14 april 2024

Ze zijn er


Een nieuwe week. (Ergens onderhuids is er iets onrustig, alsof je alleen bent.)

Aan het loket. Je hebt nieuwe vuilniszakjes nodig. De kleine gft-zakjes zijn moeilijk eenduidig te beschrijven qua kleur. Je zegt aan de mevrouw dat je niet weet of je ze wittig groen of groenig wit zou moeten noemen. Ze zegt dat zij en haar collega’s het meestal hebben over lichtgroene zakjes. Sommige problemen zijn goed oplosbaar, denk je.

Voor je verder werkt, maak je eerst het deeg voor die avond. In het kookboek staat dat het de bedoeling is dat het deeg plakkerig is. (Het is een beetje next level, qua plakkerigheid, denk je.)

De pizza staat in de oven. (Die baktijd in het kookboek klopt ook niet helemaal, denk je.) Ze komen binnen. Het huis lijkt ook zin te hebben bezoek. Je zet de bakplaat op tafel. (Foto maken!) Het is eigenlijk wel lekker, denk je. Mooie gesprekken bewegen heen en weer.

Een andere dag. De dag mag gewoon gevuld worden met alles wat je te doen hebt, rustig, het ene ding na het andere.

(Iets onderhuids, het zal er nog even zijn.) (Je herkent dit gevoel.)

Je denkt aan verhalen, je kijkt, je wacht.

Een andere dag. De kinesiste ontdeukt je lichaam.

Op weg naar je bezoek. (Dit station heeft altijd een bijzondere betekenis voor je gehad, denk je. Vaak onderweg, soms bestemming.)

Je loopt door de stad. Het is zonnig en tegelijk fris net uit de zon. Je belt aan, een hond begint meteen te blaffen. Ze doet open. (De hond blijkt van het enigszins bange type te zijn, staat vanop een afstandje nog wat te blaffen, even.)

Een mooi gesprek. (De hond lijkt je al te kennen ondertussen, voelt al geen behoefte meer om te blaffen blijkbaar. Misschien ben je ongevaarlijk.)

Die avond. (Het moment is daar, dus.) Even lijkt het of er niemand zal komen, tot ze ineens allemaal binnenkomen. Samen met een ander doe je het hele verhaal, over een zonnedak en laadpalen. De vragen en opmerkingen gaan heen weer, enkele uren lang. (Sommigen zeggen weinig, maar komen je nadien bedanken. Anderen zeggen veel.) Het is voorbij, je loopt weer naar huis.

(Die nacht beweegt alles nog door je heen. Dat wat je huid zei, al enkele dagen. Een stem zegt iets over hier en nu, en wat je toch maar weer deed. Iets is eenzaam, maar het is goed. De nacht is geduldig.)

De volgende ochtend, je wacht op de bus, voor het bedrijfsbezoek. Een vriend komt de helling op gefietst, hij is een beetje buiten adem. Daar komt de bus al. (Je grootste zorg is straks die vreselijke steenweg over moeten steken.)

Het bezoek ontroert je erg. Je loopt door de grote hallen. Hier zijn mensen kleren aan het sorteren. Dit mag weg, dat kan straks nog in de kringwinkel verkocht worden. Daar zijn mensen koelkasten aan het repareren.

Na het bezoek nog even naar het werk. Het is goed om ook nog even daar te zijn. (Misschien beweeg je graag tussen enkele ankerpunten.) (Iets zal onderhuids nog even blijven, nog een week, denk je.)

Die avond. Er is veel volk voor de boekvoorstelling, je zit achteraan te luisteren. De auteur noemt jouw naam in zijn toelichting, een herinnering uit 1995.

Een andere dag. Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar. (Een ritme.)

Je vertrekt op tijd weer, je wilt nog even thuis zijn, voor je weer zult vertrekken. (Een ritme, een ritueel.)

Die avond. Je loopt door de grote stad. Er zijn zoveel toeristen, ze slenteren.

Je zit klaar in de sofa, de jongeren nemen plaats. (Je roept even dat het zal beginnen, iedereen zwijgt meteen. Hoe komt dat toch, dat dat bij jou altijd lukt?) Je vertelt over je boek. (Je bent een klein beetje bang dat je vermoeidheid tussen jou en de Engelse woorden zal komen, maar het valt mee.) Doe maar, denk je, ga daar maar staan. Ze zijn er. Het is helemaal veilig. Ze luisteren heel intens, komen je nadien dingen vertellen, komen je bedanken. Je hoort mooie woorden, iemand die je vertelt dat jouw boek iets veranderde voor haar, iets over hoop en mildheid. (Je kunt aan hen niet zeggen hoezeer het je ontroert, dat ze zomaar luisteren, dat ze je zeggen dat jouw woorden iets voor hen betekenen, dat ze zeggen dat jij woorden vond voor wat zij al lang voelden.) (Ook dit blijft onderhuids, nog enkele dagen, weet je.) Op weg terug naar de trein komen de tranen.

Je gaat nog even langs bij een verjaardagsfeestje.

(Die nacht bewegen de dingen door je lichaam. In etappes.)

Een andere dag.

Uren op stap, om affiches te plakken op die hoge borden. Je leert iets, over mascarponelijm en over scheurtjes.

Die avond. Je luistert naar het sofagesprek. (Je bent moe, je rug loeit.) Het gesprek ontroert je, op een zachte manier, als in voorzichtige bewegingen. (Je wilt ook graag thuis zijn, alleen, het is tijd, denk je.)

Een andere dag.

Nog even op stap, de laatste affiches. Dan weer thuis, alleen. Het zondagverlangen mag komen. Toch nog even poetsen, al is het maar een beetje. Dan de rest van de dag. (Ritme. Melancholie.)

Je ziet de dingen bewegen.

Geen opmerkingen: