27 maart 2022

De wafel


‘Het is fijn dat je even bij me komt zitten. Het is een mooie plek hier. Als je het landschap hier zo ziet, lijkt het zo vredig.’
‘Zo lijkt het ja. Het is natuurlijk niet zo. Het weet alles nog, en het draagt de littekens van de tijd. En soms is het landschap ook een schuldig landschap, zoals die Nederlandse schrijver dat omschreef.’
‘Soms verlang ik zo dat het stopt. Er lijkt soms zo’n keten van pijn in de tijd. En we proberen altijd om het beter te doen. En dat lukt een beetje, of soms heel veel. Maar soms zou ik gewoon willen dat het stopt, al die pijn. Ik weet dat alles veel ingewikkelder is dan zo’n simpele zin. Maar gewoon, dat. Soms wil ik dat hardop kunnen zeggen.’
‘Dat gevoel heb ik ook wel vaak. Ik kan het nooit zo goed benoemen als jij dat kunt, maar het is wel hetzelfde. Maar jij doet dat goed, heb ik altijd gevonden, je er niet bij neerleggen.’
‘Ik weet niet of dat zo is. Ik hoop het, maar ik weet het nooit.’
‘Ik weet het wel. En je dochter weet het ook.’
‘Soms ben ik zo kwaad en zo verdrietig tegelijk. En dan gaat het wel weer over. Het is zo groot allemaal, dat alles hier in me. Het verlangen.’
‘Het is wie jij bent, en het is mooi, ook.’
‘Soms, midden in de nacht, is er ook een verlangen naar troost. Alles lijkt dan ineens zo ver weg. En de volgende dag zie je dan beelden van iemand die cello zit te spelen, voor de ruïnes van wat huizen waren. Of dan hoor je op de radio een stukje van een cantate, of dat ene liedje dat je altijd doet wenen. En dan weet je dat dat er altijd zal zijn.’
‘Ik was vanmorgen in huis bezig. Een beetje opruimen. Een beetje rondhangen. Even naar de planten kijken. Even piano spelen. Een stukje in de krant lezen. En kijken naar de foto’s op de piano. En het werd rustig in mij.’
‘Het idee dat je daar naartoe kunt gaan, naar die plek. Dat is misschien al troost.’
‘Ja, dat denk ik wel.’
‘Vanmiddag zag ik die jongen. De zoon van een vriendin. Hij is al zo groot geworden ondertussen. Hij was een warme wafel aan het eten. En ik vroeg hem of ze even lekker smaakte als ze rook vooraf. En hij zei ja. En ik dacht: dit is het mooiste moment van de dag.’
‘Ik zie het helemaal voor me. Ook hoe jij daar staat om het hem te vragen. Een beetje verlegen omdat je zo groot bent.’
‘Ja, soms wel.’
‘Als je hier zit, is het alsof je kunt zien en ruiken dat het seizoen aan het veranderen is. Het aarzelt nog een beetje. Het lijkt warmer dan het is. Het kan koud zijn in de schaduw, en daarna voel je ineens die zon die zo hevig je huid aanraakt.’
‘Net voor je hier was, zat ik te denken aan mensen die ik ondertussen al lang ken en die me om allerlei redenen erg dierbaar zijn. Enkelen van hen zag ik de voorbije dagen. Misschien ligt het aan het licht, ik weet het niet. Maar het was alsof ik veel meer zag. Ik zag ogen die me ooit deden smelten. Ik zag een beweging van een hand die ik me altijd heb herinnerd. Ik hoorde iemand iets vertellen, en het voelde als thuiskomen. Ik zag dat wat gebleven is en dat wat veranderd is. En het was alsof die dingen tegen mij zegden dat ik erbij was, toen, ooit. Dat het echt was, toen, ooit. Het heeft ook iets met die seizoenen te maken, al weet ik niet wat.’
‘En jij bent ook in de anderen.’
‘Dat weet je nooit, denk ik, wie je bent in de anderen.’
‘Ik denk het wel. Je ziet het alleen niet.’
‘Ik oefen nog elke dag een beetje.’
‘Soms zou ik willen weten wat een boom denkt, zo net voor de bladeren beginnen te komen. Bij die boom zie je ze al, bij die andere nog niet. Die is iets later. Ik heb altijd het beeld gehad dat je veel moed nodig hebt voor de winter. Je moet iets uit handen geven, en je weet niet of je heel aan de andere kant zult terechtkomen. Misschien is een boom wel een beetje bang voor de lente.’
‘Bang voor de lente in zichzelf.’
‘Ja, zoiets.’
‘Misschien is er zo’n moment tussen het ene en het andere, een heel klein niemandsland. Zoals wanneer je met de schommel even in de lucht blijft hangen, in gewichtloosheid, voor je weer naar beneden gaat. Misschien is dat moment het spannendst.’
‘Zullen we het even vragen aan de bomen?’
‘Ja.’

Geen opmerkingen: