof de hele wereld in dat rijtje namen huist. En elke naam zeg je even hardop, zodat je elk gezicht kunt zien.
(De tekst die je de volgende dag moet schrijven. Hij is nog in het duister van je hoofd, laat zich nog niet aanraken. Je weet al wel een beetje waar je naartoe getrokken wordt, zoals het elke keer weer gaat.)
(Misschien stapelt het zich al enkele dagen op in je lichaam. Je kijkt naar je handen.)
Het voelt een klein beetje als een oneigenlijke luxe, dat je je zomaar kunt neerleggen in de nacht. Ook al is je huid nog rusteloos, je kunt gewoon wachten tot de slaap komt. Je hoeft niet bang te wachten op het geluid van de sirenes. De kans is klein dat jouw huis er morgen niet meer is.
En het licht in de ochtend. Hoe het zomaar op jou lijkt te wachten, tot het zich gezien voelt.
De vergadering. Je ziet hen weer in het echt. Je zou willen vragen of je gewoon zou mogen kijken. Naar alle lijnen, heel traag.
Het is tijd om die tekst te schrijven. Daarnet, terwijl je door de stad liep, kwamen de woorden naar je hoofd, zag je die beelden ineens voor je. De tekst liet zich al aanraken. Iets over de oorlog. Iets over een droom. Je begint een beetje onzeker, zoals steeds, maar laat de tekst zichzelf schrijven. Je hebt alleen te volgen. (Misschien is er wel iets in de tekst dat velen zullen herkennen, je weet het niet.) Het schrijven raakt iets, ergens diep.
Je gaat op weg naar de bijeenkomst. Mensen zullen samenkomen aan de pui, omdat ze die oorlog niet willen. En ergens onderweg zijn er ineens alleen maar tranen. (Je bent zo eindeloos verdrietig, en zo eindeloos kwaad tegelijk.) Het stroomt, en lijkt niet te stoppen. Het is niet erg. Je staat tussen de anderen, je hebt geen zin om iets te zeggen. (Het gewicht van de tijd. Je begrijpt wat je net daarvoor zelf hebt geschreven.)
Het voelt goed om net daarna met je handen het eten te kunnen maken voor je gast van die avond. Het lijkt al zo lang geleden dat jullie nog eens een avond konden delen. Je bent blij haar te zien. Misschien heeft ze wel gelijk, dat de planten het overnemen in je huis. Het mag. Ze beschermen je, houden je warm en zacht. De verhalen krijgen alle tijd, en dat is goed. Het voelt goed, wat blijft in de tijd.
Het licht in de ochtend lijkt zo gulzig, het doet je goed.
Berichten gaan heen en weer. Je zult dichtbij blijven.
De zelfde mevrouw komt weer op het scherm. Ze was er bij het begin van de werkweek, ze is er bij het einde. Als een soort brug. Je hebt je huiswerk gemaakt voor haar. Ze kan aan de slag.
Je hebt zowat een hele wagon voor jou alleen. Je hebt geen zin in de kranten. Er is alleen het landschap, dat voorzichtig naar je kijkt.
Iets met fado, denk je. En Mafalda komt voorbij. Je herinnert je nog hoe ze op het podium stond, waar je zat in de zaal, wat er die avond gebeurde. Een zachte plek in je huid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten