12 maart 2022

Even verdwalen


Hoe de ene week in de andere schuift. Soms merk je het niet eens, verlies je iets van de tel. (Heb ik nu vorige week nieuwe scheermesjes genomen, of was het de week daarvoor?) (Wat nog goed scoort in de categorie relatief oplosbare en in wezen niet extreem levensbedreigende wereldproblemen.)

(In je agenda zien dat je naar een concert zou zijn geweest, als dat concert er zou zijn geweest. Pokey komt later nog wel een keer.)

Roepen tegen de ene krant, het wordt een vast ritueel. Merken hoe de andere krant je beter laat bewegen.

De oorlog gaat gewoon verder, ondertussen. (Hoe verwarrend het blijft voelen, gelukkig, dat je je heel even alleen maar afvraagt of de trein wel op tijd zal komen. Hoe willekeurig het lijkt, dat je hier in de wereld bent geworpen, en niet daar. Hoe je je oefent, in die verwarring.)

De man in het webinar, met zijn scherpe gelaatstrekken, zwart haar en die lichte zenuwtrek aan zijn oog. (Hoe hij zoveel marxisme nodig heeft om zoiets eenvoudigs te zeggen.)

Iets met een boot in je droom.

De meneer in de krantenwinkel ziet er ineens veel slanker uit zonder dat merkwaardige plastic masker. (Hij is wel trots op zijn baard, denk je.)

De eerste vergadering. Je bent zo trots. Je probeert iedereen een beetje te laten glimlachen. (Het is zo fijn dat zij er ook weer even bij is.) Dit is een plek, denk je.

De tweede vergadering. Een klein beetje opstandig en rusteloos. Je zou, eigenlijk, zoveel willen. (Je zou willen trekken en duwen. Niet zeuren, werken.) (Je beseft dat je steeds meer op iemand begint te lijken. Het is wel een beetje grappig, eigenlijk.) De dingen zullen wel. Hoop je.

De mevrouw in het programma heeft weer die licht droevige oogopslag. Soms roept ze hard, maar ze draagt een groot verdriet, ergens, denk je.

(Je valt in de nacht.)

(Net op dat moment wil je geen treinvertraging, denk je, de volgende ochtend. Je hebt al berichtjes gestuurd dat je mogelijk enkele minuten te laat zult zijn op je afspraak. En ze vond het niet erg, dus waarom zou je je druk maken? En toch zou je graag op tijd komen.)

Ze is blij je te zien, je bent blij haar te zien. Ook al is het maar voor even. Ze heeft net ruzie gemaakt aan de telefoon, zegt ze. Even zen, denk je, in de tijd die we hebben. Je zegt iets over zacht zijn en blijven, en hoe het niet elke dag gemakkelijk is.

De poetsmevrouw zwaait.

Je staat aan het station te wachten op je afspraak. De mevrouw op het busperron is bezig zichzelf een beetje te herschikken, met haar zonnebril, zodat ze helemaal omhuld wordt door de zon.

De afspraak is als een kleine oase in de drukke dag. Er is veel gember. Er is te weinig tijd.

Later ga je nog naar de truffelmeneer. Of er ook een witte bij mag? Een of twee? Het maakt niet uit, zeg je. Zoals steeds.

(’s Nachts denk je nog aan een sleeptouw.)

In de ochtend fiets je naar je eerste afspraak. Je zult er maar even kunnen blijven. Maar ze zijn blij dat je er bent.

De truffels zijn weer lekker, zeggen ze. (Er zijn jaarlijkse rituelen.) (Er zijn er ook dagelijkse, zoals dat alleen jij blijkbaar de koffie kunt zetten.)

(In je hoofd is er een lijstje met ‘we moeten nog eens koffie gaan drinken’. Je probeert ze allemaal te onthouden, en ook uit te voeren, besef je.) Je stuurt een bericht. We hadden afgesproken dat we, zullen we?

Soms wil je alleen maar gewoon rustig werken, denk je. (De dingen die je vorige nacht bedacht schrijf je uit.)

Op weg naar de trein zie je hen staan. (Voor jou zijn ze nog altijd je collega’s.) Het doet zo goed, even dag gaan zeggen. De trein die je wilde nemen heeft een vertraging, zodat je alsnog gewoon mee kunt.

De volgende ochtend. De mevrouw aan het onthaal laat je binnen. Heb je mijn stem goed gehoord, vraagt ze. Ja, zeg je. Je bent altijd blij haar te zien. En het lijkt alsof zij ook altijd blij als jij er bent.

De dag hapert soms een beetje. Je hebt zoveel te doen. De dingen die er zogenaamd even tussen komen lijken uit te vloeien. Het is alsof je je adem niet kunt volgen zoals je had gewild.

Bij het einde van de dag kun je nog niet naar huis, er is nog iets te doen, je moet nog blijven. Je loopt door de stad naar je afspraak. (Even is het er ineens weer. Even neemt angst je adem over, zoals het lang geleden soms gebeurde. Even verdwaal je in de tijd. Je kijkt ernaar, terwijl je verder loopt. Je adem zoekt zichzelf terug. Je handen worden langzaam weer warm.) Je komt aan bij je bestemming. Alles zal goed verlopen.

Het lijkt al zo laat wanneer je naar huis vertrekt. De metro zit vol met jonge mensen, ze gaan ongetwijfeld feesten. Voor hen is het nog vroeg. Ook de trein lijkt opgewekt. Op weg naar huis kijk je naar de mensen.

De nacht hapert een beetje.

(Ik moet hem nog een berichtje sturen, voor die koffie. Ik moet haar nog een berichtje sturen, voor dat afspreken dat we nog eens gingen doen.)

Je komt weer te vroeg bij de winkel aan, zoals elke week, telkens weer. Je kijkt naar de peren, legt er enkele in het zakje. Je vraagt je af welke appels je deze week zult nemen.

Geen opmerkingen: